Muurschildering in Dun Huang uit de periode van de Tang-dynastie
Rudolf Schock zingt:
FÜNF CHINESISCHE GESÄNGE
Muziek: Hans Ebert
Tekst: Hans Bethge
Hans Ebert (1889-1952)
Over componist en dirigent Hans Ebert was tot voor kort nauwelijks informatie te vinden. Hij werd alleen genoemd in een opvallend lange rij van componisten, die in de eerste helft van de 20ste eeuw Duitstalige tekstbewerkingen van oude Chinese gedichten op muziek hebben gezet.
Anno 2015 is er meer over hem bekend:
In de aanloop naar de 2e wereldoorlog was Ebert, wiens vrouw Joods was, gewild als componist van liederen, orkest- en filmmuziek.
Nog in 1940 ging tegelijkertijd in Neurenberg, Darmstadt en Königsberg zijn opera 'Hille Bobbe' in succesvolle première. Het werk kon echter worden uitgelegd als kritiek op het Nazi-regime, waarop de opera prompt als "negermuziek, decadent en uit de toon vallend" werd gediskwalificeerd. In 1943 moest Ebert gedwongen de "Reichsfilmkammer" en "Reichsmusikkammer" verlaten. Het vreemde daarbij was, dat 'Hille Bobbe' desondanks mocht worden doorgespeeld.
Nederlanders zal het misschien interesseren, dat de - gemeen grijnzende - Hille Bobbe is afgebeeld op een schilderij van de 17e eeuwse kunstschilder Frans Hals. De naam van het schilderij is 'Malle Babbe (Malle Barbara)' of 'De heks van Haarlem' (De 'Malle Babbe' van Rob de Nijs is een struise prostitué).
Hans Bethge (1876-1946)
De dichter en schrijver Hans Bethge is aan de vergetelheid ontkomen, al blijkt, dat in LITERAIRE kringen zijn kunstenaarschap tamelijk omstreden was en waarschijnlijk nog altijd is: Bethge's in het Verre Oosten gesitueerde gedichten zijn bewerkingen van al bestaande vertalingen uit het Chinees. Bethge sprak geen Chinees en speelde - in de ogen van de literatuurkritiek - mooi weer met "tweedehands poëzie" (Adorno). Positieve reacties van gerenommeerde schrijvers als Rainer Maria Rilke, Stefan Zweig en Hermann Hesse konden daar niets aan veranderen. Ik vermoed, dat er een aardige vergelijking valt te maken met de al even omstreden Karl May (1842-1912), schepper van Old Shatterhand, Winnetou en Kara Ben Nemsi, wiens reisromans zich hoofdzakelijk in Noord-Amerika en het Midden-Oosten afspelen.
Opmerkelijk is echter, dat tekstdichter Hans Bethge in de MUZIKALE wereld alom bewonderd en geprezen werd om de fijngevoeligheid van zijn 'hertalingen' van (o.a.) Chinese poëzie. Ze bleken een inspiratiebron voor allerhand composities van grote en kleine(re) componisten: Gustav Mahlers 'Lied von der Erde', dat grotendeels Bethge's teksten volgt, is daarvan het indrukwekkendste voorbeeld. Maar ook Richard Strauss, Arnold Schönberg, Gottfried von Einem, Ernst Krenek en Anton Webern maakten gebruik van Bethge's gedichten en operette-componist Franz Lehár zette uit Bethge's poëzieverzameling voor zijn 'Land des Lächelns' het gedicht 'Birnbaumblüten' om in het innige 'Von Apfelblüten einen Kranz'.
Een 2300 jaar oude Chinese dichtkunst
De Chinese verzen, die Hans Bethge bewerkte, stammen uit de periode van de Tang-dynastie, die vrijwel onafgebroken duurde van 618 tot 907 en gezien wordt als een hoogtepunt in de Chinese cultuur. Tijdens deze dynastie beleefden de kunsten een grote bloei en één van haar legendarische vertegenwoordigers was de dichter Li-Bai (ook Li-Po of Li-Tai-Po genoemd - zie tekening), die leefde van 705 tot 762. Deze Li-Bai schreef vele gedichten, die samen met poëzie van een aantal tijdgenoten in handen kwamen van Hans Bethge. Deze begon aan een omvangrijke 'hertaling', waarbij hij vooral veel succes had met de door hem verzamelde Chinese lyriek in zijn cyclus 'Die chinesische Flöte', die in 1920, aangevuld met andere poëzie, opnieuw uitkwam onder de titel 'Pfirsichblüten aus China (Perzikbloesems uit China)'. Voor de Nederlandse lezer is het interessant om te weten, dat ook de Nederlandse schrijver Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) zich met Oost-Aziatische gedichten bezig hield.
Rudolf Schock zingt Hans Ebert
In 2005 liet het Zwitserse platenlabel Relief t.g.v. Schock's 90ste geboortedag een - zowel wat vorm, inhoud én geluidskwaliteit betreft - schitterende dubbel-CD verschijnen, waarnaar ik in de afgelopen jaren al vaak heb verwezen. Relief, dat de cassette de titel 'Rudolf Schock, Germany's great lyric tenor' (Relief CR 3001) meegeeft, leidt de luisteraar door Schock's zeer brede opera-repertoire (tijdvak 1946-1953) en voegt daaraan toe: fragmenten uit Händel's 'Messias', Bruckner's 'Grosse Messe' en 'Fünf Chinesische Gesänge' van Ebert/Bethge. De publicatie in 2005 telde acht nog nooit uitgebrachte opnamen, waaronder die van de Chinese liederen.
Zou er boven mijn tekst 'Rudolf Schock zingt Hans Bethge' hebben gestaan, had ik hier absoluut verteld, dat Schock talloze malen Lehár's 'Von Apfelblüten einen Kranz' gezongen heeft, waarvan op plaat en/of CD alleen al vijf opnamen bestaan. En verder had ik er natuurlijk aan herinnerd, dat Rudolf Schock en de alt Margarete Klose onder dirigent Hans Schmidt-Isserstedt Mahler's 'Lied von der Erde' gezongen hebben (Hamburg, 1948). Maar ik ga nu eenmaal uit van 'prima la musica' en Hans Ebert is de componist van de muziek van de 'Vijf Chinese Gezangen'.
De 'Fünf Chinesische Gesänge' vrijmoedig samengevat:
Lied 1 ('Im Frühlingsgarten...'), dat muzikaal (aangenaam) onder invloed van Richard Strauss staat, bezingt de zielsgelukkige mens (Li Bai - zie tekening) in de lentetuin, die hem tot een dichter heeft gemaakt. Wanneer de bloemen in de tuin al lang zijn vergaan, zullen zij nog altijd in de ziel van de dichter blijven bloeien...
Lied 2 ('Sieben Schimmel traben...') schetst kortweg met trefwoorden op accenten van een nadrukkelijk Chinees aandoende muziek zeven dravende paarden rond een herberg (?), waarin zeven schrijvende, oude mannen en een "smerig, oud wijf" zijn (het staat er zo; dus neemt u mij niet kwalijk - kdl). Maar gelukkig - want het is weer lente en de wijn smaakt goed - komen er ook zeven jonge meisjes, en "die gaan naar binnen...gaan naar binnen..."
Lied 3 ('Einst aus meinem Grabe...'): Eens zullen uit mijn graf ontelbare, rode tulpen groeien en bloeien. Dat komt, omdat ik een fel brandende liefde voor haar voel. Er laait een groot vuur in mij. Dus moet het wel zo zijn - al is het een wonder - dat ik, als ik dood ben, nog net zo (rood) gloei(end bemin) als tijdens mijn leven...
Lied 4 ('Die jungen Leute lieben...'): De jeugd houdt net zo veel van kleurige kleding als de tuinen in de lente, die zich in prachtige kleuren hullen. Maar wee degene - ook al is hij nog zo jong -, die door vreemde landen zwerft: hij draagt een zwart-treurend gewaad...
Lied 5 ('Die Pfirsichblüten flattern...''): De perzikbloesems bewegen in de lentelucht, bomen spiegelen zich in de beek, de geur van pruimenbomen bereikt mij, maar hij vindt een dodelijk vermoeid mens: de verzen vloeien moeizaam van mijn lippen. Ik verlang naar de zoete nacht, die mij - slapend in haar liefdevolle armen - al mijn ellende doet vergeten...
De opnamen
werden mei 1951, een jaar voor Hans Ebert's overlijden, door de Berlijnse RIAS (Rundfunk im amerikanischen Sektor) gemaakt. Rudolf Schock wordt aan de piano begeleid door Herbert Heinemann, die in de jaren vijftig o.a. als concertpianist actief was. Er bestaan van hem plaatopnamen met het orkest Harry Hermann en de Nordwestdeutsche Philharmonie onder Wilhem Schüchter van de Rhapsody in Blue (Gershwin) en het Warsaw Concerto (Addinsell).
De 35-jarige Rudolf Schock is in 1951 op z'n vocale top: Schock's zang is uiterst welluidend en soepel en hij draagt de liederen met hart en ziel voor. De geluidstechnici van Relief zijn erin geslaagd - naar ik begrepen heb - het nogal gebrekkige geluidsbeeld van de oude radio-opnamen zo te restaureren, dat de schoonheid en natuurlijkheid van Schock's stem volledig tot hun recht komen.
Krijn de Lege, 14 oktober 2010/14 maart 2015
Keine Kommentare:
Kommentar veröffentlichen