20.12.12

RUDOLF SCHOCK & CHARLES GOUNOD (2: FAUST et MARGUERITE) Nederlands


'Faust et Marguerite' van Charles Gounod
Ik moet oppassen!
Er is zoveel te vertellen over de magiër FAUST en over diens omzwervingen in Goethe's gelijknamige levenswerk, dat ik mij tot het uiterste moet beheersen, die weg niet in te slaan. Hij zou mij te ver van Charles Gounod en Rudolf Schock voeren.
Dus beperk ik mij tot een kort lijntje, dat loopt van de echte Dr. Faust via Johann Wolfgang von Goethe naar 'Faust et Marguerite' van Charles Gounod.

Johann Georg Faust (+ 1480 - 1541) was een wonderdokter, die zich bezig hield met zwarte kunst en sterrenwichelarij.
In het middeleeuwse 'Volksbuch vom Doktor Faust' wordt hij afschrikwekkend geportretteerd als een geleerde, die te veel wil weten, het bestaan van God ontkent en daarom ziel en zaligheid verspeelt.
In een volks theaterstuk van gelijke strekking treedt hij daarna 'in levenden lijve' op.

Dit stuk wordt omgewerkt tot een pedagogische poppenkastvoorstelling "voor onze kleinen".

Johann Wolfgang von Goethe's theaterstuk 'Faust'

Het is "deze belangwekkende poppenspel-fabel", die Goethe als kind ziet, en die maar in hem "bleef klinken en in alle toonaarden door het hoofd zoemen".

In 1775 - Goethe is dan 26 jaar - verschijnt zijn allereerste theaterversie: de zogeheten 'Urfaust' met het 'Gretchen-verhaal', dat teruggrijpt op een ware gebeurtenis.
In 1806 - hij is 57 - publiceert Goethe de tragedie 'Faust, deel 1' in een filosofisch vele malen gelaagder vorm en in 1831 tenslotte - Goethe zou een jaar later overlijden - breekt 'Faust, deel 2' met alle dramatische conventies.

Beknopte handeling van Goethe's 'Faust 1 en 2':

Goethe's 'zielendrama' laat - globaal gesproken - de beperkte mens zien in zijn onvermoeibare zoektocht naar het geheim van de wereld en het heelal, dat haar omringt:

Heinrich(!) Faust is oud en stelt vertwijfeld vast, dat hij aan het eind van een leven lang studeren en onderzoeken nog net zo weinig weet als toen hij in zijn jeugd daarmee begon.
Als hij naar de gifbeker grijpt, verschijnt aan hem de duivel (Mefisto).
Mefisto spiegelt Faust wereldse schatten als rijkdom, macht en zingenot voor: het grote geluk op aarde, dat de alleen op het hogere gerichte geleerde zijn gehele leven heeft moeten missen.
Maar Mefisto gunt hem een herkansing: Faust kan alsnog dit veelomvattende geluk als jonge man ervaren en het enige, wat Mefisto als tegenprestatie van hem vraagt , is - niet eerder dan na het beleven van al dat moois - "slechts" zijn ziel.
Faust laat zich tot die ruil verleiden bij de aanblik van de beeldschone Gretchennaar wie hij op slag hevig verlangt. Mefisto brengt Faust met het vrome meisje in contact. Faust verleidt haar en wordt aansluitend door metgezel Mefisto op sleeptouw genomen voor een enerverende reis door een complexe wereld.
De zwangere Gretchen blijft ontredderd achter. Ze voelt zich diep zondig, wordt waanzinnig en vermoordt haar pasgeboren kind. In afwachting van de uitvoering van haar doodsvonnis verdwijnt de kindermoordenares achter de tralies.
Zij sterft biddend in haar cel op het moment, dat Faust terugkeert en haar wil bevrijden. Faust - verstrikt in zonde en schuld - lijkt nu definitief in de macht van de duivel.

In deel 2 reist Faust met Mefisto door een hogere, maar niet minder complexe wereld. Daar vindt en aanvaardt Faust de rust van nuttige arbeid voor de gemeenschap. Mefisto verliest zijn greep op hem. Faust richt zijn vertrouwen op God. Als hij sterft, staat niets zijn hemelopneming meer in de weg.


Charles Gounod's opera 'Faust'

De tekstboeken van bijna alle Gounod-opera's - inclusief 'Faust et Marguerite' -werden geschreven door Jules Paul Barbier (1825-1901) en Michel Carré (1819-1872).
Barbier en Carré verbouwen in 'hun' 19e eeuwse jaren iconische werken uit de wereldliteratuur tot oog- en oorstrelend muziektheater.
Hun opvattingen over wat "romantisch" is, moeten comfortabel hebben aangesloten bij die van iemand als Gounod. Een toegankelijke "romantiek", die in de 2e helft van de 19e eeuw veel - zo niet alles - weg had van wat ook nu nog in de wandelgang als "romantisch" wordt gezien.
Gounod moet onder de indruk zijn geweest van de liefdesrelatie tussen de verjongde Faust en het diep gelovige en kuise Greetje: een romance van twee levensovertuigingen op één kussen met de duivel er hinderlijk tussen.
Gounod vindt er meeslepende melodieën bij: nu eens lyrisch en intiem, dan weer hevig dramatisch, al naar gelang de stemmingen van de hoofdpersonen en de situaties, waarin zij verzeild raken.
Maar met Goethe's tragedie uit 1806 ('Faust 1') heeft de handeling van Gounod's 19e eeuws-romantische 'Faust et Marguerite' alleen nog de uiterlijke
handeling gemeen:

Faust is oud en twijfelt aan de zin van het leven. Mephisto (de duivel) biedt hem, in ruil voor zijn ziel, een leven vol rijkdom, geluk een jeugd aan. Faust wordt verliefd op het mooie meisje Marguerite, dat al verloofd is. Faust verwent Marguerite met sieraden en weet haar tenslotte zover te krijgen dat er liefde tussen de twee ontstaat. Het arme meisje weet zich na haar ontrouw geen raad en zoekt troost in de kerk. Mephisto maakt haar het bidden onmogelijk. Valentin, de broer van Marguerite, verneemt dat zijn zus zwanger is en daagt Faust uit voor een duel. Geholpen door Mephisto doorboort Faust zijn tegenstander, die stervend zijn zus vervloekt. De krankzinnigheid slaat bij Marguerite toe. Faust is van nu af aan geketend aan de duivel. Marguerite zit in de gevangenis. Zij heeft haar kind vermoord en wacht op het schavot. Als Faust haar opzoekt, herkent zij hem niet. Hulpeloos smeekt hij zijn geliefde om tot de werkelijkheid terug te keren.

De dan volgende opera-finale is in elk opzicht indrukwekkend:
Mephisto roept triomfantelijk: "Gerichtet (berecht)!".
Maar een koor van engelen weerlegt vanuit de hemel: "Gerettet (gered)!!" Marguerite's ziel vaart ten hemel.
lithografie 1835
'Sie ist gerichtet! Ist gerettet!'
Wilhelm Hensel
1794-1861

















Wat er daarna met Faust gebeurt, laten Barbier, Carré en Gounod over aan de operaregisseur. Meestal kiest die voor een ziedende Mephisto, die Faust richting hel sleept.

De uitvoeringspraktijk

Parijs: 19.3.1859
'FAUST ET MARGUERITE' gaat onder een andere naam dan die van Goethe's drama in première. 
De Franse opera-liefhebbers zijn in eerste instantie niet onverdeeld enthousiast. Ze vinden de opera te "Duits". Toch worden de voorstellingen goed bezocht.

Dresden: 1861
De Duitse première. In een eerste Duitse vertaling. Titel van de opera: 'MARGARET(H)E'!
Die nieuwe naam zet Gounod's opera op meer afstand van Goethe, maar respecteert wel haar oorspronkelijke titel.

Breslau en Wenen: 1862
In Wenen reageert de pers scherp afkeurend: zij noemt de uitvoering van 'Margarethe' "musikalisches Landesverrat" en een "Schändung Goethes (ernstige belediging van Goethe)".
De Weense burgers bejubelen 'Margarethe' echter en de opera beleeft de ene volgeboekte voorstelling na de andere. Het Weense 'Festspielhaus' wordt in de volksmond omgedoopt tot "Faustspielhaus".

Londen en NewYork: 1863
De tot dan toe gesproken dialogen worden vervangen door gezongen recitatieven. 
Behalve in de Duitstalige gebieden wordt de opera in Europa en Amerika voortaan kortweg 'FAUST' genoemd. De opera fascineert nu de gehele wereld: 1864, 1865, 1866 enz.: première in Petersburg, Sidney, Mexico, Warschau, Kopenhagen, Lissabon, Batavia(!), Moskou, Konstantinopel, Kairo enz.

Parijs:1869
In Parijs is 'FAUST' intussen - mede aangestoken door de wereldwijde roem - uitgegroeid tot de allergrootste operasensatie, die de stad ooit heeft gekend.
Het werk ondergaat op 3 maart 1869 een tweede première in de Parijse opera. Nieuw zijn een geprofileerder Valentin met een stevige, eigen aria (2e akte), een krijgshaftiger entourage met soldatenkoor (4e akte) en een paar glanzende balletscènes (waarvan de muziek mogelijk is gecomponeerd door de op dat terrein ervaren componist Léo Delibes (1836-1891).

Vanaf 1875
begint in Parijs en elders Bizet's 'Carmen' de faam van Gounod's 'Faust' te overvleugelen en na de eeuwwisseling loopt de belangstelling voor 'Faust' nog
verder terug. In de jaren 60 van de vorige eeuw is - naar de mening van de Britse muziekcriticus Kenneth Fury ('Opera on Record', Hutchinson & Co 1979) - de Faust-discografie van de Duitsers spraakmakender dan die van de Fransen.
Ook heeft hij het nodige aan te merken op twee EMI-plaatprodukties van de complete 'Faust' uit de jaren vijftig.

In beide gevallen dirigeert André Cluytens en zingen beroemdheden als Victoria de los Angeles, Nicolai Gedda en Boris Christoff de drie hoofdrollen. Op het eerste gezicht een veelbelovende bezetting, maar Fury mist "expressive power" ("Faust is not great literature...or subtle music drama"). Beide opnamen zijn "uninspiring". Dat komt - volgens Fury - door De los Angeles en ook Gedda, wiens dictie zo "correct" is. Verder is Christoff uitgesproken "saai" en Cluytens gewoonweg routineus.

Een onvergetelijke Faust-ervaring in het midden van de jaren zeventig

Tijdens een korte vakantie in Parijs komen mijn vrouw, een bevriend echtpaar en ik) op het idee naar de Parijse Opéra te gaan.
Staand voor het theater gaat het hart sneller kloppen, als we zien, dat 'Faust' van Gounod wordt uitgevoerd.
Nicolai Gedda is Faust, Mirella Freni Marguerite, Nicolai Ghiauroff Mephisto en Tom Krause Valentin. (Sir) Charles Mackerras dirigeert.

De enscenering van de voorstelling is een genoegen. De sterrencast wekt gemengde gevoelens.
Tom Krause (die ik toen nog niet kende) maakt direct indruk, Mirella Freni is een gevoelige Marguerite, Ghiauroff's Mephisto heeft echter merkwaardig weinig dreiging en Gedda toont zich als Faust te weinig betrokken. Zijn grote aria in het 3e bedrijf inclusief de hoge C klinkt goed, maar beklijft niet.

Intussen verheug ik mij op de finale van de opera: het hoogtepunt van de opera met het koor van de engelen (zie hierboven)! Maar als dat moment daar is, ervaar ik een afgronddiepe teleurstelling, de ijs-en-ijskoude douche, de ultieme anti-climax: het verlossende engelenkoor klinkt niet vanuit de hemel, maar - armoedig en metalig - vanaf een geluidsbandje achterin het decor. Blijkbaar stond de koor-CAO niet toe, dat er op de late avond nog live gezongen werd....

1963: Rudolf Schock zingt 'Faust/Margarethe'

Na de Parijse ontnuchtering draai ik thuis onmiddellijk mijn Duitstalige
'Margarethe'-LP:
Hilde Güden
 als Margarethe



Hilde Güden (1917-1988) zingt het tegenovergestelde van een kwijnende Gretchen. Stem en voordracht getuigen van een sterke geest. Knap is, dat zij op sommige momenten erin slaagt de Duitse zangteksten Franse beweeglijkheid mee te geven ('Koning in Thule' en 'Juwelenaria'). 

De rol van Valentin, haar broer, wordt overrompelend gezongen door Hugh Beresford (1925),een Amerikaanse heldenbariton, die tien jaar later als heldentenor (!) in Wenen en Bayreuth zou imponeren.

Gottlob Frick als Mephisto


Gottlob Frick (1906-1994), de "zwartste aller bassen" is grandioos: een baarlijke duivel met bijtende humor.








Rudolf Schock 's Faust is bijzonder expressief. Ik moet mij zo langzamerhand wel herhalen als ik Schock's uiterst zorgvuldige en volkomen natuurlijke omgang met de tekst prijs.
Rudolf Schock
 als Faust

Op Schock's voortreffelijke vertolking van de Faust-aria in een radio-uitzending van 1951 kom ik nog te spreken, maar hier - in 1963 - hoor je de welluidende herinnering daaraan. Wat we in 1963 van Schock evenwel niet krijgen is een - echte - hoge C.
Dat vraagt om toelichting:

Kenneth Fury gaat in 'Opera on Record' (zie hierboven) uitgebreid in op de figuur van Faust in Gounod's opera: "De rol van Faust...vereist uitdrukkingskracht en duidelijke tekstoverdracht... ; puurheid, charme en adembeheersing voor de aria en het duet in de tuin... De aria is verschrikkelijk lastig. Niet vanwege de noten, die - behalve een erin geslopen hoge C, die Gounod niet voorschreef - tot het arsenaal van elke professionele tenor moeten behoren, maar vanwege het absolute gemak, waarmee die noten - zoals Gounod wel eiste - gevormd, met elkaar verbonden en gecontroleerd dienen te worden..... De tenor, die niet tot een lange legato-lijn in staat is.....heeft weinig kans emotioneel te overtuigen...".

Waarom die hoge C erin geslopen is, laat Fury in het midden. Ik denk, dat hij zinspeelt op de veeleisendheid van de hedendaagse muziekliefhebber en/of de dictatuur van media en markt.
Van Richard Tauber weet de muziekwereld, dat hij de hoge C (en B) "niet had". In o.a. de Faust-aria volstaat hij met een kort notensprongetje in de gewenste richting. Maar hij schijnt zich daar niet of nauwelijks om bekommerd te hebben: er bleef immers van zijn superieure zang voor de rest van de aria meer dan genoeg moois over.
In Rudolf Schock's oudere Faust-opnamen is de hoge C er wel (het mooist in 1951). In de biografie merkt Schock op, vertellend over zijn broer Gerd: "Als men Gerd 's nachts wakker maakte en hem zei: "Zing eens de hoge C", kón hij het - letterlijk zo uit zijn slaap" en wat verder: "Totaal tegenovergesteld aan mij. Ik moest hem eerst inzingen". Het lijkt me dan ook volstrekt logisch, dat de ouder wordende en baritonaal getimbreerde Rudolf Schock na de jaren vijftig de hoge C niet meer kon brengen. De geluidstechnici van de
'Margarethe'-opname uit 1963 losten dat op door een 'geluidstransplantatie', die met een goede koptelefoon amper te horen zou zijn geweest, ware het niet, dat Schock na die C de woorden "voll bange Lust" direct - zonder eerst adem te halen - doorzingt. Maar net zoals bij Tauber blijft er in Schock's vertolking voor de rest van de aria meer dan genoeg moois over.
Wilhelm Schüchter
(Electrola-archief)

Wilhelm Schüchter dirigeert solisten, koor en orkest van de 'Deutsche Oper Berlin', dat de vonken eraf vliegen. Het stereo-geluid - restauratie en 'remastering' van 2008 door Yukio Takahashi en Andreas Torkler - is voortreffelijk (luister naar de finale van de opera!!).





2008:
Sony/Eurodisc brengt de 'Margarete'-opname uit 1963 uit op CD (Nr. 88697 30641 2), die inmiddels ook als download beschikbaar is.
De Nederlandse muziekrecensent Klaas A. Postuma was zo enthousiast over de 'Margarethe'-LP, dat hij in de jaren 60 schreef: "Ik zou koor en orkest van de 'Deutsche Oper Berlin' zo over willen nemen voor de 'Nederlandse Opera".


Kenneth Fury (Opera on Record 1979) noemt de opname "certainly more communicative than the excerpt LPs that have come out of France in the sixties" en hij vindt Hilde Güden een "lovely Marguerite".

Werner Bollert (Fonoforum november 1964) vindt, dat Hilde Güden's stem pas in het slotgedeelte een markanter profiel krijgt.
Daarvoor zingt zij - volgens hem - te veel vanuit de routine van de ervaren operazangeres.
Rudolf Schock "daarentegen handhaaft constant een goed niveau, dat artistiek tevreden stemt".
Gottlob Frick zet zijn "niet uitgesproken demonische, maar rijke bas" in voor de rol van Mephisto, Hugh Beresford zingt "met grote stem" en Ursula Schirrmacher (Siebel) is alleen in enkele kleine passages te horen.

Johann Telbenbacher hoort (Amazon.de: 2012) een ontroerende Margarete van Hilde Güden, een demonische Mephisto van Frick en een Rudolf Schock, die "uitstekend bij stem" is.
Schüchter dirigeert "temperamentvol" en is een "geweldige Kapellmeister der alten Schule".
Volgens Ekkehard Pluta (Opernwelt november 2008) draagt Gottlob Frick's Mephisto het masker van de deugdzame burger. Frick's zang stelt in elk opzicht tevreden. De rijpe Hilde Güden treft de toon van het jonge Gretchen overtuigend. Beresford zingt Valentins gebed met krachtige stem en zekere hoogte. Schock's vocale uitdrukkingsvaardigheid wint het van toenemende stroefheid in het hoogste register.

1938:
Rudolf Schock speelde ooit in de opera 'Faust' de rol van Siebel (zie bovenaan). Meestal werd en wordt die rol gezongen door een mezzo-sopraan. Of door een soubrette, een lichte, lyrische sopraan als Ursula Schirrmacher in de zojuist besproken opname van 1963. Op de plaat signaleer ik als Siebel slechts een enkele keer een tenor: in 1967 de licht klinkende, lyrische en beroemde zanger Luigi Alva, die de rol van Faust's jeugdige medeminnaar zingt in een uitvoering onder Georges Prêtre met Mirella Freni als Marguerite en de zwaardere tenor Gianni Raimondi als Faust.
Leo Riemens moest niets hebben van een tenor als Siebel, maar op zich vindt hij het niet onlogisch de rol aan een (jonge) man te geven. Die keuze verlangt dan wel een rijper klinkende Faust.
In elk geval zegt het feit, dat Schock in 1938 Siebel zong, iets over de lyrische klank van zijn stem in die tijd.

1951:
Rudolf Schock zong op de 7e september van dat jaar voor de West Berlijnse radio Faust's aria 'Salut, demeure chaste et pure', zonder recitatief en in het Duits.
Gustav König
Gustav König (1910-2005), die van 1943 tot 1975 als Generalmusikdirektor vooral zijn stempel drukte op het muziekleven in de Duitse stad Essen en zich bijzonder inzette voor het werk van hedendaagse componisten, dirigeerde het RIAS Symphonie Orchester.

De opname komt o.a. voor op Sonia CD 74503 en is een perfecte produktie van het 'Fonoteam GMBH Hamburg' uit 1985.

Verder als één van de bonustracks bij de complete 'Fra Diavolo' op de Relief-cassette CR 1909 (zie ook 'RS zingt Daniel Auber'). Ook de digitalisering is voortreffelijk.

En tenslotte in de al vaak genoemde 10CD-Box van Membran/Documents: 'Rudolf Schock, seine schönsten Lieder aus Oper, Operette und Film' (Order No 232541).

Ik plaats deze opname zonder aarzeling in de lange rij van grote Schockprestaties.
Kenneth Fury kon de opname in 1979 nog niet gehoord hebben, maar hij zou haar - denk ik - ten zeerste geprezen hebben. Ze heeft alles wat Fury voor een ideale uitvoering van de aria noodzakelijk acht: uitdrukkingskracht, tekstverstaanbaarheid, puurheid, charme en adembeheersing. Faust's stem klinkt tegelijk sensueel en beschaamd, vervuld van "bange Lust(angstige begeerte)" en diepe eerbied voor Margarete, voor wie het leven na haar kennismaking met hem een vreselijke wending zal nemen.
Achter Schock's voordracht van tekst en muziek is invoelbaar, wat er in het hart van deze Faust omgaat.

1957:
Op Emi 545-CDM 769474 2 'Rudolf Schock, Opernarien' en op Profil PH08058 (Edition Günter Hänssler) 'Rudolf Schock: Funiculi, Funicula' 
is Schock's 'Gegrüßt sei mir, o heil'ge Stätte' opnieuw in het Duits te horen mét het recitatief:'Welch unbekannter Zauber faßt mich an'.
Wilhelm Schüchter leidt de Berliner Symphoniker.


Na het pakkende recitatief zingt Schock de cavatine zelfverzekerd en met flair. In het midden van de aria accentueert hij verrassend, bijna koortsachtig "híer, ja híer..." en "voll süßer Zauber": De beschaamde Faust van 1951 presenteert zich nu als ervaren man van de wereld.



1978:
Rudolf Schock's - laatste - operarecital, getiteld 'Für meine Freunde' en met Fried Walter als dirigent (Eurodisc-LP 200 090-366), is o.a. interessant, omdat Schock alsnog doet, wat hij in een eerdere fase van zijn leven afwees (zie 'RS: zanger en vertolker'): hij zingt - naast tenoraria's - ook een paar aria's, die voor bariton zijn geschreven.

Schock zegt daarover: "Dit is zelfs voor een lyrisch tenor, die altijd een goeie laagte had, tamelijk ongewoon en als de baritonpartijen op deze plaat niet 'tenoraal' klinken, maar - naar ik denk - geloofwaardig en conform het baritonvak zijn geïnterpreteerd, mag ik daar best een beetje trots op zijn".

Rudolf Schock doet er inderdaad alles aan, zijn stem in Tonio's proloog uit 'I Pagliacci', in Wolfram's 'O du mein holder Abendstern' uit 'Tannhäuser' én  'Valentins Gebet' uit 'Faust/Margarete' donker in te kleuren. Het gevolg is echter, dat zijn gebruikelijke vocale spontaniteit wat achterblijft.
Valentins gebed ("Da ich nun verlassen soll") komt er het beste af: na een ingehouden (en dreigend) begin, krijgt Rudolf Schock allengs zijn vertrouwde grip op het lied en zorgt hij naar het einde toe toch weer voor een gevoelssterke climax.

Deel 1 van Rudolf Schock & Charles Gounod ('Ave Maria' en 'Lentelied'): 
L i n k: Rudolf Schock & Charles Gounod (1: 'Ave Maria', 'Lentelied') 


Krijn de Lege, 20.12.2012/25.2.2020

Keine Kommentare: