27.06.11

RUDOLF SCHOCK ZINGT FRIEDRICH VON FLOTOW


Hannover 1945: als Lyonel in von Flotow's 'Martha' 
(Foto: RELIEF 3001)

 



Rudolf Schock zingt Friedrich von Flotow
(met DRIE VIDEO'S !)

Rudolf Schock in een brief van 19.11.1946: "Tot eind augustus (1945) bleef ik dan daar (Schwarzfeld) op het platteland, hielp bij de oogst, velde bomen, at goed en voelde mij weer gezond, zodat ik eigenlijk helemaal geen zin meer had daar weg te gaan. Toen ik een paar dagen in Hannover was, ontmoette ik toevallig de intendant van het operatheater aldaar, die ik kende en mij als lyrisch tenor engageerde".

Rudolf Schock, die Stalingrad en Ardennenoffensief overleefde, was in de zomer van 1945 - in een landelijke omgeving en herenigd met vrouw en kinderen - een gelukkig mens. Maar ik geloof niet, dat hij op dat moment, zoals hier en daar wel eens te lezen is, het zingen serieus wilde opgeven. In zijn biografie (blz. 211) laat de zanger in 1985 immers optekenen, dat hij genoot van het werken in de frisse lucht, maar tegelijkertijd zangoefeningen deed bij de heer Rieschel. Deze gepensioneerde schoolmeester in Schwarzfeld had nog een album met Schubertliederen en begeleidde Schock op de piano bij het instuderen daarvan. Een toevallige ontmoeting in Hannover met een oude bekende deed de rest: Reiner Minten (1901-1958), heldentenor en als artistiek leider van het operatheater te Hannover dringend verlegen om een lyrische tenor, bood Schock de gelegenheid tegen een maandgage van 550 Reichsmark ("waarvan je net nog een pond koffie kon kopen") opnieuw tot een opera-ensemble van een muziektheater toe te treden.

Op 28 juli 1945 debuteert de dan bijna 30-jarige zanger in Hannover als Don José in 'Carmen'. In augustus 1945 neemt hij de rol van B. F. Pinkerton over in Puccini's 'Madame Butterfly' en op 23 oktober 1945 zingt hij de dorpsjongen Lyonel in de première van 'Martha' van Friedrich von Flotow.

Friedrich von Flotow en Rudolf Schock 
Schock is  anderhalf jaar later weer te horen in 'Martha', maar dan bij de Stedelijke Opera van Berlijn, en op 23 juli 1947 legt hij voor Electrola (het latere EMI) de beroemde tenor-aria 'Ach so fromm, ach, so traut' uit 'Martha' op de grammofoonplaat vast. In 1953 maakt hij een opvallend felle radio-opname van de 'Martha'-aria, die ruim een halve eeuw later door het Relief-label wordt herontdekt en in 2005 op CD uitgebracht. In de 2e Ernst Marischka-film met Rudolf Schock 'König der Manege' uit 1954 zingt de zanger nog eens de Lyonel-aria uit 'Martha' en, te midden van Weense operasolisten, het emotionele slotdeel van de 3e finale (Dirigent: Rudolf Moralt). Met de sopraan Anneliese Rothenberger en dirigent Wilhelm Schüchter neemt Schock in 1955 voor Electrola (EMI) de 3-delige grote scene met Lady Harriet oftewel 'Martha' op. In 1963 verschijnen 'Ach so fromm...' en een duet met de bas Walter Kreppel op Eurodisc/Sony, in 1965 gevolgd door een uitvoerige selectie van fragmenten uit de opera met, naast Schock, Erika Köth in de titelrol. 

Friedrich von Flotow schreef zo'n 25 theaterwerken, waarvan alleen 'Martha' en tot op zekere hoogte 'Alessandro Stradella' repertoire hielden. Wat  de laatste opera betreft, heeft daarbij vooral het succes van de tenorhymne uit het 3e bedrijf: 'Wie freundlich strahlt der Tag - Jungfrau Maria' een rol gespeeld.
Rudolf Schock zette deze hymne ook op de plaat: in 1952 voor Electrola (EMI/Warner) en in 1963 voor Eurodisc/Sony. Bovendien zong hij (een deel van) deze aria in één van zijn andere films: 'Die Stimme der Sehnsucht' uit 1956. Die scene is op 'YouTube' te bekijken.

Friedrich Adolf Ferdinand, Freiherr von Flotow (1812-1883)
 
 
Friedrich von Flotow wordt geboren op het landgoed Teutendorf in Mecklenburg. Hij is nog maar een 15-jarige tiener, als hij naar Parijs vertrekt om compositieleer te studeren. Hij blijft daar tot 1848. Rond 1840 geldt hij in Europa als belangrijk opera-componist, wiens componeerstijl perfect aansluit bij die van Franse operacomponisten als Daniel Auber, Charles Gounod en Giacomo Meyerbeer. Daarnaast klinken er in zijn muziek echo's van de "kleine Mozart" Albert Lortzing en de Italianen Gioacchino Rossini en Gaetano Donizetti.
 In 1844 publiceert Von Flotow zijn eerste Duitstalige opera 'Alessandro Stradella' en in 1847 in de zelfde taal 'Martha'. Beide opera's zijn buitengewoon succesvol. De premiès vinden niet in Parijs, maar respectievelijk in Hamburg en Wenen plaats. 'Martha' groeit uit tot een internationale topattractie: het werk wordt in vele talen vertaald en uitgevoerd. Natuurlijk in het Frans, maar ook in het Engels (opera speelt in Engeland!), Hongaars, Pools, Russisch en Zweeds. De Italianen hebben 'hun eigen' Italiaanse versie van 'MARTA' (zonder h) en het is die versie, die door de Amerikaanse operatheaters wordt geannexeerd met als gevolg, dat de Lyonels van Enrico Caruso en Benjamino Gigli op de plaat niet 'Ach so fromm, ach, so traut' zingen, maar 'M'appari tutt'amor'. De Nederlandse opera-specialist Leo Riemens vond zelfs, dat de opera in het Italiaans beter klinkt ('Elseviers Groot Operaboek'-1959). De Duitse opera-specialist Friedrich Herzfeld schreef daarentegen, dat 'Martha' een Duits 'Singspiel' is en geen opera van Bellini ('Schallplattenführer für Opernfreunde'- Ullstein 1962).



In het revolutiejaar 1848 verlaat Von Flotow Parijs en pendelt tussen Berlijn, Londen, Wenen en Hamburg. Van 1863 tot 1868 leeft hij weer in Parijs, waar hij zich o.a. ook op het terrein van de operette ('opéra-bouffe') begeeft. Daarna vestigt hij zich definitief in Wenen en verblijft zo nu en dan in Italië.
In 1883 sterft Friedrich von Flotow in het Duitse Darmstadt.

Friedrich von Flotow en Jacques Offenbach
Von Flotow ontmoet in de loop van de jaren 30 van de 19e eeuw in Parijs een jonge, verlegen cellist en muziekstudent, die uit Keulen komt, van de hand in de tand leeft, eigenlijk Jakob Offenbach heet, maar zich in Parijs 'Jacques' laat noemen. Zij worden vrienden en besluiten samen te werken: Von Flotow neemt Offenbach mee op zijn concertreizen en Offenbach assisteert Von Flotow bij het maken van muziekarrangementen.
 Ook treden zij - in navolging van bv. Chopin, Meyerbeer, Rossini en Liszt - op 'in de grote salons van de welgestelde burgerij': Von Flotow als vaardig pianist en Offenbach als competente cellist (lees over 'saloncomposities' ook: 'RS zingt Carl Bohm').
Bernard Grun ('Kulturgeschichte der Operette'- Langen Müller Verlag 1961) vraagt zich - m.i. terecht - af, of het duo tijdens die salonconcerten al een paar melodieën heeft uitgeprobeerd, die een paar jaar later in 'Alessandro Stradella' en 'Martha' zouden opduiken en hij wijst op de bijzondere combinatie, die zij in feite waren: achter de piano de aristocratische, overgecultiveerde, door het leven verwende man-van-de-wereld Friedrich Adolf Ferdinand, Freiherr von Flotow en achter de cello de onhandige "geboren schlemiel" (Grun) Jakob Offenbach uit het Keulse getto (zie foto van de jonge Offenbach). Maar beide mannen hadden ook belangrijke raakvlakken. Ze waren allebei Duitse immigranten, creatieve muzikanten en naar alle waarschijnlijkheid geen muzikale snobs. Voor dit laatste spreekt o.a., dat Friedrich von Flotow jaren later, als de intussen in het geheel niet meer verlegen Jacques Offenbach triomfen viert als 'Opera-bouffe'-componist ('Orphée aux Enfers', 'Barbe-Bleue', 'La Vie Parisienne' enz.), ook ijverig met de Franse operette experimenteert (1861: 'Madame Bonjour'). 

De muziek van Friedrich von Flotow
Nog een keer citeer ik Leo Riemens: "Na nog een aantal Duitse werken, schreef Von Flotow in 1870 zijn beste Franse opera 'L'Ombre (De Schim)' en daarna enkele Italiaanse opera's ... het merkwaardige is, dat al dat werk in zijn tijd succes had. De melodische rijkdom van 'Martha' en 'Stradella' doet verwachten, dat van hem nog veel waardevols verborgen ligt". Riemens schreef deze woorden ongeveer 50 jaar geleden. Zijn verwachting is (nog) niet bewaarheid.
Een geheel ander geluid komt van Richard Strauss (1864-1949), die ook al zo onaardig deed tegen de virtuoze operette-componist Leo Fall (zie 'RS zingt Fall'). Volgens Strauss "moest 'Martha' (waarschijnlijk vanwege de dominantie van het geleende Ierse volkslied 'The last Rose of Summer') zo spoedig mogelijk van het operatoneel worden verbannen!".

'Knaurs Grosser Opernführer' (uitgave van Thomas Steiert voor de Wissenschaftliche Buchgesellschaft Darmstadt) zet Von Flotow in 1999 op een voetstuk. Dit gerenommeerde opera-naslagwerk beschouwt de Europeaan (!) Friedrich von Flotow als een "gracieus, lichtvoetig kind" van de Franse 'Opéra comique'.
Daar voeg ik aan toe, dat Von Flotow met zijn doorgecomponeerde, gezongen dialogen eigenzinnig teruggreep op de Italiaanse 'Opera buffa' (zie 'RS zingt Adolphe Adam'), wat misschien de bijzondere aantrekkingskracht van 'Martha' op de Italianen verklaart. Verder kan nog opgemerkt worden, dat de opera-handeling van 'Martha' en 'Stradella' eerder romantisch, dan komisch aandoet. Maar zij is wel licht en levendig, vol prachtige melodieën, die - om het met de woorden van 'Martha'-librettist Friedrich Wilhelm Riese te zeggen - "recht fürs Herz" gecomponeerd zijn.

Alessandro Stradella:


Genoemde Friedrich Wilhelm Riese (1805-1879), die in Hamburg voor theaters schreef onder het pseudoniem 'W. Friedrich', beschikte over een feilloos gevoel voor goed speelbare en effectieve toneelteksten. Je zou hem als zodanig kunnen vergelijken met zijn beroemde collega Eugène Scribe in Parijs (zie 'RS zingt Daniël Auber'). Voor Friedrich von Flotow maakte Riese de tekstboeken van 'Alessandro Stradella' (1844) en 'Martha' (1847) en het valt op, dat juist deze Flotow-opera's kassuccessen waren en doorgespeeld zijn.

Riese gebruikte als basis voor de 'romantische opera Alessandro Stradella' een vrolijk zangspel van De Forges en Dupont, dat in 1837 in Parijs werd opgevoerd en door Von Flotow al van enkele extra muzikale nummers was voorzien. Hoofdpersoon van die musicalachtige komedie is de historische opera-, oratorium- en cantate-componist Alessandro Stradella (1645 - 1682).               
Stradella leefde en werkte in Venetië. Hij trad op als zanger, gaf muziekles en was aan de lopende band verliefd. Op een nacht vlucht hij met een vrouwelijke leerling, verloofde van een Venetiaans edelman, naar Rome. De edelman laat het er niet bij zitten en huurt een moordenaar (of moordenaars) in. Stradella overleeft een eerste moordaanslag in Rome en een tweede in Turijn (1677). Een paar jaar later gaat het alsnog mis: Stradella stort zich in een nieuwe liefdesaffaire en bekoopt dat in 1682 met de dood.
De bekende kerkelijke aria 'Pietà, Signore (Erbarmen, Herr)' wordt vaak toegegeschreven aan Alessandro Stradella. Maar even vaak wordt dit bestreden. Eén van de volgende drie namen uit de 19e eeuw zouden veel eerder voor die eer in aanmerking komen: François-Joseph Fétis, Louis Niedermeyer of Gioacchino Rossini.
Rudolf Schock nam de aria in 1966 op, tegelijk met aria's van Tenaglia, Händel, Gluck, Mozart en Beethoven (Eurodisc-LP 75357 KR). Ook op die platenhoes staat Alessandro Stradella als componist van 'Pietà, Signore' vermeld. 

De operahandeling 
blijft dicht bij de geschiedkundige feiten. Alleen het opgewekte slot van de opera (Stradella mag van de Venetiaanse edelman Leonore houden) staat haaks op de ware afloop. Stradella is in de opera vooral zanger, die Leonore tijdens een rumoerig carnaval ontvoert om in alle stilte met haar te trouwen. De edelman, die Leonore's voogd is, maar hoopt te promoveren tot haar geliefde, laat twee moordenaars op Stradella afsturen. De boeven (het klassieke 'komisch duo' uit de 'Opera buffa' en een gouden greep van Riese/Von Flotow) nemen zich voor, Stradella op zijn bruiloft te vermoorden. Maar deze zingt daar een lied, zo mooi, dat de ruwe bolsters, tot tranen geroerd, domweg vergeten, waarvoor zij gekomen waren. Kort voor het einde van de 3e en laatste akte van de opera doen zij - nu in rechtstreekse opdracht van Leonore's voogd - een tweede poging: ze sluipen op Stradella af, terwijl deze een lofzang instudeert voor het Mariafeest van de volgende dag. Stradella zingt in de inleiding tot die lofzang over zijn angst, dat hij niet de kracht zal kunnen opbrengen het lied op de juiste wijze ten gehore te brengen. Als hij toe is aan het muzikale en religieuze hoogtepunt, het gebed tot de maagd Maria, trekken de schurken hun messen. Maar dan overvalt hen als een donderslag bij heldere hemel een diep berouw. De prachtig gezongen woorden van het gebed raken het geteisem in het hart en de zondaren werpen zich voor de voeten van de kunstenaar. En omdat de voogd van Leonore intussen heeft ingezien, dat ook hij met spoed zijn leven moet beteren, staat hij Leonore af aan Alessandro Stradella, de man, met wie zij rechtmatig getrouwd is. Het zal duidelijk zijn, dat het tenorale gebed tot Maria een tweede gouden greep was én nog altijd is.
















Rudolf Schock zingt 'Wie freundlich strahlt der Tag - Jungfrau Maria' uit 'Alessandro Stradella':

- Berlijn, 14-11-1952: met het Orkest v.d. Deutsche Oper, Berlijn onder dir. Wilhelm Schüchter Electrola-Edition 2000 (LP's E2008/09) en Membran/Documents (10 CD-Box LC12281 - ordernr. 232541)

- Berlijn,  10-1-1963: Berliner Symphoniker onder dir. Kurt Gaebel Eurodisc/Sony (CD GD 69314)

- 1956 in de film 'DIE STIMME DER SEHNSUCHT' (Regie: Thomas Engel)
   Fragment uit de lofzang 'Jungfrau Maria'.
   Dirigent en orkest onbekend. 

Electrola/EMI heeft dikwijls de 'Martha'-aria van Schock uitgebracht: op LP en CD. Maar de hymne uit 'Stradella' komt alleen voor op een bijzondere LP-editie uit de jaren zestig, waarvan  destijds maar 2000 exemplaren zijn geperst en op een nóg ouder 45-toeren-EP-tje, waarop Rudolf Schock ook te horen is als evangelist in 'Selig sind die Verfolgung leiden' uit 'Der Evanglimann' van Wilhelm Kienzl.






















Het was dan ook een verrassing, dat in de ongelooflijk laag geprijsde Rudolf Schock-10 CD Box (heruitgegeven in 2010) van Membran/Documents nu eens niet de aria uit 'Martha' voorkwam, maar wel de hymne uit 'Alessandro Stradella'


 
De Eurodisc/Sony-CD met aria's en scenes uit Duitse opera's, waaronder de hymne vraagt dringend om heruitgave. Zij is de eerste van een drietal CD's, dat in 1991, vijf jaar na Schock's overlijden, werd uitgebracht onder de verzameltitel 'Eine unvergessene Stimme'. De twee andere CD's met operette-fragmenten en volksliederen zijn nog wel in de handel, maar bieden een onvolledig beeld van de opera- en liederenzanger Rudolf Schock.





















Beide uitvoeringen van Stradella's hymne maken grote indruk: in 1952 nu eens (licht)'heldisch' - passend bij von Flotow's held uit 1844 - en dan weer met mezza voce "freundlich und mild", in overeenstemming met de woorden, waarmee de maagd Maria in het lied wordt gekarakteriseerd. Geen wonder, dat de twee messentrekkers door deze demonstratie van schoonheid omgekeerd midden in het eigen hart worden geraakt. In 1963 draagt Schock het lied meer als concert-aria voor: langzamer en gedragener, 'Italiaanser' ook, met langere, superieur op één adem gezongen, vocale lijnen.

In de film 'Die Stimme der Sehnsucht'  uit 1956 zingt de gevierde zanger Stefan Berger oftewel Rudolf Schock het feitelijke 'Gebed tot Maria' tijdens een operaconcert. Hij opent direct al met een aantal versregels in een fascinerend mezza-voce. Het is dan ook jammer, als de scene midden in het lied plotseling wordt afgebroken en de camera de kleine Eva (Christine Kaufmann) in haar ziekenhuisbed opzoekt, terwijl Schock's stem nog even hol op de achtergrond verder klinkt. Bij YouTube wordt dat opgelost door i.p.v. Christine Kaufmann een ander lied uit de film eraan vast te plakken. Over de componist daarvan (Gerhard Winkler) én de film zal ik het in de toekomst in een apart artikel nog hebben.

Martha oder Der Markt zu Richmond 
De inspiratiebron voor 'Martha' van Riese/Von Flotow was een ballet van de choreograaf Jules de Saint-Georges getiteld: 'Lady Harriette ou La Servante de Greenwich' uit 1844.
Het tekstboek van de opera heeft een historisch kader, waarvan het belang minder groot is dan dat van 'Stradella'. Het verhaal speelt zich af in 1710 tijdens de regeerperiode van Queen Ann Stuart van Groot-Brittannië (Ann volgde in 1702 haar zwager William op, die wij in Nederland kennen als stadhouder Willem III). De vrouwelijke hoofdpersoon van de opera is Lady Harriet Durham, hofdame in dienst van de Engelse koningin Ann.
 
De operaplot
Lady Harriet en haar vriendin Nancy vervelen zich dodelijk. En het ergste is, dat anderen - overigens onbedoeld - daarvan het slachtoffer zullen worden. De dames verzinnen namelijk een avontuur: ze verkleden zich als 'gewone meisjes', noemen zich 'Martha' en 'Julia' en gaan met hun - tegenstribbelend - neefje Tristan, alias 'Bob', gezellig giechelend naar de jaarmarkt van het landelijke Richmond (De Italianen laten hun 'Marta' ergens naar een markt in de net zo landelijke provincie Lombardije gaan). Op de markt bieden zij zich - net zo als 'gewone meisjes' - aan als dienstmaagd, die "kunnen naaien, maaien enz.". Het feit, dat ze daar dan juridisch een vol jaar aan vast zitten, hebben ze niet meegekregen of denken zij aan hun (rij)laars te lappen.
Rudolf Schock als Lyonel
Op de markt zijn ook de wat onbehouwen, maar niet onbemiddelde pachter Plumkett en diens jongere pleegbroer Lyonel. Het vervolg laat zich raden: Plumkett valt op 'Julia' en Lyonel is op het eerste gezicht ontzettend verliefd op 'Martha'. Ze 'nemen' de meisjes in dienst en pas dan dringt het tot de dames door, dat het de mannen menens is. Harriet en Nancy willen het door hen niet serieus genomen contract ongeldig laten verklaren, maar dat is te laat: de rechter van Richmond beslist, dat Martha en Julia de heren Plumkett en Lyonel een jaar lang zullen dienen.

Al gauw blijkt, dat 'Martha' en 'Julia' helemaal niets kunnen (niet naaien, niet maaien enz.). Maar de mannen zijn blind van liefde. In het grote duet Lady/Lyonel uit de 2e akte stapt Lyonel er graag overheen, dat Martha twee linker handen heeft. Ze kan immers toch mooi zingen? Waarop Lady Harriet op zijn verzoek of bevel ('Sing ein Liedchen!') met bloedend hart het 'volksliedje'  'Letzte Rose' (het Ierse volkslied 'The last Rose of Summer') zingt. 
De dames nemen vervolgens de benen. Een agressieve én jaloerse neef Tristan (die zo zijn eigen wensdromen richting Harriet koestert) assisteert hen daarbij.

In het 3e bedrijf zingt Lyonel zijn beroemde aria 'Ach so fromm, ach, so traut'. In het overgrote deel daarvan wentelt hij zich in diepe treurnis: Hij wilde de dienstmaagd tot zijn stand verheffen! Hij had haar en zij had hem zoveel geluk geschonken! Maar aan het eind laat hij zich gaan: "Martha, Martha, je bent er vandoorgegaan. Je hebt al mijn geluk meegenomen. Geef het geluk terug, dat je gevonden hebt of deel het met mij, ja, DEEL HET MET MIJ!" Dan staat plotseling per ongeluk Lady Harriet-in-jachtkostuum voor hem. Ze maken elkaar verwijten. Als de Lady Lyonel toebijt: "Brutale knecht, ik ken u niet", wil Lyonel - nu in alle staten - haar terugslepen naar zijn huis. Harriet roept in paniek om hulp. De verhitte deelnemers aan de jachtstoet, aangevoerd door Tristan, verschijnen ten tonele. Ze maken de verwarde Lyonel belachelijk en dreigen hem met een pak slaag, maar Harriet probeert hem te 'redden' door te zeggen, dat hij gearresteerd moet worden, omdat hij niet goed bij zijn hoofd is. Dan is het geheel met Lyonel's zelfbeheersing gedaan en op de loodzware tonen van 'Letzte Rose' klinken zelfbeklag en cynisme: "Mag der Himmel Euch vergeben, was Ihr an mir Armen tut, Euer Spiel zerstört mein Leben ....... Todesschmerz hat mich getroffen ... Dank Euch, Dank, die es vollbracht...!"

In het 4e bedrijf breekt de zon weer door: Plumkett's pleegbroer Lyonel blijkt de zoon van een verbannen graaf te zijn en toegegeven: Graaf Lyonel wil eerst niets meer van Lady Harriet weten, maar met behulp van een ongetwijfeld kostbare reconstructie van 'De markt te Richmond' overtuigt zij hem er tenslotte van, dat zij nu werkelijk al haar geluk met hem wil (en kan) delen. En zijn grote broer Plumkett kan zich in alle rust aan de eenzaam achtergebleven Nancy wijden (Nancy: "Ja, was nun? Was nun tun? - Ach, dann sitz' ich ganz alleine").


The last Rose of Summer
 
Friedrich von Flotow en Friedrich Wilhelm Riese maken in het 2e, 3e en ook nog aan het eind van het laatste bedrijf royaal gebruik van 'The last Rose of Summer'. Je zou - overdreven - die melodie in de opera als 'Leitmotiv' kunnen opvatten. ('Knaurs Opernführer' zegt voorzichtig, dat het lied "leitmotivisch" aandoet).
Maar ik denk niet, dat dit door Richard Wagner gelanceerde begrip voor een opera als 'Martha' op zijn plaats is. Riese en Von Flotow vonden het waarschijnlijk gewoon een prachtig lied, dat het in het theater geweldig zou doen.
Ludwig van Beethoven gebruikte trouwens de melodie voor zijn 'Thema en 3 Variaties voor fluit en piano' (Op. 105) en Felix Mendelssohn-Bartholdy voor de 'Fantasia in E-mineur' (Op. 15).
 
De tekst van 'The last Rose of Summer' is van de Ierse dichter Thomas Moore (1779-1852), tijdgenoot van o.a. Byron en Shelley en de muziek óf van George Alexander Osborne óf van Sir John Stevenson.

 
Opnamen met Rudolf Schock als Lyonel in de opera 'Martha'

. Berlijn, 24.7.1947: 'Ach so fromm', orkest v.d. Staatsopera Berlijn, dir. Artur Rother EMI-3 CD: 'Portrait Rudolf Schock' CZS 7 67183 2 en Profil-Edition Günter Hänssler CD: 'Rudolf Schock-Die schönsten Opernarien 1947-1953' PH04033 (Sound-restauration: THS Studio Holger Siedler)

. München, 19.3.1953: 'Ach so fromm', orkest v.d. Beierse radio-omroep, dir. Wolfgang Sawallisch (Relief-2 CD: CR 3001 'Rudolf Schock, Germany's great lyric Tenor')

. Berlijn, 12.6.1955: 'Nancy...Julia! So bleib doch! - Letzte Rose - Martha! Herr! Sie lacht zu meinem Leiden', met Anneliese Rothenberger als Lady Harriet, Berliner Symphoniker, dir. Wilhelm Schüchter (EMI-Classics 2 CD: 0946 3 60698 2 1 'Anneliese Rothenberger, für meine Freunde') De opname staat ook op YouTube.

. Berlijn, 15.1.1963: 'Ach so fromm', Berliner Symphoniker, dir. Heinz Wallberg (of Wilhelm Schüchter?) (Eurodisc/Sony CD GD69314)

. Berlijn, 15.1.1963: 'Wie das schnattert, wie das plappert', met Walter Kreppel als Plumkett, Berliner Symphoniker, dir. Wilhelm Schüchter (of Heinz Wallberg?) Eurodisc/Sony, waarschijnlijk ooit als EP uitgebracht.

. Berlijn, 15.1.1963 en 28.4.1965: grote selectie uit 'Martha', met Erika Köth (Lady Harriet Durham), Elisabeth Steiner (Nancy), Manfred Röhrl (Lord Tristan), Rudolf Schock (Lyonel), Walter Kreppel (Plumkett), Ernst Krukowski (rechter te Richmond), Koor v.d. Duitse Opera Berlijn o.l.v. Walter Hagen-Groll, Berliner Symphoniker, dirigenten: Wilhelm Schüchter en Heinz Wallberg (Eurodisc/Sony CD 88697 30647 2)

. 1954 in de film 'KÖNIG DER MANEGE' (Regie: Ernst Marischka) 'Ach so fromm' en finale 3e bedrijf vanaf  'Mag der Himmel Euch vergeben, was Ihr an mir Armen tut', met solisten en koor van de Weense Staatsopera en de Wiener Symphoniker o.l.v. Rudolf Moralt

Rudolf Schock zegt in zijn biografie, dat de opera 'Martha' hem goed lag. Dit is bescheiden uitgedrukt: het karakter van Lyonel was op zijn huid geschreven, zij het vocaal tot zo ongeveer midden jaren zestig. De rol heeft alles, wat de zang van Rudolf Schock zo aantrekkelijk maakte: lyriek, emotie, de 'Italiaanse' traan op het geëigende moment en een heroïek, waarnaar Schock in iedere rol tot aan die in Mozartopera's toe op zoek was. Daarom waagde hij zich ondanks zijn in aanleg lyrische tenor - vooral achter de studiomicrofoon - ook graag aan rollen, die voor heldentenor gedacht waren (o.a. Otello, Canio, Radames en Paul in 'Die tote Stadt'). Een gevolg daarvan is, dat de complete plaatopname van 'Lohengrin' onder Schüchter met Schock (Electrola/EMI 1953) voor het eerst documenteert, dat de rol van Wagner's titelheld ook door een lyrisch tenor met voldoende 'heldische' capaciteiten kan worden gezongen. Vanaf dat moment was dit dan ook geen taboe meer. Aardig is ook op te merken, dat Rudolf Schock op met name niet-Europese opera-sites, wegens bepaalde opnamen, nogal eens als 'heldentenor' wordt gekwalificeerd. Hij was dat natuurlijk niet: zijn stem had nu eenmaal niet het omvangrijke volume, dat daarbij hoorde.

Alle drie de studio-opnamen van Lyonel's aria 'Ach so fromm' beveel ik enthousiast in uw aandacht aan:

1947: Rudolf Schock en Artur Rother
Op de PROFIL-CD is o.a. de 'Martha'-aria goed gerestaureerd!












Die uit 1947 onder Artur Rother (1885-1972) plaatst de jonge Schock in een wat 'gesmoord' klankbeeld, dat vooroorlogs aandoet. Een bijeffect daarvan is, dat je opeens durft vast te stellen, dat Schock's lezing van de aria niet onderdoet voor die van legendarische Italiaanse tenoren als Caruso en Gigli. De gerestaureerde reproductie van Profil (Edition Günter Hänssler) op CD is klanktechnisch beter dan die van EMI. Schock's vocale en interpretatieve nuanceringen zijn overweldigend.
De origineel Duitse tekst staat zijn 'Italiaanse' invalshoek in het geheel niet in de weg.

1953: Rudolf Schock en Wolfgang Sawallisch
Wolfgang Sawallisch









De opname van de Beierse omroep uit 1953 onder Wolfgang Sawallisch (1923-2013) is - zoals al gezegd - door Relief aan de vergetelheid ontrukt. Zij is sneller en daardoor feller dan de Rother-opname. Schock is aangrijpend in zijn hartstocht. Ook deze opname is uitstekend gerestaureerd. 

1963: Rudolf Schock en ?
In de stereo-opname van 1963 weet Rudolf Schock onder Heinz Wallberg (1923-2004) of Wilhelm Schüchter (1911-1974) vocaal nog altijd met de aria te pronken.
Jeugdige opstandigheid heeft plaats gemaakt voor ingehouden wanhoop.

Duet Lady Harriet - Lyonel uit de 2e acte




















Het grote duet (bijna 10 minuten) Lady Harriet-Lyonel met de sopraan Anneliese Rothenberger (1924-2010) onder Wilhelm Schüchter (1911-1974) uit 1955 draait om het volkslied 'Letzte Rose', door Anneliese Rothenberger elegant gezongen. Rudolf Schock's sympathieke Lyonel, die "niet streng en heerszuchtig wil zijn" is beklagenswaardig in zijn liefde, maar bewonderenswaardig in zijn expressiviteit. De opname zal in de jaren vijftig op een 45-toerenplaatje in de handel zijn geweest.
Daarna hebben we een halve eeuw op heruitgave moeten wachten.
Pas in 2006 verscheen het duet op een dubbel-CD met opnamen van Anneliese Rothenberger. Eind 2022 heb ik er voor YouTube een video van gemaakt:
 
Wilhelm Schüchter


Duet Plumkett - Lyonel

"Wie das schnattert, wie das plappert (hoe dat snatert, hoe dat kwebbelt)", het deels niet zo vrouwvriendelijke duet, waarmee Plumkett (Walter Kreppel) en Lyonel (Rudolf Schock) zich in de eerste acte presenteren, werd op 15 januari 1963 opgenomen, op dezelfde dag, waarop Rudolf Schock zijn 3e studio-opname van 'Ach so fromm' maakte. Wilhelm Schüchter zou het duet hebben gedirigeerd en Heinz Wallberg Schocks aria. Met een beetje planning is zo'n dirigentenwissel realiseerbaar, maar zou het zo gegaan zijn? Ik houd het daarom voor mogelijk, dat óf Heinz Wallberg, óf Wilhelm Schüchter beide 'Martha'-fragmenten hebben gedirigeerd. Hoe het ook zij: de bas Walter Kreppel (1923-2003) en Rudolf Schock zingen en spelen hun duet con brio.

De grote selectie uit 'Martha' van 1965 
Rudolf Schock (Lyonel) en Erika Köth (Lady Harriet)


Sinds 2008 is deze grote 'Martha'-selectie op CD verkrijgbaar. En het moet u opvallen, dat ik als dirigenten weer Wilhelm Schüchter en Heinz Wallberg noem. De reden is, dat ik ervan uit ga, dat voor de selectie de opnamen uit 1963 van de tenoraria 'Ach so fromm' én het duet 'Wie das schnattert' opnieuw zijn gebruikt. Daardoor is het dirigentenprobleem mee verhuisd. De overige zeven tracks van de CD zijn hoogstwaarschijnlijk wél door Wilhelm Schüchter in april 1965 gedirigeerd.
Elisabeth Steiner (Nancy)
Walter Kreppel (Plumkett)
Erika Köth (1927-1989) roept het warmbloedige meisje te voorschijn, dat zich verbergt achter het adellijke masker van Lady Harriet. In het duet met Schock uit 1955 blijft Anneliese Rothenberger zo veel mogelijk de aristocratische Lady. Misschien is daarom Erika Köth in 'Letzte Rose' nog indringender.  De mezzo-sopraan Elisabeth Steiner (geb. 1935), met een volle, kruidige stem, die het verlangen oproept naar een Carmen-opname met haar, is een zinnelijke Nancy. Walter Kreppel zingt speels en met een geweldige bas. In 1963 en 1965 ligt de rol van Lyonel de dan bijna 50-jarige Rudolf Schock nog steeds goed, al zingt Schock de finale van het 3e bedrijf ("Mag der Himmel Euch vergeben enz.") in 1965 op de rand van zijn vocale mogelijkheden. Hij redt het echter wel: Wilhelm Schüchter dirigeert de tragische scene beheerst en strak gestileerd, waarmee hij Schock's Lyonel  een passend kader biedt voor diens verbijstering en smart.

Hoe zou Rudolf Schock 15 jaar voor de Eurodisc-opname in deze zelfde finale  geklonken hebben? Meer dan een glimp van een antwoord op die vraag is te vinden in een scene uit de film 'König der Manege' van 1954.

'König der Manege': foto Herzog-Film/Prod. Erma, Länge (Archiv Fr. G.Schock)

 

De 'Martha-scenes' in 'König der Manege'

De vaktechnisch uitmuntende Oostenrijkse filmregisseur Ernst Marischka (1893-1963) maakte met Rudolf Schock drie films: in 1953 de Richard Tauber-film 'Du bist die Welt für mich', na het grote succes daarvan in 1954 'König der Manege' en in 1958 de Franz Schubert-film 'Das Dreimäderlhaus' (zie ook 'RS zingt Heinrich Berté').

'König der Manege' speelt zich af in het circusmilieu, waarin een trapezeartiest (Schock) zich opwerpt als beschermer van een danseresje (Germaine Damar), dat door haar danspartner mishandeld wordt. De film is overigens luchtiger dan die woorden suggereren en vooral de vindingrijk gemonteerde circusscenes
missen hun werking niet. Als ik toe ben aan componist/dirigent Anton Profes kom ik uitvoeriger op de film terug. Rudolf Schock, die zowel in zijn jubelende zang als in de nok van het circus geen blijk geeft van hoogtevrees, is in de film te horen in melodieën van Anton Profes, Gerhard Winkler en Gioacchino Rossini. Daarnaast zingt hij de opera-aria 'Celeste Aida' van Verdi (met de forte gezongen hoge bes van de heldentenor aan het eind) en twee fragmenten uit Von Flotow's 'Martha'.
De Lyonel-aria 'Ach so fromm' wordt in de film door de trapezeartiest Fritz/Schock gezongen, die met zijn mooie stem op een opera-carrière aanstuurt. Zijn zakelijke begeleiders organiseren een auditie en laten uit Amerika, het land van de toekomst, enkele corpulente, kauwgom kauwende talentscouts met Al Capone-achtige hoeden aanrukken. Fritz/Schock zingt de aria met grote flair en eindigt demonstratief met een extra lang aangehouden "mir!". Direct na de auditie stommelen de Amerikanen zwijgend weg, maar in een achterkamertje blijkt hun unanieme waardering: "We willen hem laten zingen".

In de volgende filmshot zijn we dan opeens in een uitverkocht nostalgisch operatheater tijdens het 2e gedeelte van de derde 'Martha'-finale "Mag der Himmel Euch vergeben".

Hieronder volgt een video, waarin Schock in dat gedeelte van de derde 'Martha'-finale is te horen. Daaraan vooraf zingt Schock 'Ach so fromm' onder dirigent Wolfgang Sawallisch:


Nu klinkt Schock's Lyonel anders dan tien jaar later: in 1954 is hij  het furieuze middelpunt van een aan de grond genageld tableau van aangeslagen mensen. Lyonel's vocale uitbarsting is een bittere klaagzang over de hem aangedane vernedering, die hem tot in het diepst van zijn ziel geraakt heeft. Rillingen liepen mij over de rug bij het horen en zien ervan. Daaruit mag echter niet geconcludeerd worden, dat de latere Schüchter/Schock-interpretatie uit 1965 verkeerd was. Zij is bewust anders: Lyonel is in feite de woede voorbij en hem resteren slechts verbijstering en smart.

Krijn de Lege, 27.6.2011/16.9.2022/17.1.2023 

Keine Kommentare: