RELIEF CR 3001 |
In 1953/1954 na de uiterst succesvolle Tauber/Schock-film 'Du bist die Welt für mich' (in Nederland uitgebracht als 'De levensroman van Richard Tauber') is Rudolf Schock in één klap bekend en beroemd in brede lagen van de bevolking tot ver buiten de grenzen van zijn geboorteland. Behalve op het internationale operatoneel, in de grammofoonplatenstudio's en op het witte doek presenteert hij zich in de concertzalen nadrukkelijk als zanger van liederen van Schubert, Schumann, Brahms, Strauss (Richard) en Wolf. Pas in de loop van het tweede deel van deze concerten zingt hij enkele opera-aria's en tenslotte - zoals hij in 1957 tegen een Nederlandse journalist zei: "Als de critici naar huis zijn" - pakt hij uit met operette-liederen en filmsuccessen. Tijdens zijn optredens bestormen jongeren het toneel (we hebben het over de gloriejaren van rock & roll, Bill Haley en Elvis Presley!) en na afloop is hij nog lang aanwezig voor het zetten van handtekeningen: opstellen in rijen van twee, zoals mijn zusje en ik meemaakten op 1 november 1957 in de Rivièrahal van Diergaarde Blijdorp te Rotterdam:
In de loop van de jaren vijftig maakt geleidelijk de "fascinerende lichtheid" (Thomas Voigt) van Schocks stem plaats voor een baritonaler, maar nog warmer en gloeiender klinkend timbre. Dat valt te beluisteren in de Electrola (nu Emi/Warner)-opnamen van die tijd.
In de zomer van 1959 keert Schock terug in Bayreuth. Niet meer als koorzanger, maar als Walther von Stolzing in Wagners 'Meistersinger von Nürnberg'.
Op dat moment is Rudolf Schock al zo'n kwart eeuw in het bezit van een van de mooiste stemmen uit de vorige eeuw en daarnaast ook nog eens gezegend met een overrompelende zangstijl en een charismatische persoonlijkheid.
Steeds meer 'vereerders', waaronder dank zij de films zeer veel jongeren, komen via zijn veelzijdig kunstenaarschap voor het eerst in contact met komponisten als Mozart, Schubert, Schumann, Wagner, Puccini, Beethoven, Verdi, Liebermann, Richard (en Johann) Strauss.
In Amsterdam en Rotterdam zingt Schock de rol van Bacchus in de Richard Strauss-opera 'Ariadne auf Naxos' (Hollandfestival 1958). Ook dan staat er na afloop een massa jongens en meisjes bij de artiestenuitgang. Ze zien de beroemde Italiaanse dirigent Alberto Erede over het hoofd en stormen op hun zanger af, zodra deze naar buiten komt.
Kritische geluiden zijn er ook te horen. Dat is logisch, want er zijn altijd mensen, die van een bepaalde stemkleur minder of helemaal niet houden en van een ander type stem juist wel. Schocks tenorstem is geheel anders dan die van bijvoorbeeld Peter Schreier. Schreier zingt technisch perfect en o.a. in de liederen van Schubert zeer indringend. Maar voor mij (en ik herhaal: dat kan voor iemand anders totaal anders zijn) blijft hij een mooi zingende buitenstaander, een vokale observeerder. Schock vereenzelvigt zich op een vanzelfsprekende, natuurlijke manier met alles, wat hij zingt. In de 'Schöne Müllerin' van Schubert IS hij de verliefde jongeman en geen de omgeving gedetailleerd in zich opnemende, wandelende heer op het pad langs een beek.
Bovendien is Schocks stemklank nadrukkelijk 'mannelijker' en die van Peter Schreier 'hoger' en 'lichter', 'dunner' en 'geslachtslozer'.
Luisteren we naar Schreier en Schock in opera's van Mozart treden deze verschillen in perceptie duidelijk aan de oppervlakte. Menige muziekliefhebber zweert dan bij Schreier als de ideale Mozartzanger. Voor hem (of haar) is Schock te 'agressief', te weinig gepolijst.
Anderen daarentegen tonen zich juist aangenaam verrast als zij Schock (eindelijk) in Mozart horen, want tot voor kort waren er amper Mozart-CDs met Schock te verkrijgen.
Zijn stem is objectief mooi en hij zingt met 'ongekunstelde eenvoud' en 'onbedorven naïviteit'. Een Amerikaanse criticus: "Hij zingt, zoals Mozart het bedoeld moet hebben", wat een niet zo vreemde opmerking is, als je Mozarts karakter en leefstijl in aanmerking neemt.
Smaakverschillen zijn er nu eenmaal en die kan je nooit wegpraten of - schrijven. Je moet dat ook niet willen.
In Amsterdam en Rotterdam zingt Schock de rol van Bacchus in de Richard Strauss-opera 'Ariadne auf Naxos' (Hollandfestival 1958). Ook dan staat er na afloop een massa jongens en meisjes bij de artiestenuitgang. Ze zien de beroemde Italiaanse dirigent Alberto Erede over het hoofd en stormen op hun zanger af, zodra deze naar buiten komt.
Kritische geluiden zijn er ook te horen. Dat is logisch, want er zijn altijd mensen, die van een bepaalde stemkleur minder of helemaal niet houden en van een ander type stem juist wel. Schocks tenorstem is geheel anders dan die van bijvoorbeeld Peter Schreier. Schreier zingt technisch perfect en o.a. in de liederen van Schubert zeer indringend. Maar voor mij (en ik herhaal: dat kan voor iemand anders totaal anders zijn) blijft hij een mooi zingende buitenstaander, een vokale observeerder. Schock vereenzelvigt zich op een vanzelfsprekende, natuurlijke manier met alles, wat hij zingt. In de 'Schöne Müllerin' van Schubert IS hij de verliefde jongeman en geen de omgeving gedetailleerd in zich opnemende, wandelende heer op het pad langs een beek.
Bovendien is Schocks stemklank nadrukkelijk 'mannelijker' en die van Peter Schreier 'hoger' en 'lichter', 'dunner' en 'geslachtslozer'.
Luisteren we naar Schreier en Schock in opera's van Mozart treden deze verschillen in perceptie duidelijk aan de oppervlakte. Menige muziekliefhebber zweert dan bij Schreier als de ideale Mozartzanger. Voor hem (of haar) is Schock te 'agressief', te weinig gepolijst.
Anderen daarentegen tonen zich juist aangenaam verrast als zij Schock (eindelijk) in Mozart horen, want tot voor kort waren er amper Mozart-CDs met Schock te verkrijgen.
Zijn stem is objectief mooi en hij zingt met 'ongekunstelde eenvoud' en 'onbedorven naïviteit'. Een Amerikaanse criticus: "Hij zingt, zoals Mozart het bedoeld moet hebben", wat een niet zo vreemde opmerking is, als je Mozarts karakter en leefstijl in aanmerking neemt.
Smaakverschillen zijn er nu eenmaal en die kan je nooit wegpraten of - schrijven. Je moet dat ook niet willen.
Belmonte 'Entführung aus dem Serail' (Mozart) Hamburg 1953 |
Daarnaast gaan er stemmen op, die bezwaar maken tegen het feit, dat Schock "de filmheld uithangt" (Riemens 1959). En tegen het zingen van operette en andere "sentimentele" liedjes. "Hij zingt ze voortreffelijk, dat wel, maar enig kunstzinnig niveau halen ze toch echt niet" (zie bovenstaande krantentekst).
In de loop van de decennia is er al vaak op deze kritiek vanuit de ivoren toren gereageerd.
O.a. door Rudolf Schock zelf.
Hij was zich ervan bewust, dat hij juist door zijn films en zijn veelzijdige repertoirekeuze voor zeer velen de deuren van concertzalen en operatheaters opende. Velen (waaronder ik) leerden door hem luisteren naar opera's en klassieke liederen. Hij leverde een opmerkelijk grote bijdrage aan de muzikale ontplooiing en in het verlengde daarvan aan het levensgeluk van veel mensen.
Hij was zich ervan bewust, dat hij juist door zijn films en zijn veelzijdige repertoirekeuze voor zeer velen de deuren van concertzalen en operatheaters opende. Velen (waaronder ik) leerden door hem luisteren naar opera's en klassieke liederen. Hij leverde een opmerkelijk grote bijdrage aan de muzikale ontplooiing en in het verlengde daarvan aan het levensgeluk van veel mensen.
Verder werd tegen de puristen geprotesteerd door diegenen, die genoten van Schocks talent, dat zich in de meest uiteenlopende genres als vanzelfsprekend manifesteerde. Hij "serveerde" (Kesting) alles even serieus en mooi: Schubert en 'Schön ist die Welt', Mozart en 'Mütterlein', Puccini en 'La Paloma', Verdi en 'Vor meinem Vaterhaus steht eine Linde'.
Rudolf Schock plaatste zich in de jarenlange traditie van andere grote zangers als Caruso, Tauber en Gigli. Na de 2e wereldoorlog was hij de allereerste alom populaire "classical crossover singer". Andere zangers en zangeressen volgden: Pavarotti, Domingo, Carreras, Rothenberger, te Kanawa, Terfel, Alagna én Wunderlich.
Vanaf de latere jaren zestig ontstond de onredelijke gewoonte de toen na ruim 30 jaar nog altijd actieve Rudolf Schock telkens weer met de tragisch omgekomen Fritz Wunderlich te vergelijken. Pas in de laatste jaren - onder de invloed van Schocks talrijke heruitgaven en 'nieuwe' radio-opnamen uit de periode van voor 1960 - toont men in bredere muziekkringen weer de durf met veel respect te sprekenover Schocks bijzondere artistieke kwaliteiten...
Krijn de Lege, 12 juni 2007/19.3.2014
(Wordt vervolgd)
(Wordt vervolgd)
Keine Kommentare:
Kommentar veröffentlichen