E n g l i s h :
Around 1950 Rudolf Schock, in his own words, achieved "success after success". Personally, I experience those years as his most beautiful vocally: a warm, expressive, flexible voice with a more than good height. In his biography (1985) he does not hide that he was in fact not a "knight of the high C". One of his brothers, if you woke him up at night, could produce a "high C" immediately. Schock couldn't do that himself and had to keep on probing that "C" all the time, until it didn't help as the years went by. It may be assumed that Schock's voice no longer had a "high C" after 1960. That in itself is not serious, but the fact is that an audience that expects a "high C" at a certain moment and does not get it, becomes annoying! You sing the stars of heaven all evening, but that one missing tone kills you. It's no secret, by the way, that the great Richard Tauber had no "high B", let alone "C" available. Tauber sang very easily by nature and dived - without a trace of shyness - with flair under the "high B" of for example Bizet's 'Flower aria'.
The violent Guiseppe Verdi aria 'Di quella pira' at the end of scene two of the THIRD ACT of 'Il Trovatore' traditionally ends with a 'high C', which should not fail for the 'true' opera lover. So on pain of booing! Schock last recorded the aria in 1959. The Dutch opera critic Leo Riemens remarked that Rudolf Schock got his "high C" "with his heels over the ditch". Schock recorded more Riemens-resistant versions in 1950 (in Italian) and in 1953 (in German). I put those recordings on YouTube in logical contrast with another, soulful tenor aria from the same 2nd scene and 3rd act.
For the record:
GUISEPPE VERDI did NOT prescribe the "high C" in 'Di quella pira'. But he did not object to the tenor's wish to sing the closing note with a "high C" in the world premiere (1853) of 'Il Trovatore'. In this way, an oppressive tradition was born. Conductor Ricardo Muti (born: 1941) broke with that tradition years ago in a performance of 'Il Trovatore'. However, at the moment supreme, the obedient tenor was put on a hellish flute concerto-with-booing.
On the second scene of the 3rd act:
Despite miserable circumstances, Leonora and Manrico have decided to marry each other: tenor aria: 'Ah si ben mio coll`essere / Ah! yes, my goodness'. However, when Manrico gets word that his mother Azucena has been captured, he mobilizes his small force. He shows himself ready for the battle for his mother. End 3rd act: 'Di quella pira / Of that pyre!'.
 |
| Rudolf Schock as Manrico 1953 |
From the 4th act:
Manrico is defeated and awaits the death sentence in a dungeon. Manrico's friend, Ruiz, shows Leonora the bars of the dungeon. Leonora is moved to hear Manrico's farewell song: 'Ah, che la morte ognora'.
In the 2nd scene Manrico gets the opportunity to say goodbye to his overtired mother Azucena (She suffers the double trauma of a mother burnt at the stake and the ensuing act of retaliation, in which she in mental confusion threw her own child into the flames). Manrico encourages her and sings her to sleep: ' Sì, la stanchezza m'opprime, o figlio/Ai nostri monti ritorneremo'.
D e u t s c h :
Um 1950 gelang Rudolf Schock nach eigener Aussage „Erfolg um Erfolg“. Persönlich erlebe ich diese Jahre als seine stimmlich schönsten: eine warme, ausdrucksstarke, flexible Stimme mit einer mehr als guten Höhe. In seiner Biografie (1985) verhehlt er nicht, dass er eigentlich kein „Ritter des hohen C“ war. Einer seiner Brüder konnte, wenn man ihn nachts weckte, sofort ein „hohes C“ hervorbringen. Schock selbst konnte das nicht und musste das „C“ immer wieder pflegen, bis es im Laufe der Jahre nicht mehr half. Es ist anzunehmen, dass Schocks Stimme nach 1960 kein „hohes C“ mehr hatte. Das ist an sich nicht ernsthaft, aber Tatsache ist, dass ein Publikum, das in einem bestimmten Moment ein „hohes C“ erwartet und es nicht bekommt, unangenehm wird! Einer singt den ganzen Abend die Sterne des Himmels, aber dieser eine fehlende Ton bringt dich um. Es ist übrigens kein Geheimnis, dass der große Richard Tauber kein „hohes B“, geschweige denn „C“ zur Verfügung hatte. Tauber sang von Natur aus sehr locker und tauchte – ohne eine Spur von Scheu – mit Flair unter das „hohe B“ von beispielsweise Bizets „Blumenarie“.
Die heftige Guiseppe Verdi-Arie „Di quella pira“ am Ende der zweiten Szene des DRITTEN AKTS von „Il Trovatore“ endet traditionell mit einem „hohen C“. So ein "C" darf nach der Meinung des „wahren“ Opernliebhabers nicht misslingen. Buhrufe stehen also bevor! Rudolf Schock nahm die Arie 1959 zum letzten Mal auf. Der niederländische Opernkritiker Leo Riemens bemerkte, Rudolf Schock habe sein „hohes C“ nur „mit den Absätzen über den Graben“ geschafft. Riemens-resistentere Versionen legte Schock u.a. 1950 (auf Italienisch) und 1953 (auf Deutsch) fest. Ich stelle diese Aufnahmen auf YouTube in logischem Kontrast zu Versionen einer anderen, gefühlvollen Tenor-Arie aus derselben 2. Szene und demselben 3. Akt.
 |
| Josef Metternich & Rudolf Schock 1959 |
Fürs Protokoll:
GUISEPPE VERDI hat das „hohe C“ in „Di quella pira“ NICHT vorgeschrieben. Dem Wunsch des Tenors der Uraufführung (1853) von „Il Trovatore“, den Schlusston mit einem „hohen C“ zu singen, widersprach er aber nicht. Auf diese Weise wurde eine unterdrückerische Tradition geboren. Dirigent Ricardo Muti (geb. 1941) brach vor Jahren mit dieser Tradition in einer Aufführung von „Il Trovatore“. Im Augenblick jedoch wurde der gehorsame Tenor auf ein höllisches Flötenkonzert mit Buhrufen gesetzt.
Zur zweiten Szene des 3. Akts:
Trotz miserabler Umstände haben Leonora und Manrico beschlossen, sich zu verheiraten: Tenor-Arie: „Ah si ben mio coll`essere / Dass nur für dich mein Herz erbebt'. Als Manrico jedoch erfährt, dass seine Mutter Azucena gefangen genommen wurde, mobilisiert er seine kleine Truppe. Er zeigt sich bereit für den Kampf um seine Mutter. Ende 3. Akt: 'Di quella pira / Lodern zum Himmel!'.
Aus dem 4. Akt:
Manrico ist besiegt und wartet in einem Kerker auf das Todesurteil. Manricos Freund Ruiz zeigt Leonora die Gitterstäbe des Kerkers. Leonora ist gerührt, Manricos Abschiedslied zu hören: "Ah, che la morte ognora / Schon naht sich die Todesstunde".
In der 2. und letzten Szene bekommt Manrico die Gelegenheit, sich von seiner erschöpften Mutter Azucena zu verabschieden (Sie erleidet das Doppeltrauma einer auf dem Scheiterhaufen verbrannten Mutter und der darauffolgenden Vergeltung, bei der sie in Geistesverwirrung das eigene Kind in die Flammen warf). Manrico ermutigt sie und singt sie in den Schlaf: „ ' Sì, la stanchezza m'opprime, o figlio/Ai nostri monti ritorneremo / In unsre Heimat kehren wir wieder“ .
 |
| Rudolf Schock als Manrico 1953 |
N e d e r l a n d s :
Rond 1950 boekt Rudolf Schock naar eigen zeggen "succes na succes". Persoonlijk beleef ik die jaren als zijn vocaal allermooiste jaren: een warme, expressieve, soepele stem met een meer dan goede hoogte. In zijn biografie (1985) verbergt hij overigens niet, dat hij feitelijk geen "ridder van de hoge C" was. Eén van zijn broers kon, als je hem 's nachts wakker maakte, op staande voet een "hoge C" produceren. Hijzelf kon dat niet en moest voortdurend aan die noot zangonderhoud blijven plegen totdat dit bij het klimmen der jaren niet meer hielp. Aangenomen mag, dat Schock's stem na 1960 niet meer over een "hoge C" beschikte. Op zich is dat niet ernstig, maar een feit is wel, dat een publiek, dat op een bepaald moment een "hoge C" verwacht en die niet krijgt, vervelend wordt! Je zingt de hele avond de sterren van de hemel, maar die ene ontbrekende toon doet je de das om. Het is overigens geen geheim, dat de grote Richard Tauber geen "hoge B", laat staan "C" ter beschikking had. Tauber zong van nature heel gemakkelijk en dook - zonder een spoortje van verlegenheid - met flair onder de "hoge B" van bv. Bizet's 'Bloemenaria' door.
De geweldgerichte Guiseppe Verdi-aria 'Di quella pira' aan het eind van scène twee van de DERDE AKTE van 'Il Trovatore' eindigt traditioneel met een "hoge C", die van de "ware" opera-liefhebber niet mag mislukken. Op straffe van boegeroep dus! Schock zette de aria het laatst op de plaat in 1959. De Nederlandse operacriticus Leo Riemens merkte op, dat Rudolf Schock zijn "hoge C" maar "met de hakken over de sloot" haalt. Riemens-bestendiger versies nam Schock o.a. op in 1950 (in het Italiaans) en in 1953 (in het Duits). Die opnamen zijn door mij in logisch contrast met een andere, gevoelvolle tenoraria uit dezelfde 2e scène en 3e akte op YouTube gezet.
 |
| Schock, Metternich, Muszely 1959 |
Voor de goede orde:
GUISEPPE VERDI schreef de "hoge C" in 'Di quella pira' NIET voor. Maar hij had geen bezwaar tegen de wens van de tenor in de wereldpremière (1853) van 'Il Trovatore' de slotnoot met een "hoge C" te zingen. Op die manier ontstond een knellende traditie. Dirigent Ricardo Muti (geb. 1941) brak dan ook jaren geleden in een uitvoering van 'De Troubadour' met die traditie. Dit kwam echter op het moment suprème de gehoorzame tenor op een hels fluitconcert-met-boegeroep te staan.
Over de tweede scène van het 3e bedrijf:
In en bij de burcht Castellor.
Leonora en Manrico hebben ondanks ellendige omstandigheden besloten met elkaar te trouwen: tenoraria: 'Ah si ben mio coll`essere / Dass nur für dich mein Herz erbebt'. Wanneer Manrico echter het bericht bereikt dat zijn moeder Azucena gevangen is genomen, mobiliseert hij zijn kleine troepenmacht. Hij toont zich gereed voor de strijd om zijn moeder. Eind 3e akte: 'Di quella pira / 'Lodern zum Himmel'.
Over het 4e bedrijf:
Manrico is verslagen en wacht in een kerker op het doodvonnis. Manrico's vriend, Ruiz, wijst Leonora de tralies van de kerker. Leonora hoort ontroerd Manrico's afscheidslied: 'Ah, che la morte ognora / 'Schon naht sich die Todesstunde'.
In de 2e scène krijgt Manrico de gelegenheid afscheid van zijn oververmoeide moeder Azucena te nemen (Zij lijdt onder het dubbele trauma van een tot de brandstapel veroordeelde moeder en de daarop volgende vergeldingsactie, waarbij zij in geestesverwarring haar eigen kind in de vlammen gooide). Manrico spreekt haar moed in en zingt haar in slaap: ' Sì, la stanchezza m'opprime, o figlio /Ai nostri monti ritorneremo / In unsre Heimat kehren wir wieder'.
Krijn de Lege, 18-10-2022/31-10-2022/6-11-2022
Keine Kommentare:
Kommentar veröffentlichen