03.03.18

RUDOLF SCHOCK sings IMRE (EMMERICH) KÁLMÁN (3: N E D E R L A N D S E V E R S I E: Countess Maritza/Gräfin Mariza) part TWO

Rudolf Schock in 'Gräfin Mariza/Countess Maritza':
NEDERLANDSE VERSIE + ZEVEN MUZIEKVIDEO'S!


 Ik heb zin, het nu eens anders te doen!
"Muziekvideo's" of "luistervideo's" - het doet er niet toe, hoe men ze noemt - , geven hieronder een overzicht van Rudolf Schock's levenslange omgang met de rol van 'Tassilo' in Kálmán's 'Gräfin Mariza'.
Meer dan die van 'Edwin' in 'Die Csárdásfürstin' biedt 'Tassilo' een tenor de gelegenheid naast Mariza vocaal en interpretatief indruk te maken. Daarbij komt, dat Rudolf Schock zich in de rol werpt met een onherroepelijke, haast jongensachtige overgave, die mij recht in het hart raakt!
Belcanto en verismo lopen bij hem in elkaar over: naast vocale schoonheid, klinkt er ook een radicaal realisme, dat in staat is "echte mensen" overtuigend over het voetlicht te brengen.
Muziekcriticus Thomas Voigt (Fono Forum) schrijft in 2016: "...Rudolf Schock met bijna al de pregnante uitbeeldingskracht van de toneelspeler..." en in 2017: "...hij treedt hier op met de welbespraaktheid van de toneelspeler, die 'toevallig' ook nog buitengewoon mooi zingt...".
Schock's 'Gräfin Mariza'-opnamen uit 1954 (onder Wilhelm Schüchter), 1962 (onder Frank Fox) en 1967 (onder Robert Stolz) bespreek ik hier niet. Al het goeds, wat ik heb geschreven in mijn tekst over de 'Csárdásfürstin' geldt zeker ook voor 'Gräfin Mariza'! Wel herinner ik graag nog even aan Schock's allereerste 'Gräfin Mariza'-opname van 1947/48 en zijn allerlaatste uit 1985. Mijn meeste aandacht gaat echter naar de complete, weliswaar geluidstechnisch middelmatige radio-opname van maart 1958 en naar de bioscoopfilm van datzelfde jaar.

1947/48:
Op een 78-toeren schellak-grammofoonplaat van HMV met bijna 10 minuten hoogtepunten. Dit is de allereerste operette-opname met Rudolf Schock!

maart 1958:
Vrijwel volledige radio-opname van de Beierse Omroep onder de muzikale leiding van Werner Schmidt-Boelcke en met virtuoze ondersteuning van Toki Horváth en zijn Hongaarse Zigeunerorkest. 


Leek rond de eeuwwisseling gewist, maar is - zij het geluidstechnisch beperkt - intussen gelukkig uit de as herrezen (o.a. op Membran/Documents No.: 233001).  

Gelukkig, want deze opname met voor Kálmán's muziek het ideale duo Sári Barabás & Rudolf Schock vult een lacune in de geschiedenis van zigeuneroperettes op geluidsdrager.
Op YouTube heb ik drie smaakmakende fragmenten gezet: 

1) Tassilo's nostalgische herinnering aan gelukkiger tijden in Wenen (1. acte):

2) De enerverende, grote finale van de 2e acte:

3) De relatief bescheiden finale van de 3e acte, maar met een zelden gehoord "loflied op de vrouw" van Tassilo, waarvan met Rudolf Schock geen andere opname bestaat.
Jammer genoeg wordt van het lied alleen het refrein gezongen, maar Schock's overdonderende uitvoering maakt veel goed:

1958:
Imre Kálmán 's 5e sterfdag in dat jaar moet de reden zijn geweest TWEE bioscoopfilms met zijn muziek uit te brengen. 'Der Csárdáskönig' (regie: Harald Philipp) vertelt meer min dan meer Kálmán's levensverhaal én de FILM 'Gräfin Mariza' (regie: Rudolf Schündler) wordt gemaakt "naar de gelijknamige operette". Anders gezegd: de film moet niet worden gezien als een verfilming van de operette. In één van de 2 resterende artikelen over Kálmán kom ik terug op 'Der Csárdáskönig" .

Over de film 'Gräfin Mariza':
 



Landgoedbeheerder Tassilo heet nu Michael en Mariza blijft Mariza. De plot blijft dicht bij die van de operette. Het hart van de film is echter de "toevallige" onmoeting van Michael (Rudolf Schock) met het eenvoudige, maar vrijmoedige poestameisje "Etelka" (Christine Görner). Die ontmoeting vindt plaats in het zonovergoten Burgenland als het volmaakte decor voor een romantische kleurenfilm. Als blijkt, dat "Etelka" Michael's adellijke werkgeefster is, vallen film en operette toch nog samen in de emotionele scène, waarin Michael de door hem als zodanig ervaren vernedering wegzingt ('Komm Zigane').
In Kálmáns muziek uit de operette is in de film flink gesnoeid. Waarschijnlijk door Bruno Uher (1912-1976), die formeel verantwoordelijk was voor de filmmuziek. Uher zal ook de dirigent zijn geweest, maar helemaal duidelijk is dat niet. Voor de (lied)teksten tekent de fameuze Robert Gilbert (1899-1978), maar van Kálmáns vroegere tekstdichters Julius Brammer & Alfred Grünwald worden ook teksten gebruikt.
Een inmiddels ook in films door de wol geverfde
Rudolf Schock beweegt zich ontspannen voor de camera, terwijl actrice en (opera/operette)zangeres Christine Görner (geb. 1930) met speelse ironie (let op haar ogen!) de sentimentaliteit op afstand houdt. Het is heel begrijpelijk, dat ze later met plezier én succes liederen van Kurt Weill & Bertolt Brecht interpreteerde.

Graag vestig ik - met dank aan "Fritz51267" - de aandacht op een YouTube-upload uit de film: "Rudolf Schock ('Mir geht's gut') & Christine Görner ('Höre ich Zigeunergeigen')":

Christine Görner zingt haar lied overduidelijk niet als gravin Mariza uit de operette, maar - Michael om de tuin leidend - als landelijke "Etelka".  Ze speelt de naïeve verbazing in eigen persoon: "Wie ben ik, dat ik dit allemaal mag meemaken?" én "Wo  wohnt die Liebe, Michael?".  
Rudolf Schock's 'Mir geht's gut', dat hij achterop de huifkar voor "Etelka"zingt, is wel uit Kálmán's operette, maar niet in deze vorm!  Schock zingt het op de muziek, waarmee de jonge zigeunerin Manja de operette 'Gräfin Mariza' opent: een onheilszwanger lied met als strekking "Geluk is een korte droom...".

Ik neem aan, dat Robert Gilbert Schock's nieuwe tekst heeft geschreven en toegespitst op het geforceerde mengsel van relativeringsvermogen en defaitisme, waarmee Michael terugkijkt op zijn leven. Het aardige is ook, dat
diens latere woedeuitbarsting in 'Komm Zigane' daartegen des te scherper afsteekt:

Vertaling 'Mir geht's gut' (R. Gilbert op muziek van I. Kálmán):

"Met mij gaat het goed", zeg ik elke dag tegen mezelf -  
 
ook als dat niet zo is...

Want je kunt het moeilijkste verdragen, als je het gemakkelijk opneemt.

Geld en goed gaan zoals de wind waait

Op de wereld is alles mogelijk, omdat die draait.

Geluk is een blad in de wind: het warrelt vlug voorbij

Maar het na te jagen heeft geen zin.

Ja, als er stennis wordt gemaakt, blijf ik lachen...,

want met mij is alles mogelijk, omdat ik nu eenmaal zo ben...


17 februari 1963:

Live-uitzending vanuit de 'Kongress-Saal' van het Duitse Museum in München:
Ingeborg Hallstein & Rudolf Schock zingen het duet ‘Sag ja, mein Lieb, sag ja' uit ‘Gräfin Mariza’. Werner Schmidt-Boelcke leidt het 'Münchner Rundfunkorchester':
Rudolf Schock's levenservaren Tassilo klinkt krachtig en niet uitgesproken lyrisch. Dit leidt - al dan niet bedoeld - tot een intrigerende tegenstelling met het juist zeer lyrische stemgeluid van de 21 jaar jongere Ingeborg Hallstein, dat " helder als zilver glanst", aldus Agnes Wenk, weduwe van de vermaarde, Duitse concertzanger Erich Wenk.

September 1985:
Rudolf Schock presenteert Tassilo's 'Komm Zigane' in het Concertgebouw Amsterdam tijdens een laatste serie 'Abend in Wien'-concerten in Nederland en België (dirigent: Franz Bauer-Theussl):
Ik schreef het al eerder: Van Schock's stem was in 1985 nog een restbestand over, maar daar perste hij zoveel samengebald muziektheater uit, dat ik en met mij velen niet aan de fascinatie voor deze zanger konden ontsnappen.


Krijn de Lege
3 maart 2018

Keine Kommentare: