02.07.07

RUDOLF SCHOCK: TENOR & VERTOLKER (3)

Rudolf Schock: tenor en vertolker (3)

Concert-tv-optreden 1965 Jocelyn (Godard) en Tosca (Puccini):



















In de loop van de jaren 60 ontstond onder muziekcritici de gewoonte de toen al ruim 30 jaar actieve Rudolf Schock met de in 1966 tragisch omgekomen (ook Duitse) tenor Fritz Wunderlich te vergelijken.
Hoewel dit de laatste jaren minder gebeurt, lijkt het mij toch raadzaam te beargumenteren, dat een vergelijking tussen de twee zangers mank gaat.

RUDOLF SCHOCK en FRITZ WUNDERLICH
Feit is, dat voor een groot muziekpubliek vandaag de dag Fritz Wunderlich een onomstreden zangerslegende is en misschien zelfs de allerbelangrijkste tenor van na de 2e wereldoorlog. Begin jaren zestig wordt Wunderlich bekend bij een breder publiek door zijn medewerking aan tv-operettes van regisseur Kurt Wilhelm. Acteurs spelen de rollen en de zangers komen niet in beeld, maar Fritz Wunderlich valt op door zijn buitengewoon mooie stem.
EMI (Electrola) produceert oktober 1959 op LP een uitgebreide selectie uit de operette "Der Bettelstudent" met de 44-jarige Schock en de 29-jarige Wunderlich in de hoofdrollen. Een jaar later zijn ze op de plaat weer samen in fragmenten uit de Johann Strauss-operette "Eine Nacht in Venedig" en in 1961 zingen ze hoofdrollen in een complete opname van "Der fliegende Holländer" van Richard Wagner met Dietrich Fischer-Dieskau in de titelrol.
Na 1961 nemen Wunderlichs naam en faam een grote vlucht.

Maar dan - in 1966 - wordt de muziekwereld opgeschrikt door het ontstellende bericht: Fritz Wunderlich is (naar verluidt: door de val van een trap in het huis van de bas Gottlob Frick) dodelijk verongelukt. Op dat moment is het begrijpelijk, dat een legende ontstaat: Een jonge, prachtige zanger, die schitterde in allerlei opera's, in operettes furore had gemaakt en ook voor liederen van o.a. Schubert een uitzonderlijk talent demonstreerde, was veel te vroeg gestorven. Hoeveel schoonheid had deze stem niet nog kunnen schenken aan de muzikale wereld! En de fantasie deed de rest. Eigenlijk onttrok Wunderlich zich vanaf dit moment aan elke aardse kritiek.

Fritz Wunderlich was zonder enig voorbehoud een groot én veelzijdig zanger, die o.a. Mozart volmaakt zong. Bijv. zijn Bildnis-aria uit de "Die Zauberflöte" torent als een paleis in de hemel. Rudolf Schock benadert Mozart doorgaans heldischer en aardser. In bijv. "Don Giovanni" klinkt de grote aria van een nadrukkelijk mannelijke Don Ottavio ("Il mio tesoro") heftiger dan bij welke Mozarttenor ook. Het hemelse abstracte bewaart hij voor een aria als "Der Odem der Liebe" uit "Cosi fan tutte".

Maar wat valt er verder te vergelijken? En als men toch een poging wil doen, moet men dan niet uitgangsposities, achtergronden e.d. daarbij betrekken?

Fritz Wunderlich was nog net geen 36 jaar oud en vocaal in topvorm, toen hij stierf. De grammofoonplaat had hem ongeveer zeven jaar daarvoor ontdekt en de media waren in die jaren op volle kracht actief.

Rudolf Schock was augustus 1951 nog net geen 36 jaar oud. Ongeveer zeven jaar daarvoor was hij nog soldaat in de 2e wereldoorlog. Vocht hij bij Stalingrad en nam hij deel aan het Ardennenoffensief. Pas in 1947 (op 32-jarige leeftijd, wat tamelijk laat is om nog een grote zangerscarrière te beginnen) mocht hij bij een opkrabbelende platenindustie voorzingen. In 1950 en 1951 was hij als lyrisch tenor vocaal eveneens in topvorm, wat door het in de afgelopen 20 jaar voor het eerst uitgebrachte radio-opnamen van die tijd wordt gedocumenteerd.
In de loop van 1954 (Schock is al bijna veertig) komt het maken van nieuwe plaatopnamen pas echt op gang. En die activiteiten lopen dan dertig jaar door, tot in 1983.

Het vergelijken van de jeugdige Wunderlich in de jaren zestig met de middelbare Schock in die zelfde periode of zelfs later doet geen recht aan Schock en dan is het inderdaad nodig om met Gerald Köhler van de universiteit Keulen te zeggen: "Schock moet in bescherming genomen worden tegen te vlotte kritieken en een oppervlakkige classificatie".

1959 - 1969
In de loop van 1959 lijkt de stem van Rudolf Schock wat stroever te gaan klinken. Het hoogste register kost meer moeite. De Nederlandse opera-criticus Leo Riemens betitelt zijn zang in Tosca-fragmenten als "wagneriaans"  Maar de Duitse muziekcriticus Friedrich Herzfeld (zie verder in dit artikel) stelt vast, dat Rudolf Schock in een selectie uit de Franse opera "Wenn ich König wär" (1961) verrukkelijk zingt en droomt, dat hij voor de rol van de verliefde visser "als geschapen" is, maar ook, dat hij wel enige moeite heeft met de topnoten.
Vrij naar voornoemde Gerald Köhler: Schock reageert op een stemcrisis aan het begin van de jaren zestig als volgt: Hij bouwt zijn loopbaan aan de grote operatheaters tamelijk snel af en richt zich vanaf nu vooral ook op de kunst van het zogeheten 'lichte': van de operette (o.a. nauwe samenwerking met de componist Robert Stolz), van het volkslied, van het 'Unterhaltungslied' en het 'chanson'.

Rudolf Schock "wisselt eenvoudigweg van troon" (Klaus Geitel). Hij neemt  afstand van het grote operapubliek, maar zingt nog wel operarollen in kleinere theaters. In de concertzalen treedt hij onafgebroken op met liederen, opera- en operettearia's. Köhler: "Hij trekt zich terug op  z ij n  publiek. In de opnamestudio plaatst hij (Als het ware weer van voren af aan - KdL) de microfoon tussen tussen zichzelf en zijn luisterpubliek.......De microfoon als een fijngevoelig oor, waardoor zijn mezza-voce en de kleine, fijne klank- en tekstnuances bijzonder goed tot hun recht komen". De televisie stelt de  populaire zanger bovendien graag in de gelegenheid zijn loopbaan van het witte doek op het beeldscherm in de huiskamers van een miljoenenpubliek voort te zetten.
A
l met al spreidt hij in de jaren zestig een welhaast nog grotere veelzijdigheid ten toon. In nauw overleg met zijn vaste platenproducent door de jaren heen (Fritz Ganss) zingt hij op het nieuwe klassiele muziek-label 'Eurodisc' vrijwel het gehele (min of meer gangbare) operette-repertoire (ten dele) opnieuw in. Anders dan bij EMI worden nu ook complete operettes vastgelegd (o.a. van Johann Strauss en Franz Lehár). Daarnaast zijn veel platen bijna muzikale samenvattingen van operettes, die tot dat moment nog nooit zo volledig uitgegeven werden (bijv."Der Vetter aus Dingsda", "Polenblut", "Schwarzwaldmädl", "Zigeunerliebe", "Die Zirkusprinzessin"). Dirigenten zijn Robert Stolz en de in het operettegenre ervaren Werner Schmidt-Boelcke. Partners: Erika Köth, Margit Schramm, Renate Holm, Hilde Güden, Wilma Lipp, Eberhard Wächter, Benno Kusche, Fritz Ollendorff e.v.a. De grote opera-selecties van EMI worden uitgebreid met nieuwe uitgaven in luxe-bezetting ( "Faust", "Der Wildschütz", "Undine", "La Forza del Destino", "Die verkaufte Braut" enz.). Ook verschijnen er nieuwe complete opera's: "Tiefland", "Cavalleria Rusticana", "L'elisir d'amore" en (voor de 2e keer) "Der Freischütz".
Voorts zet Rudolf Schock het sinds de 2e wereldoorlog tamelijk verwaarloosde volkslied weer op de kaart, in zijn geval dus op de plaat. Daarbij gaat het al snel om zo'n tien albums. Op zes elpees zingt Schock ook veelal nog niet door hem opgenomen liederen van Schubert, Schumann, Brahms, Loewe, Strauss (Richard) en Dvorák.

In al deze muziekgenres profiteert hij van zijn rijping als kunstenaar en mens. In het hoogste stemregister moet hij weliswaar af en toe forceren, maar het hogere middenregister (in zijn biografie merkt Schock op, dat dit register altijd al het allermooist werd gevonden) is nog altijd van overrompelende schoonheid. Eveneens onaangetast blijven charme, charisma, flair, muzikaliteit, overtuigingskracht, superieure tekstbehandeling en boven alles de natuurlijke eenvoud van zijn voordracht. Deze combinatie van eigenschappen is het, die Thomas Voigt zich recent doet afvragen: "Hoeveel zangers zijn er geweest, die hun kwaliteiten, die met de jaren minder werden, zo goed wisten te compenseren als Rudolf Schock in de jaren zestig?"

De indruk ontstaat, dat zijn stem lager wordt. Het baritonale was er al geruime tijd. In de muziekpers word hier en daar de mogelijkheid geopperd, dat Rudolf Schock eigenlijk een hoge bariton zou zijn. Harold Byrnes (een Amerikaanse vriend van Rudolf Schock in de Berlijnse jaren direct na de oorlog) vertelt kort voor zijn dood (1998), dat Schock in het midden van de jaren zestig aanbiedingen zou hebben gekregen grote baritonpartijen in belangrijke operatheaters te zingen. Schock zou echter met beslistheid (om m.i. begrijpelijke redenen) hebben geweigerd.

Maart 1967 beleef ik hem na 10 jaar weer in Rotterdam. Dit keer niet tussen de papegaaien en de slangen van Diergaarde Blijdorp, maar in het op dat moment nieuwe concertgebouw in het centrum van de stad (De Doelen). Kort daarna hoor en zie ik hem met hetzelfde programma op tv vanuit het Concertgebouw
in Amsterdam. Robert Stolz dirigeert. Margit Schramm en Rudolf Schock zingen. Het programma bestaat uit operette (Leo Riemens roept enthousiast uit: "Eindelijk kunnen we de man eens ZIEN zingen!"). Aan de hand van een paar citaten uit drie kranten van destijds valt op te maken hoe die "Abende in Wien" ontvangen werden:

"Grandioos Weens festijd met 's werelds grootste operette-sterren.....zo overtuigend, dat zelfs de meest nuchtere muziekliefhebber zijn wellicht in theorie aanwezige bezwaren tegen sentimentaliteiten vergat.....laaiend enthousiasme en ovaties, zoals die zelden in een concertzaal voorkomen....het meeste succes oogste Rudolf Schock met "Dein ist mein ganzes Herz", dat gebisseerd werd en de tweede keer nog gevoeliger klonk...deze zanger weet inderdaad alle mogelijkheden van zijn stem uit te buiten".

"Tot de laatste plaats bezette grote zaal......langdurige ovatie...welverdiende hulde aan de 86-jarige Robert Stolz, de laatste nog in leven zijnde grootmeester van de Weense operette....Margit Schramm kan alle finesses van deze muziek etaleren.... wat zijn dit eigenlijk muzikale juweeltjes!.....Schramm warme, volle sopraan, acteertalent, aangename verschijning....nog groter was het succes van Rudolf Schock, die metterdaad de opvolger van Richard Tauber is..... tussen zijn vertolking van "O, Mädchen, mein Mädchen" en die van Tauber hoort men vrijwel geen verschil, zij het dat Schock het eigenlijk sympathieker verklankt, omdat hij wars is van de zelfingenomenheid die bij de man, voor wie Lehár dit lied schreef, wel eens wat irriterend kon zijn".

"De ovaties waren niet van de lucht...jeugdige gloed van Stolz...aan de tempi werd nooit door de meester getrokken....het eerlijke sentiment pur sang....ovaties golden evenzeer het optreden van Rudolf Schock, die zich met zijn soepele, glanzende tenorstem enkele falseteffecten veroorloofde, die karakteristiek zijn voor deze muziek...de zangstijl en voordracht van Margit Schramm zijn hiervoor zo mogelijk nog meer geëigend, al prefereren wij uit artistieke overwegingen het zingen en de expressiviteit van de beroemde tenor".

Persoonlijk was ik even diep onder de indruk van deze avonden in Rotterdam en Amsterdam. Schock zong inderdaad de sterren van de hemel. En "O, Mädchen. mein Mädchen" heb ik van Schock nooit mooier gehoord dan op die avonden, zelfs niet op de plaat.

1969 - 1986
In 1969 overleeft Rudolf Schock een hartaanval. Dat jaar is hij vanzelfsprekend niet in staat naar Nederland te komen, waar hij sinds maart 1967 dan al weer tweemaal tijdens "Abend in Wien"-concerten heeft gezongen (september 1967 en 1968). In het begin van de jaren zeventig hervat hij zijn medewerking aan deze concerten (onder dirigenten als Willi Boskovsky en componist Nico Dostal), die dan jaarlijks worden voortgezet tot en met september 1985.

Rudolf Schock zingt in 1970 voor de grammofoonplaat Schubert's "Winterreise" . Op een ander album staan "Unterhaltungslieder", die door verschillende componisten speciaal voor hem gecomponeerd zijn. De grote operetteopnamen-serie is nu vrijwel afgesloten. Het accent komt nu op volksliederen en 'chansons' te liggen. De mogelijkheden van de stem nemen af, maar Schock blijft "compenseren" (Voigt) en imponeren (o.a. aan de Weense Volksoper in "Der Evangelimann" ). Een selectie uit "Das Dreimäderlhaus"
(1974) geeft Schock alle gelegenheid heel klein en fijn de vele mogelijkheden van de opnamemicrofoon én de muziek van Schubert te benutten. In dat zelfde jaar hoor ik hem in de Rotterdamse Schouwburg live in deze Schubert-operette. Als Schock direct al in het begin "Leise flehen meine Lieder" zingt, besef je ineens wat verstilling is. Je kunt een speld horen vallen, het lijkt alsof alle toeschouwers de adem inhouden en zijn stem brandt je hart in. Later is er nog zo'n moment als de zanger zich aan de "holde Kunst" wijdt oftewel het lied "An die Musik" zingt. Tijdens de "Abend in Wien"-concerten valt het mij telkens weer op, dat Rudolf Schock vooral na de pauze eventuele vooroordelen wegzingt. Ik herinner mij nog in 1984 een indrukwekkend expressief "Komm Zigany" en ik hoor nog het buiten zinnen geraakte publiek. September 1985 (Schock is 70 jaar) lukt hem het "Wolgalied" zo goed, dat hij het van de zaal (en dat gaat dan 'in pianissimo') moet bisseren.

Een glans van muzikale grootheid blijft als een prachtige operamantel tot en met zijn laatste concert (9 november 1986 bij Düren) om hem heen hangen. Drie dagen later krijgt hij opnieuw een hartaanval. De tenor Rudolf Schock overlijdt op de avond van 12 november 1986.

Literatuur over Rudolf Schock
Natuurlijk verschijnt de naam van Rudolf Schock veelvuldig op internet en in allerlei naslagwerken, die op de een of andere manier over opera, operette en muziek in het algemeen gaan.

Daarnaast zijn er vanzelfsprekend de vele teksten in 'booklets' bij CDs en vooral de laatste jaren geven die teksten meer inzicht in het kunstenaarsschap van de tenor.
Bijvoorbeeld die van Thomas Voigt bij een compilatie van EMI/Warner-operetteopnamen ('Rudolf Schock - Champagner-Operetten') en operafragmenten uit Adam's 'Wenn ich König wär' (ook EMI/Warner).
Voigt, oud-hoofdredacteur van het muziektijdschrift 'Fonoforum', slaagt erin ver boven het gewone PR-verhaaltje uit te stijgen en met voldoende objectiviteit Schock's zangerscapaciteiten recht te doen.
Rico Leitner (bij het prachtige CD-portret 'Der grosse lyrische Tenor' op het label RELIEF onder bestelnummer CR 3001) bestrijdt met argumenten het feit, dat Rudolf Schock nogal eens volkomen onjuist wordt beoordeeld.

RUDOLF SCHOCK's (grote) BIOGRAFIE en DISCOGRAFIE
























Centraal staan Schocks herinneringen, die onder de titel "Ach, ich hab' in meinem Herzen..." (ISBN 3-7766-1363-7), opgetekend door Rolf Ulrici, in 1985 verschenen. De biografie was in het Duitse taalgebied van de jaren 80 een beststeller. Het boek werd dan ook meerdere malen herdrukt. De bijlage achterin is muziekhistorisch van nog meer betekenis. Daarin wordt 90 bladzijden lang een uitvoerig overzicht gegeven van (bijna) alles, wat Schock op toneel, concertpodia, in de media en bovenal op geluidsdrager heeft gepresteerd. In de latere pocketversie van de biografie ontbreekt die bijlage helaas.

RUDOLF SCHOCK's (kleine) BIOGRAFIE




















In 1962 is er onder de niet onverwachte titel "Rudolf Schock" een beknopte biografie verschenen, geschreven door de toentertijd bekende muziekcriticus Friedrich Herzfeld. Er stonden mooie zwart-wit foto's in en een summiere Electrola-discografie.

Familieroman 'UNSER LEBEN FÜR SCHOCK'























Mei 1986 (Zou Schock dit boek nog gelezen hebben?) ziet een "heiterer Familienroman" van Ralf Krüger het levenslicht met als titel: "Unser Leben für Schock" (780-ISBN 3 499 15750 0). Dt boek over een Berlijns gezin gedurende de periode 1945 - 1980 laat zich lezen als een sympathieke echo van de meer lichtvoetige romans van Hans Fallada uit de jaren 30. Vader en moeder Krüger (ouders van de schrijver?) dwepen met Rudolf Schock en deze wordt tot alles beheersend familieidool.
Het interessantst is echter, dat de roman een waarheidsgetrouwe beschrijving biedt van de immense populariteit van Rudolf Schock in de vorige eeuw. Bovendien worden de fans mild geconfronteerd met hun "Schockverslaving"!

(Charlotte Hofmann-Hege publiceert in de jaren 90 (ik heb een exemplaar van de 5e oplage uit 2000) een soort streekroman onder de titel "Alle Tage ist kein Sonntag" (ISBN 3 89808 299 7). De ondertitel luidt: "Das Geheimnis um Rudolf Schock und die Schlossmagd". Deze 'Schlossmagd' : Lina Brandt, een groot bewonderaarster van Schock, overleed in 1990 op 97-jarige leeftijd. Als een van de mooiste herinneringen van haar leven koestert zij het bezoek, dat Rudolf Schock in nov. 1976 aan haar bracht.

CATALOGUS bij de tentoonstelling 'RUDOLF SCHOCK & DIE ROELENS' 



















Deze catalogus, uitgegeven door de 'Theaterwissenschaftliche Sammlung' van de Keulse universiteit (ISBN 3-931691-40-3) bij een tentoonstelling t.g.v. de negentigste geboortedag van Rudolf Schock, is een ongewoon eerbetoon aan Rudolf Schock met veel foto's en zeer informatieve tekstbijdragen. Een aantal rollenfoto's zullen voor velen nieuw zijn. Daarnaast zijn er 'snapshots' van een (mogelijk te) trouwe fan, die gedurende de periode 1954 - 1964 Schock, zijn gezin, familie en vriendenkring in huiselijke beelden vastlegd heeft.
Het essay van Gerald Köhler vind ik één van de passendste beschrijvingen van leven, stem en imago van Rudolf Schock.
Torsten Schmidt analyseert handel en wandel van de Schock-fans vanaf 1953/54 en hoe de zanger daarmee omging.
Ook staat er van Rudolf Schock een levensloop in, die beknopt een ongelooflijk druk bezet en zwaar zangersleven voortreffelijk samenvat (let op de allerlaatste foto achterin!)

Rudolf Schock op internet

We klikken Google aan en dan Rudolf Schock: Nu eens ruim 100.000 hits, dan weer ruim 400.000! Hoewel: daar is een jurist bij, die ook Rudolf Schock heet en er is van alles van de badkamer-Schock. Die badkamers zijn overigens wel met de tenor in verband te brengen. Immers: er wordt in zulke vertrekken heel wat afgezongen.
Beperken wij ons echt tot de zanger, dan zijn er natuurlijk Wikipedia-achtige artikelen en ontelbare aanbiedingen van oude grammofoonplaten, die natuurlijk allemaal "in perfecte staat en als nieuw zijn" en via postorderbedrijven van CDs en Mp3-opnamen. Verder vinden we op allerhand muzieksites - naast talrijke mogelijkheden Schock-opnamen te downloaden - vele goed gefundeerde en een enkele keer ook al te snelle meningen over de tenor. Interessant kan het zijn via Google de naam 'Rudolf Schock' aan de naam van een componist of zangcollega te koppelen. Dan zijn er opeens weer andere links. Ook de variant 'Rudolph Schock' kan tot ontdekkingen leiden.


HIERONDER 2 SITES UIT HET INTERNET-AANBOD:

1) http://www.rudolfschock.nl

Indrukwekkend is de Rudolf Schock-site van Rob van Brink.
Deze site wil een eerbetoon zijn aan de beroemde zanger en maakt dat ook waar.
Rob van Brink publiceert teksten en foto's o.a. uit privé-archieven, uitvoerige overzichten overzichten van wat de zanger op geluidsdrager heeft vastgelegd, een gedetailleerde inventarisatie van Schocks leven & werk en massa's reacties van zangpartners, interviews, artikelen, kritieken, concertverslagen van fans en relevante verwijzingen naar andere sites.
Dit alles is op overzichtelijke wijze gegroepeerd. Belangstellenden - ze komen uit de gehele wereld! - kunnen hier van alles van hun gading vinden en op eigen wijze hergroeperen , waardoor een grote en rijke verscheidenheid aan inzichten met betrekking tot de zanger ontstaat.

Opmerkelijk is, dat het om een N e d e r l a n d s e site gaat en niet om een Duitse of Duitstalige (veel teksten op de site zijn overigens Duits).
En voor we nu roepen: een profeet wordt in eigen land niet geëerd, maak ik erop attent, dat daar tegenover staat, dat Nederland geen Rudolf Schockstraat kent, zoals Duisburg, de stad waar Rudolf Schock geboren is, geen Rudolf Schockplein, zoals Düren, waar Schock woonde en stierf en geen Rudolf Schock (wandel)pad, zoals het Oostenrijkse Tirol.

2) 'YouTube' met o.a. vele 'KUNSTLIEDER'!

"Schockvereerders" en muziekliefhebbers in het algemeen plaatsten sinds de herfst van 2007 vele opnamen van Rudolf Schock op 'YouTube'. Het gaat daarbij o.a. om integrale opera's en operettes, maar ook om complete bioscoopfilms.

Maar bijzonder verheugend is, dat daar nu EINDELIJK ook een groot gedeelte van Schock's 'Kunstlieder'-repertoire te beluisteren valt! Van Franz Schubert tot Robert Schumann en van Richard Strauss tot Hugo Wolf!
Het is zeer verhelderend, de positieve reacties van YouTube-bezoekers te lezen, die nog nooit van Rudolf Schock gehoord hebben.
Het internet-adres is: http://www.youtube.com/, en u/je hoeft alleen maar de naam 'Rudolf Schock' als zoekopdracht in te tikken.
 
Krijn de Lege, juli 2007/22.3.2014

12.06.07

RUDOLF SCHOCK: TENOR & DARSTELLER (2)

Rudolf Schock: Tenor und Darsteller (2)

2CD-RELIEF CR 3001























Nach dem äusserst erfolgreichen Tauber/Schockfilm 'Du bist die Welt für mich' (1953/1954) ist Rudolf Schock über Nacht in breiten Schichten der Bevölkerung bis weit über die Grenzen seiner Heimat bekannt und berühmt.

Neben seinen vielen Aktivitäten auf internationalen Opernbühnen, in den Schallplattenstudios und auf der Kinoleinwand präsentiert er sich in den Konzertsälen nachdrücklich auch als Sänger von Liedern von Schubert, Schumann, Brahms, Strauss (Richard) und Wolf. Erst im Laufe des zweiten Teils dieser Konzertabende singt er einige Opernarien und schließlich - "wenn die Kritiker nach Hause sind", wie er 1957 zu einem niederländischen Journalisten sagt - wartet er mit Operettenliedern und Filmerfolgen auf.

Während der Auftritte bestürmen Jugendliche das Podium (Wir reden von der Glanzzeit des Rock & Rolls mit Bill Haley und Elvis Presley!), und nach dem Konzert stellt er sich noch lange seinen Fans zur Verfügung, wobei er Autogramme gibt. Meine kleine Schwester und ich stellten uns am 1. November 1957 in der 'Rivièrahalle' des Rotterdamer Tiergartens auch - nervös und demütig - in einer langen Reihe auf.

Hierunter folgt die Übersetzung eines Zeitungsartikels, der im niederländischen Text abgedruckt steht:

1.11.1957

"Jugendliche benahmen sich schlecht

VORTREFFLICHER GESANG VON RUDOLF SCHOCK

Wir würden grossen Wert darauflegen, wenn der deutsche Tenor Rudolf Schock noch einmal nach Rotterdam zurückkehren würde. Denn, so hoffen wir, vielleicht bekommen wir dann die Gelegenheit, ihn ruhig anzuhören und zu beurteilen. Gesternabend war das eigentlich nicht möglich. Horden von Jugendlichen stürmten während des Recitals dann und wann wie aufgescheuchte,wilde Tiere zum Podium, um Briefchen darauf zu schmeissen. Andere baten um Autogrammme, gerade in dem Augenblick, da Schock im Begriff war, zu singen.

Der liebe Mann konnte nicht einmal nach dem Konzert dem Publikum danken für die Ovation, die Ihm dargebracht wurde. Aufseher und Feuerwehrleute mussten, um Schlimmeres zu verhüten, ihm dabei helfen, das Podium zu verlassen. Dass eine solche an Hysterie grenzende Begeisterung der Konzentration eines Künstlers nicht förderlich ist, brauchen wir hier nicht zu erörtern. Vielleicht konnte die Unordnung zum Teil auch der Programmgestaltung vorgeworfen werden. Ein begnadeter Sänger wie Rudolf Schock braucht ja wahrhaftig keine vokalen Kraftakte, um zu beeindrucken. Seine Filmerfolge wie 'Du bist die Welt für mich' sind hübsche Liedchen und er singt sie vortrefflich, das ist eine Tatsache, aber irgendein kunstsinniges Niveau erreichen sie doch wirklich nicht.

Rudolf Schock hatte aber vorher gezeigt, eine goldene Stimme zu besitzen. Er sang u.a. Arien aus Tosca und aus L'Africaine. In Rotterdam wird nur selten ein Sänger auf der Bühne gestanden haben, der das só machte. Hier stand ein lyrischer Tenor mit einem prächtigen Volumen, einer nahezu vollendeten Atemtechnik, einer kraftvollen, klaren Stimme, die wegen ihrer völlig ausreichenden Biegsamkeit zu wunderlich schönen Nuancen fähig war".

Im Laufe der fünfziger Jahre tritt an die Stelle der anfangs "faszinierenden Leichtigkeit in der oberen Lage" (Thomas Voigt) allmählich ein baritonaler gefärbtes, aber noch wärmer und glühender klingendes Timbre, das man in all jenen prachtvollen Electrola (heute EMI/Warner)-Aufnahmen aus dieser Zeit bewundern kann.

Sommer 1959 kehrt Schock in Bayreuth zurück. Immerhin nicht mehr als Chorsänger, sondern als Walther von Stolzing in Wagners "Meistersinger von Nürnberg".
Rudolf Schock ist in dieser Phase seiner musikalischen Laufbahn schon ungefähr 25 Jahre im Besitz einer der schönsten Stimmen aus dem vorigen Jahrhundert und daneben auch noch mit einem überrumpelnden Gesangsstil und einer charismatischen Persönlichkeit gesegnet.

Immer mehr "Verehrer", unter denen dank seiner Filme sehr viel junge Menschen, kommen durch sein vielseitig-künstlerisches Können zum ersten Mal mit Mozart, Schubert, Schumann, Wagner, Puccini, Beethoven, Verdi, Liebermann, Richard (und Johann) Strauss in Berührung.

In Amsterdam und Rotterdam singt Schock in der Richard Strauss-Oper "Ariadne auf Naxos" die Rolle des Bacchus (Hollandfestival 1958). Auch dann stehen nach Aufführungsende eine Menge Jungen und Mädchen am Artistenausgang. Sie übersehen den namhaften italienischen Dirigenten Alberto Erede und stürzen sich fast buchstäblich auf ihren Sänger, sobald dieser erscheint.

Hier und da lassen sich auch andere, kritische Auffassungen hören. Das ist logisch, denn es gibt immer Leute, die eine gewisse Stimmfarbe weniger oder gar nicht mögen, aber eine andere Stimme gerade wohl. Schocks Tenorstimme unterscheidet sich völlig von anderen Stimmen wie z. B. der Stimme Peter Schreiers. Schreier singt technisch perfekt und u.a. in den Schubert-Liedern tiefschürfend. Aber für mich (und ich wiederhole: für jemand anders kann es ganz verschieden sein) bleibt er ein schön singender Außenseiter, ein vokaler Beobachter. Schock identifiziert sich auf eine selbstverständliche, naturgegebene Weise mit allem, was er singt. In der "Schönen Müllerin" von Schubert IST er der verliebte, junge Mann und kein die Umgebung detailliert in sich aufnehmender, spazierender Herr auf dem Pfade einen Bach entlang.
Überdies wirkt Schocks Stimmfarbe betont 'männlicher' und Schreiers Stimmfarbe 'höher' und 'heller', 'dünner' und 'geschlechtsloser'.

Hören wir uns Schreier und Schock in Opern von Mozart an, treten diese Unterschiede in Perzeption deutlich an die Oberfläche. Mancher Musikliebhaber schwört dann bei Schreier als dem idealen Mozartsänger. Für ihn (oder sie) ist Schock zu 'agressiv', zu wenig poliert.
Belmonte in
'Die Entführung aus dem Serail'
von Mozart - 1953

























Andere dagegen zeigen sich eben angenehm überrascht, wenn sie Schock (endlich!) in Mozart hören, denn bis vor kurzem konnte man kaum Mozart-CDs mit Schock finden.
Seine Stimme ist objektiv schön und er singt mit "ungekünstelter Schlichtheit" und "unverdorbener Naivität". Ein amerikanischer Kritiker: "Er singt, wie Mozart es gemeint hätte", was keine nicht sonderbare Bemerkung ist, wenn man Mozarts Charakter und Lebensstil in Betracht zieht.
Geschmacksunterschiede gibt es nun einmal und die kann man nie wegreden oder -schreiben. Man müsste das auch nicht wollen.

Daneben gibt es Rezensenten, die Bedenken dagegen haben, daß Schock "den Filmhelden herauskehrt" (Riemens 1959). Und gegen die Tatsache, daß er Operette und andere "gefühlsselige Liedchen" singt. "Er singt sie vortrefflich
.....aber irgendein kunstsinniges Niveau erreichen sie doch wirklich nicht"
(siehe obenstehenden Zeitungstext).

Im Laufe der Dezennien haben viele schon in irgendeiner Weise auf diesen Tadel aus dem Elfenbeinturm reagiert. Rudolf Schock hat sich selber auch dazu geäußert. Er war sich dessen bewusst, dass er gerade durch seine Filme und  ausgedehnte Repertoirewahl für sehr, sehr Viele die Türen der Konzertsäle und Opernbühnen öffnete. Viele (unter denen ich) lernten durch Rudolf Schock Opern und Kunstliedern zu lauschen. Er leistete einen ganz wesentlichen Beitrag zur musikalischen Entfaltung zahlreicher Leute und anschliessend zu ihrem Lebensglück.

Weiter protestierten gegen die Puristen diejenigen, die Schocks darstellerische Vielseitigkeit genossen. Er "servierte" (Kesting) die verschiedenartigsten Musikgattungen gleichermaßen respektvoll und schön: Schubert und 'Schön ist die Welt', Mozart und 'Mütterlein', Puccini und 'La Paloma', Verdi und 'Vor meinem Vaterhaus steht eine Linde'.

Eigentlich fügte er sich in die jahrenlange Tradition anderer großer Sänger wie Caruso, Tauber und Gigli ein. Nach dem Zweiten Weltkrieg war er der erste weit und breit populäre "classical crossover singer". Andere Sänger und Sängerinnen folgten: Pavarotti, Domingo, Carreras, Rothenberger, te Kanawa, Von Otter, Terfel, Alagna und Wunderlich.

Seit den späteren sechziger Jahren entstand die unangemessene Gewohnheit, den nach gut 30 Jahren noch immer aktiven Rudolf Schock immer wieder mit dem tragisch ums Leben gekommenen Fritz Wunderlich zu vergleichen. Erst in den letzten Jahren - unter dem Einfluss von Schocks zahlreichen Wiederausgaben und 'neuen' Rundfunkaufnahmen aus der Periode bis 1960 - zeigt man in breiteren Musikkreisen wieder den Mut, mit großem Respekt über Schocks einzigartige künstlerische Qualitäten zu reden und zu schreiben...

Krijn de Lege, 12 Juni 2007/19.3.2014

(Fortsetzung folgt)

RUDOLF SCHOCK: TENOR & VERTOLKER (2)

Rudolf Schock: tenor en vertolker (2)

RELIEF CR 3001























In 1953/1954 na de uiterst succesvolle Tauber/Schock-film 'Du bist die Welt für mich' (in Nederland uitgebracht als 'De levensroman van Richard Tauber') is Rudolf Schock in één klap bekend en beroemd in brede lagen van de bevolking tot ver buiten de grenzen van zijn geboorteland. Behalve op het internationale operatoneel, in de grammofoonplatenstudio's en op het witte doek presenteert hij zich in de concertzalen nadrukkelijk als zanger van liederen van Schubert, Schumann, Brahms, Strauss (Richard) en Wolf. Pas in de loop van het tweede deel van deze concerten zingt hij enkele opera-aria's en tenslotte - zoals hij in 1957 tegen een Nederlandse journalist zei: "Als de critici naar huis zijn" - pakt hij uit met operette-liederen en filmsuccessen. Tijdens zijn optredens bestormen jongeren het toneel (we hebben het over de gloriejaren van rock & roll, Bill Haley en Elvis Presley!) en na afloop is hij nog lang aanwezig voor het zetten van handtekeningen: opstellen in rijen van twee, zoals mijn zusje en ik meemaakten op 1 november 1957 in de Rivièrahal van Diergaarde Blijdorp te Rotterdam:
 




















In de loop van de jaren vijftig maakt geleidelijk de "fascinerende lichtheid" (Thomas Voigt) van Schocks stem plaats voor een baritonaler, maar nog warmer en gloeiender klinkend timbre. Dat valt te beluisteren in de Electrola (nu Emi/Warner)-opnamen van die tijd.
In de zomer van 1959 keert Schock terug in Bayreuth. Niet meer als koorzanger, maar als Walther von Stolzing in Wagners 'Meistersinger von Nürnberg'.

Op dat moment is Rudolf Schock al zo'n kwart eeuw in het bezit van een van de mooiste stemmen uit de vorige eeuw en daarnaast ook nog eens gezegend met een overrompelende zangstijl en een charismatische persoonlijkheid.

Steeds meer 'vereerders', waaronder dank zij de films zeer veel jongeren, komen via zijn veelzijdig kunstenaarschap voor het eerst in contact met komponisten als Mozart, Schubert, Schumann, Wagner, Puccini, Beethoven, Verdi, Liebermann, Richard (en Johann) Strauss.
In Amsterdam en Rotterdam zingt Schock de rol van Bacchus in de Richard Strauss-opera 'Ariadne auf Naxos' (Hollandfestival 1958). Ook dan staat er na afloop een massa jongens en meisjes bij de artiestenuitgang. Ze zien de beroemde Italiaanse dirigent Alberto Erede over het hoofd en stormen op hun zanger af, zodra deze naar buiten komt.

Kritische geluiden zijn er ook te horen. Dat is logisch, want er zijn altijd mensen, die van een bepaalde stemkleur minder of helemaal niet houden en van een ander type stem juist wel. Schocks tenorstem is geheel anders dan die van bijvoorbeeld Peter Schreier. Schreier zingt technisch perfect en o.a. in de liederen van Schubert zeer indringend. Maar voor mij (en ik herhaal: dat kan voor iemand anders totaal anders zijn) blijft hij een mooi zingende buitenstaander, een vokale observeerder. Schock vereenzelvigt zich op een vanzelfsprekende, natuurlijke manier met alles, wat hij zingt. In de 'Schöne Müllerin' van Schubert IS hij de verliefde jongeman en geen de omgeving gedetailleerd in zich opnemende, wandelende heer op het pad langs een beek.
Bovendien is Schocks stemklank nadrukkelijk 'mannelijker' en die van Peter Schreier 'hoger' en 'lichter', 'dunner' en 'geslachtslozer'.
Luisteren we naar Schreier en Schock in opera's van Mozart treden deze verschillen in perceptie duidelijk aan de oppervlakte. Menige muziekliefhebber zweert dan bij Schreier als de ideale Mozartzanger. Voor hem (of haar) is Schock te 'agressief', te weinig gepolijst.
Anderen daarentegen tonen zich juist aangenaam verrast als zij Schock (eindelijk) in Mozart horen, want tot voor kort waren er amper Mozart-CDs met Schock te verkrijgen.
Zijn stem is objectief mooi en hij zingt met 'ongekunstelde eenvoud' en 'onbedorven naïviteit'. Een Amerikaanse criticus: "Hij zingt, zoals Mozart het bedoeld moet hebben", wat een niet zo vreemde opmerking is, als je Mozarts karakter en leefstijl in aanmerking neemt.
Smaakverschillen zijn er nu eenmaal en die kan je nooit wegpraten of - schrijven. Je moet dat ook niet willen.
Belmonte
'Entführung aus dem Serail' (Mozart)
Hamburg 1953

























Daarnaast gaan er stemmen op, die bezwaar maken tegen het feit, dat Schock "de filmheld uithangt" (Riemens 1959). En tegen het zingen van operette en andere "sentimentele" liedjes. "Hij zingt ze voortreffelijk, dat wel, maar enig kunstzinnig niveau halen ze toch echt niet" (zie bovenstaande krantentekst).

In de loop van de decennia is er al vaak op deze kritiek vanuit de ivoren toren gereageerd.
O.a. door Rudolf Schock zelf.
Hij was zich ervan bewust, dat hij juist door zijn films en zijn veelzijdige repertoirekeuze voor zeer velen de deuren van concertzalen en operatheaters opende. Velen (waaronder ik) leerden door hem luisteren naar opera's en klassieke liederen. Hij leverde een opmerkelijk grote bijdrage aan de muzikale ontplooiing en in het verlengde daarvan aan het levensgeluk van veel mensen.

Verder werd tegen de puristen geprotesteerd door diegenen, die genoten van  Schocks talent, dat zich in de meest uiteenlopende genres als vanzelfsprekend manifesteerde. Hij "serveerde" (Kesting) alles even serieus en mooi: Schubert en 'Schön ist die Welt', Mozart en 'Mütterlein', Puccini en 'La Paloma', Verdi en 'Vor meinem Vaterhaus steht eine Linde'.

Rudolf Schock plaatste zich in de jarenlange traditie van andere grote zangers als Caruso, Tauber en Gigli. Na de 2e wereldoorlog was hij de allereerste alom populaire "classical crossover singer". Andere zangers en zangeressen volgden: Pavarotti, Domingo, Carreras, Rothenberger, te Kanawa, Terfel, Alagna én Wunderlich.

Vanaf de latere jaren zestig ontstond de onredelijke gewoonte de toen na ruim 30 jaar nog altijd actieve Rudolf Schock telkens weer met de tragisch omgekomen Fritz Wunderlich te vergelijken. Pas in de laatste jaren - onder de invloed van Schocks talrijke heruitgaven en 'nieuwe' radio-opnamen uit de periode van voor 1960 - toont men in bredere muziekkringen weer de durf met  veel respect te sprekenover Schocks bijzondere artistieke kwaliteiten...
 
Krijn de Lege, 12 juni 2007/19.3.2014

(Wordt vervolgd)


21.05.07

RUDOLF SCHOCK: TENOR & VERTOLKER (1)

Rudolf Schock: tenor en vertolker (1)  

Froh in 'Das Rheingold' (Wagner)
(de 1e grotere rol in 1936)























1934 - 1959

Rudolf Schocks zangersloopbaan begint in 1934 in het operakoor van Duisburg en eindigt met zijn overlijden in 1986.
Uit de periode 1934 - 1946 zijn geen geluidsopnamen beschikbaar, die zijn stem documenteren.
In een 'Lohengrin'-opname uit Bayreuth (1936) onder de dirigent Wilhelm Furtwängler zingt hij weliswaar mee, maar hij doet dat als een stem onder vele andere in het "Festspiel"-koor.
De allereerste opnamen met Schock als solist zijn van 21 september 1946 (Mozart's 'Grote Mis in C-Moll KV 427'). Hij is dan al 31 jaar, maar op grond van o.a. het feit, dat hij in 1936 wordt geselecteerd voor het koor van Bayreuth en men hem in de periode 1940 - 1944 hoofdrollen in Wenen, Dresden en Berlijn toevertrouwt, mag gerust geconcludeerd worden, dat hij in die jaren over een veelbelovende stem moet hebben beschikt.
Een mogelijk grote carrière wordt echter ondanks deze sporadische optredens door de Tweede Wereldoorlog zo goed als afgebroken. Schock vecht bij Stalingrad, vecht in de Ardennen en raakt 1945 in krijgsgevangenschap.

In de herfst van 1945 krijgt hij dan echter de gelegenheid in Hannover als Lyonel in de opera 'Martha' van Von Flotow zijn zangersloopbaan te hervatten. Begin 1946 wordt Rudolf Schock geengageerd door de Berlijnse Staatsopera en binnen korte tijd stelt hij dolgelukkig vast, dat het publiek speciaal voor hem naar de opera komt.
Berlijn, Hamburg, Salzburg, Londen, Australië: een wereldcarrière komt alsnog op gang.
In 1947 melden zich radio en grammofoonplatenindustrie en ook wordt hij betrokken bij de allereerste opera-producties op tv.

Vanaf dit moment is Schock een schaap met vijf poten. Hij werpt zich energiek in het operaleven, maar zingt ook operette en liederen. Aan de lopende band is hij actief in de opnamestudio's en op allerlei podia.
Van groot belang voor de tijd van nu is, dat Schock tussen 1947 en 1958 veel opera en operette voor de radio heeft opgenomen. Duitsland, dat zwaar gebombardeerd was, had een groot gebrek aan theaters en een oplossing was, dat toneel en opera/operette als 'hoorspel' werden uitgevoerd.
Het gevolg was, dat talloze opera's/operettes met gevierde zangers onder beproefde dirigenten op band werden opgenomen en na uitzending (meestal) bewaard bleven. Dankzij dit feit hebben wij vandaag de dag de beschikking over telkens weer "nieuwe" muziekopnamen op CD van een uitstekende (mono-)geluidskwaliteit.
Vooral na 2000 is - onderbouwder dan ooit - vast te stellen, dat Rudolf Schock in de periode tot de Tauber/Schockfilm 'Du bist die Welt für mich' (1953/1954) schitterend zong en dat zijn loopbaan zich op een buitengewoon veelzijdige wijze ontvouwde...

Krijn de Lege, 19.3.2014

(Wordt vervolgd)

RUDOLF SCHOCK: TENOR & DARSTELLER (1)

Rudolf Schock: Tenor und Darsteller (1)
Froh in 'Das Rheingold'(Wagner)
(1. größere Rolle 1936)
























1934 - 1959
 
Rudolf Schocks Sängerlaufbahn fängt 1934 im Duisberger Opernchor an und endet mit seinem Tode im Jahre 1986.
Aus der Periode 1934 - 1946 stehen uns keine Tonaufzeichnungen, die seine Stimme dokumentieren, zur Verfügung.
In einer 'Lohengrin'-Aufnahme aus Bayreuth im Jahre 1936 unter dem Dirigenten Wilhelm Fürtwängler singt er zwar mit, aber er macht das als eine Stimme unter den vielen im Festspielchor.
Die frühesten Aufnahmen mit dem Solisten Rudolf Schock sind vom 21. September 1946 (Mozarts 'Grosse Messe in C-Moll KV 427'). Er ist dann schon 31 Jahre alt, aber wegen u.a. der Tatsache, dass er 1936 für den Bayreuther Chor selektiert wird und man ihm in der Periode 1940 - 1944 Hauptrollen in Wien, Dresden und Berlin anvertraut, darf man ruhig die Schlussfolgerung machen, dass er in diesen Jahren über eine vielversprechende Stimme verfügt haben muß.
Eine möglich große Karriere wird aber trotz dieser vereinzelten Auftritte durch den Zweiten Weltkrieg so gut wie abgebrochen. Schock kämpft bei Stalingrad, kämpft in den Ardennen, und gerät 1945 in Kriegsgefangenschaft.

Herbst 1945 bekommt er dann aber die Gelegenheit, in Hannover den Faden seiner Sängerlaufbahn mit der Rolle des Lyonel in Von Flotows 'Martha' wieder aufzunehmen.
Anfang 1946 wird Rudolf Schock an die Berliner Staatsoper verpflichtet und in kurzer Zeit stellt er begeistert fest, dass das Berliner Publikum besonders für ihn in die Oper geht. Berlin, Hamburg, Salzburg, London, Australien: eine Weltkarriere bahnt sich nachträglich an.
1947 melden sich Rundfunk und Schallplattenindustie und auch wird er in die allerersten Opernproduktionen im Fernsehen mit hineingezogen.
Von diesem Augenblick an ist Schock ein Tausendsassa. Er stürzt sich energisch ins Opernleben, singt aber auch Operette und Lieder. Am laufenden Bande ist er aktiv in den Aufnahmestudios und auf allerhand Bühnen.

Von grosser Wichtigkeit für die Gegenwart ist, dass Schock zwischen 1947 und 1958 viel Oper, aber auch Operette für den Rundfunk aufgenommen hat. Deutschland, das schwer bombardiert worden war, hatte einen großen Mangel an Theatergebäuden und eine Lösung war, daß Theaterstücke und Oper/Operette als 'Hörspiel' ausgeführt wurden.
Daraus ging hervor, daß zahlreiche Opern/Operetten mit gefeierten Sängerpersönlichkeiten unter bewährten Dirigenten auf Tonband aufgezeichnet und nach Ausstrahlung (meistens) festgehalten wurden und daß wir heutzutage über immer wieder "neue" Musikaufnahmen auf CD in einer ausgezeichneten (Mono-)Klangqualität verfügen können.
 
Auf diese Weise haben wir besonders ab 2000 einen ausführlichen Eindruck davon bekommen, wie glänzend Rudolf Schock in der Periode bis zum Tauber/Schockfilm 'Du bist die Welt für mich' (1953/1954) sang und wie außerordentlich vielseitig sich seine Karriere entfaltete...

Krijn de Lege, 19.3.2014


 (Fortsetzung folgt)