02.10.15

100th BIRTHDAY RUDOLF SCHOCK 2015: Endgültige Bilanz festlicher Aktivitäten


Zeldzame radio-opname uit 1954:
Rudolf Schock zingt 'Mit Gewitter und Sturm', het lied van de stuurman uit 'Der fliegende Holländer' van Richard Wagner.
De opname werd gemaakt in München rond optredens van Rudolf Schock aldaar in deze opera.
Dirigent is Kurt Striegler (1886-1958).











**************
Definitieve balans van de activiteiten rond de 100ste geboortedag van Rudolf Schock (4.9.1915):

Geslaagde "Festkonzerte" in Duitsland te Düren (plaats van overlijden) en Duisburg (geboorteplaats) en ook in Düren twee goed bezochte tentoonstellingen, lezingen over Rudolf Schock o.a. als zanger van Wagner, een bijeenkomst onder regie van Dr. Bodo Schwalm met beeld- en geluidsopnamen in het intieme Stadttheater van Marl en herdenkingen op de radio in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk (uitzending 'Stimmen hören' bij ORF op 3.9.2015 sprong er uit door originele, af en toe prikkelende teksten en een weloverwogen keuze uit Rudolf Schock's 'Gesamtwerk')  
Op tv hier en daar een operettefilm en in de media de aankondiging van de DVD-première van Rudolf Schock's 3e speelfim 'Der fröhliche Wanderer' uit 1955.

Van blijvende betekenis zijn drie significante CD-uitgaven (zie verder) met dank aan Rico Leitner van CD-label RELIEF en Wilfried Chlosta in samenwerking met CD-label MEMBRAN.

Helaas kwam een tv-documentaire bij ZDF/ARTE (voorlopige werktitel "The Rudolf Schock-Story") niet uit de startblokken en liep het gerucht, dat het WARNER-label in 2015 eindelijk met de dringend gewenste uitgave van de "original tapes" van  Schock's EMI-liederenrepertoire zou komen, op niets uit. Behalve dan, dat de steunpilaren van RELIEF moedig in het gat sprongen en een eerste perfecte (want stereo!) 'Schöne Müllerin' op CD uitbrachten ("Rudolf Schock singt Franz Schubert", Relief nr. CR 3006/slechts € 10.99 bij JPC).

WARNER zocht zijn matige 'Inspiration' bij de heruitgave van wat operette en "exclusief bij 'Shop24direct': jetzt brandneu bei uns!" een 4CD-box onder de titel "100 Jahre Rudolf Schock - Die besten Operettenklassiker".
Voor een bedrag van bijna € 50.- op zich voortreffelijke, maar overbekende opnamen, waaronder een CD, die Warner 2 jaar geleden zelf voor ca € 6.- heruitbracht ("Rudolf Schock, A Portrait", EAN: 509996 15343223).
SONY/Eurodisc gaf het afgelopen jaar zowel operette als opera met Rudolf Schock opnieuw uit, maar was niet bij machte een verband met zijn 100ste geboortedag te leggen.

Samenvattend:
Rudolf Schock is - zoals te verwachten viel - anno 2015 beslist niet vergeten. Zie o.a. het grote aantal verkrijgbare opnamen en de in het wilde weg razendsnel aangroeiende lijst met Schock-repertoire op YouTube (op YouTube te vaak 'video's' vrijwel zonder context en met nagenoeg steeds weer dezelfde foto's van de zanger).

Al met al ervaar ik de activiteiten rond Rudolf Schock's 100ste geboortedag als - slechts - regionaal van karakter. De landelijke tv-omroepen lieten het afweten en WARNER/EMI + SONY/EURODISC, historisch Schock's belangrijkste grammofoonplaat/CD-producenten, schoten bedroevend te kort.

MAAR.........
er is hoop, want een herkansing dient zich aan:
In November 2016 zal immers alom Rudolf Schock's 30ste sterfdag worden herdacht.


************

Over de drie belangrijke CD-publicaties t.g.v. Rudolf Schock's 100ste geboortedag:

1)Rudolf Schock in (o.a.) VIER Mozart-opera's:
Label:
MEMBRAN/DOCUMENTS (Order No,: 600227)


Wolfgang Amadeus Mozart

























'Die Entführung aus dem Serail' (Hamburg, 1954)

'Cosi fan tutte' (München, 1957)

'Idomeneo' (Salzburg, 1956)

'Die Zauberflöte' (Hamburg, 1955) 

Van de 'Zauberflöte' verschenen eerder 77 minuten op CD (Membran: 10CDbox: 'Rudolf Schock - Nachklang einer geliebten Stimme').
Maar nu is zij voor het eerst compleet te beluisteren (177 minuten),
live vanuit de Hamburger Staatsoper t.g.v. de heropening in 1955
van het stedelijk opera-theater, dat in de oorlog werd verwoest.
Dirigent is "Generalmusikdirektor" van de Hamburgse Staatsopera
Leopold Ludwig (1908-1979). Onder het voor de jaren 50 al tamelijk internationale gezelschap solisten bevinden zich - behalve Rudolf Schock als Tamino - Horst Günter (1913-2013) en Anneliese Rothenberger (1926-2010) als Papageno en Papagena, de Amerikaanse sopraan Anna Bollinger (1919-1963) als Pamina en haar landgenoot James Pease (1916-1967) als Sprecher.
De Zwitserse coloratuursopraan Colette Lorand (1923) zingt de Koningin van de Nacht en de Nederlandse bas Arnold van Mill (1921-1996) de rol van Sarastro.

Zoals bij veel live-voorstellingen op toondrager is de transparantie van het geluid relatief beperkt en de klankkleur eenvormig, waardoor de luisteraar zich aanvankelijk nogal op afstand van het toneelgebeuren geplaatst voelt.
Dit is ook het geval bij 'Idomeneo', een uitvoering van juli 1956 in het kader van de Salzburger Festspiele. Karl Böhm (1894-1981)
dirigeert en Rudolf Schock zingt de titelrol:

















Verder horen we o.a. Waldemar Kmentt (1929-2015), Hildegard Hillebrecht (1927), Christel Goltz (1912-1908), Eberhard Wächter (1929-1992), Kurt Böhme (1908-1989) en Ruthilde Boesch (1918-2012), de moeder van Christian Boesch, die momenteel als één van de grootste baritons ter wereld geldt en tevens geroemd wordt voor zijn opmerkelijke opera-projecten met en voor kinderen.

De 2 andere opera's zijn radio-produkties, waarvan het geluid niets te wensen overlaat. 'Cosi fan tutte' werd onder dirigent Eugen Jochum (1902-1987) in februari 1957 opgenomen in München met o.a. Erika Köth (1927-1989), Walter Berry (1929-2000) en Rudolf Schock en 'Die Entführung aus dem Serail' onder Hans Schmidt-Isserstedt (1900-1973) in 1954 te Hamburg met Teresa Stich-Randall (1927-2007), Emmy Loose (1914-1987), Murray Dickie (1924-1995) en Theodor Schlott (1911-2002).
Jammer, dat in de laatste produktie ervoor gekozen werd de dialogen door toneelspelers te laten zeggen, een onzalige poging tot perfectionisme, die wel moest mislukken, omdat verschillen in
timbre van zangers en acteurs nu eenmaal nauwelijks te overbruggen zijn.

De gesignaleerde bezwaren vallen echter in het niet bij het  muzikaal-historisch belang van de Mozart-interpretaties op deze 10 CD's.
Die roepen het beeld op van de VERNIEUWER MOZART na Händel.
Ontroering wordt gewekt door eenvoud.
Kunstige, maar gevoelslege stemacrobatiek wijkt voor eerlijke uitdrukkingskracht en - zoals ik vermoed naar Mozart's aard - de schijn van naïviteit.
Daarom was Rudolf Schock in het midden van de vorige eeuw één van de meest effectieve Mozart-zangers van zijn generatie.
Schock's Mozart staat lijnrecht tegenover die van tenoren, die de emoties van de personen, die zij belichamen, offeren aan een instrumentaal geïnspireerd stemgebruik en - waar dat maar kan - virtuoze versieringen binnen een aria, die zich daarom eindeloos voortsleept.

Behalve de vier opera's zijn er op de CD's nog een aantal hoogtepunten met Rudolf Schock te horen uit alternatieve uitvoeringen van dezelfde werken.
Rudolf Schock zong tussen 1946 en 1975 de rol van Belmonte in 'Die Entführung' vele, vele keren. Hij sloot er ook zijn opera-carrière mee af. Daarnaast was hij tussen 1939 en 1967 een veel gevraagde Tamino in 'Die Zauberflöte'.
Helaas is nooit op band vastgelegd één van zijn talrijke Weense optredens tussen 1950 en 1958 als Don Ottavio in 'Don Giovanni'. Uit verslagen van die jaren blijkt namelijk, dat Schock deze figuur totaal anders neerzette dan gebruikelijk: beslist niet sullig, maar als serieuze tegenstander van Don Giovanni, met veel kracht in het bloed dus.

Rudolf Schock
als Don Ottavio
1950


















Losse radio- en plaatopnamen van Don Ottavio's aria 'I mio tesoro' bewijzen dat. Eén ervan - uit 1950 - staat als bonus op de 7e CD. Schock bewijst in deze aria overigens ook zijn uitstekende ademtechniek!

2) Rudolf Schock zingt Franz Schubert
Label:
R E L I E F (Catalogus No.: CR 3006)




















Dit is de allereerste CD-uitgave van de originele stereo studio-opname van Franz Schubert's liederencyclus "Die schöne Müllerin" uit 1958
met Rudolf Schock & Gerald Moore.
Een deel van een lang gekoesterde wens is daarmee in vervulling gegaan. 

O.a. dank zij sponsoring ls deze
Rudolf Schock-uitgave mogelijk geworden.

Het zou geweldig zijn als ook de andere originele opnamen van klassieke liederen met Rudolf Schock en Adolf Stauch/Ivan Eröd op de markt konden worden gebracht.

Dat kan simpelweg alleen als u allen niet vergeet deze 'Schöne Müllerin' (Relief CR 3006) te KOPEN.
Alleen dan kan blijken, dat de beslissing van WARNER (Emi) en SONY (Eurodisc) de klassieke liederen met Rudolf Schock niet uit te brengen, een verkeerde is geweest!



Bonus!

Aan de liederencyclus zijn nog drie Schubertliederen met aan de piano ADOLF STAUCH toegevoegd (opnamen: Berlijn, 1959):



  • Auf dem Wasser zu singen D774 (Text: F.L. Graf zu Stolberg)
  • Nacht und Träume D827 (Text: M. von Collin)
  • Der Musensohn D764 (Text: J.W. von Goethe)

  • 
    Franz Schubert
    (schilderij van Gustav Klimt)
















    ******************

    Onderstaande toelichtingen op deze 'Schöne Müllerin' maken verdere aanbeveling van mijn kant overbodig.

    De eerste toelichting is:
    de officiële tekst, die de pers van RELIEF kreeg n.a.v. deze bijzondere CD-publicatie.

    De tweede toelichting is:
    een persoonlijke tekst (hartenkreet!) van Relief-producent Rico Leitner t.g.v. Rudolf Schock's 100ste geboortedag.

    De tekst voor de pers:

    "Het is bij veel mediaprofessionals gewoonte geworden Kammersänger RUDOLF SCHOCK uitsluitend als operettetenor te beschouwen. Dat is een zeer eenzijdige "flashback" op de in zijn tijd succesvolste Duitse tenor, wiens positie als media-ster ongetwijfeld veel afgunst heeft gewekt.
    In elk geval staat vast, dat Rudolf Schock in zijn grote jaren (1946 tot ongeveer 1962) hoofdzakelijk in zijn oorspronkelijke vak als lyrisch tenor is opgetreden. Daarnaast enkele malen ook als "jugendlicher Held" (een in het Duitse taalgebruik gangbare aanduiding voor een lyrische tenor, die heldentenorale trekken vertoont - KdL)
    Toen zijn stem - zoals die van elke tenor boven de 40 - minder soepel werd, nam Schock ook enkele live-operetterollen voor zijn rekening, wat hij daarvoor slechts incidenteel had gedaan.

    Vanaf het begin van de jaren 50 richtte Schock zich in toenemende mate op het serieus bestuderen van het klassieke lied.
    Als liederenzanger oogstte hij buitengewone waardering bij het publiek en de kritiek. Zijn liederen-avonden ontwikkelden zich tot een ware passie, waaraan hij zich na zijn afscheid van het operatoneel in 1976 versterkt overgaf.
    Deze "Liederabende", die met de grootste vanzelfsprekendheid ook in de "provincie" werden gegeven, mogen met baanbrekend "pionierswerk" worden gelijkgesteld.
    Rudolf Schock lokte honderdduizenden toehoorders de concertzalen binnen. Hij bracht mensen met deze muziek in contact, die zulke concerten zonder hem als zanger wellicht nooit bezocht zouden hebben.

    Men mag evenwel niet veronderstellen, dat Schock het zich met het leven als liederenzanger gemakkelijk gemaakt heeft. Het tegendeel was het geval, want hij wist, dat hij met deze optredens het risico nam te worden geclassificeerd als iemand, die als het ware meeliftte op zijn eigen populariteit.
    Misschien heeft Schock met zijn liedinterpretaties zich voor een deel op onontgonnen gebied begeven. Zijn zangtechniek stelde hem tot talrijke uitdrukkingsmogelijkheden in staat en bovendien zag hij er bewust vanaf, klassieke liederen uit misplaatste eerbied zalvend voor te dragen. Hij zong ze met nauwkeurige aandacht voor het detail, met verzorgde articulatie en gaf uitdrukking aan gevoelens daar waar dat wenselijk was.
    Kort en duidelijk: de objectieve, onvooringenomen beoordeling van de liederenzanger Rudolf Schock zal vandaag de dag nog zo moeten uitpakken als in zijn reeds genoemde "grote jaren", waaruit de opnamen van deze CD stammen (1958/59). Of men van de stem van een zanger houdt, is en blijft een kwestie van persoonlijke smaak. Maar die zou er niet toe moeten leiden, dat één van de meest veelzijdige zangers, die ooit bestaan heeft, tendentieus wordt beoordeeld"

    T.g.v. de 100ste geboortedag van Rudolf Schock
    door Rico Leitner
    De enorm grote populariteit van Rudolf Schock heeft tot neveneffecten geleid, die zijn nagedachtenis veel schade berokkenen en geen recht doen aan zijn prestaties.
    Al in het begin van zijn loopbaan in Berlijn kregen Rudolf Schock en zijn vriend, de bariton Josef Metternich problemen met de West-Berlijnse pers, omdat zij ook aan de “Staatsoper” in de Oostsector optraden. Beide kunstenaars hadden destijds duidelijk verklaard, dat zij voor mensen zouden zingen en niet voor politieke systemen. Rudolf Schock heeft levenslang aan dit standpunt vastgehouden. Hij zong voor mensen, die van zijn zang genoten en hij deed dat zonder schoolmeesterachtig gedoe. Hij wilde ze plezieren, niet beleren.
    In dat opzicht deed hij precies zo als andere beroemde zangers voor en na hem: Richard Tauber, Enrico Caruso, Beniamino Gigli bijvoorbeeld hadden er geen enkele moeite mee volksliedjes en ‘canzone’ te zingen – en ze deden dat graag en veelvuldig!

    In het Duitstalige deel van Europa tikken de klokken blijkbaar anders. Een zanger(es) wordt niet geacht het “hokje” te verlaten, waarin zekere “deskundigen” hem of haar hebben ingedeeld. Doet hij of zij dat toch, dan ontsteken deze “kenners”in woede en zijn beledigd, omdat een artiest zich niet zo gedraagt, als zij voor correct houden.
    Met die verontwaardiging heeft Rudolf Schock in ruime mate te maken gekregen. Stel je voor: een Mozart-tenor, die operette en wandelliedjes zingt en bovendien in bioscoopfilms speelt – nee, dat gaat echt niet! En dan wordt hij ook nog beroemd en een ster in de media – dat kan al helemaal niet!

    Geen van deze critici heeft moeite gedaan te onderzoeken, wat en waar Rudolf Schock in zijn grote jaren (ca. 1949 – 1962) “live” gezongen heeft. Anders zou het zijn opgevallen, dat hij in Engeland aan de opera van “Covent Garden”, aan het Edinburgh-festival en in bijna alle Engelse grote steden lyrische opera-partijen heeft gezongen, dat hij werd uitgenodigd voor de“Salzburger-Festspiele”, werd gecontracteerd door de Weense Staatsopera (die hem in 1954 de titel van “Kammersänger” verleende), dat hij in 1949 van de overleden Richard Tauber een langdurige Australië-toernee overnam en daarvoor een programma van 80 liederen en aria’s in zes talen moest instuderen en daarnaast ook nog liederenavonden in de grote Europese muziekcentra (bijv.“Musikvereinssaal” te Wenen) verzorgde.
    Het is eigenaardig: bij andere operazangers worden uitstapjes naar de operette of zelfs het amusementsvak aangeprezen als bewijs van artistieke veelzijdigheid –bij Rudolf Schock spraken de bovengenoemde “deskundigen” van een afglijden naar een bedenkelijk niveau.
    We moeten er maar mee leren leven, dat er met deze twee maten gemeten wordt. Rudolf Schock heeft daarmee geleefd. Zijn publiek bleef hem trouw en bezocht zijn liederenavonden, waarvan het programma altijd zeer veeleisend was: liederen van Schubert, Schumann, Brahms, Wolf en Richard Strauss vulden het grootste deel van deze avonden, die gewoonlijk met drie opera-aria’s werden afgesloten.

    Liederenavonden waren vanaf het begin van de jaren 50 een vast bestanddeel van Schock’s jaarlijkse optredens en hij oogstte de grootste lof van serieus te nemen critici. Het prijzenswaardige resultaat van zijn inspanningen voor het klassieke lied kan getoetst worden aan de juist nu uitgegeven CD met Franz Schubert’s liederencyclus op gedichten van Wilhelm Müller: “Die schöne Müllerin”. In deze opname van 1958 wordt Rudolf Schock aan de piano begeleid door de onomstreden aartsvader aller pianobegeleiders Gerald Moore.
    (ned. vertalingen: kdl)


    3) Rudolf Schock in vier Wagner-opera's
    Label:
    MEMBRAN/DOCUMENTS (Order. No.: 600255) 

    Richard Wagner
    
    
     

       



    
    
    







    















    Ik vermoed, dat Rudolf Schock ervan zou hebben opgekeken: in 2015 een 10 CD-box alleen voor hem en Richard Wagner.

    In 1958 trad Rudolf Schock in het Holland Festival op als de god Bacchus in de opera 'Ariadne auf Naxos' van Richard Strauss.
    Uit kranteninterviews bleek, dat hij met de gedachte speelde zich in een volgende fase van zijn artistieke carrière in Wagnerrollen te gaan specialiseren. Hij verwees naar zijn plaatopnamen van 'Lohengrin' en 'Die Meistersinger von Nürnberg' en stelde, dat hij met de jaren ook bv. Siegmund in 'Die Walküre' zou willen zingen.

    In datzelfde jaar (1958) zong Rudolf Schock Don José in 'Carmen' aan de Hamburgse staatsopera onder regie van Richard Wagner's kleinzoon Wieland.














    Wieland Wagner nodigde Rudolf Schock in Hamburg uit voor de Bayreuther Festspiele van 1959: hij wilde Schock in een nieuwe regie lanceren als Walther von Stolzing in de 'Meistersinger von Nürnberg'.
    




    Rudolf Schock
    als Walther von Stolzing
    Bayreuth 1959
    (Foto: Ilse Buhs)
    
















    Walther, de sympathieke outsider, die - verliefd op de dochter van een gewaardeerd lid van het meesterzangersgilde - de pretentie heeft met een groots lied te dingen naar de hand van het meisje én de titel van 'meesterzanger'.
    Wieland Wagner moet zich gerealiseerd hebben, dat een optreden in Bayreuth van "filmheld" Rudolf Schock veel weg had van de provocerende positie, die Walther von Stolzing innam temidden van de conservatieve en regelzuchtige ambachtslieden/meesterzangers uit Neurenberg.


    Begin jaren 1960 sprak Rudolf Schock wat voorzichtiger over zijn wens later vooral Wagner te gaan zingen. Hij vond, dat zijn in aanleg lyrische stem zich met het zingen van Walther von Stolzing en Lohengrin op de grens van haar vokale mogelijkheden had begeven.
    In de jaren 80 hoorde ik hem zelfs op tv zeggen, dat zijn stem niet
    geschikt was voor Wagner-rollen.
    Maar kort daarvoor (1978) liet hij nog noteren:
    "Helaas heb ik nooit aan een uitvoering van 'Die Walküre' meegewerkt, hoewel de partij van Siegmund met zijn hoge middenregister mij zeer gelegen zou hebben".


    Over de 10 CD's

    T.g.v. de 100ste geboortedag en bijna 30 jaar na zijn dood - klinkt
    Rudolf Schock op de nu uitgebrachte 10 CD's prominent in 4 opera's van Richard Wagner:

    'Lohengrin' (Hamburg, 1953)

    -'Die Meistersinger von Nürnberg' (Berlijn, 1956)

    -'Der fliegende Holländer' (Berlijn, 1960)

    - 'Das Rheingold' (Berlijn, 1952)

    Schock verdient deze editie, omdat hij:

    * in de complete 'Lohengrin'-opname onder Wilhelm Schüchter uit 1953 nieuwe maatstaven voor het zingen van Wagner zet.
    Voor de allereerste keer valt in deze rol voor heldentenor een lyrisch zanger te beluisteren.
    Een lyrisch zanger, die echter ook uitgesproken 'heldische' accenten weet te leggen, waar dat voor de 'Sturm und Drang' van het operaverhaal nodig is.
    En hij verdient de editie ook, omdat hij:

    * niet alleen volgens opera-criticus Alan Blyth ('Gramophone') op toondrager de "meest muzikale Von Stolzing" van alle Stolzings is.
    Schock zingt Walther in de 'Meistersinger'-opname uit 1956 onder dirigent Rudolf Kempe. Die opname geldt mede dankzij Schock nog altijd als toetssteen voor alle complete studio-opnamen van de opera (Thomas Voigt in Fono Forum: "... het in de waarste betekenis van het woord betoverende liefdespaar Grümmer en Schock, die in hun articulatie van de dialogen uit het 2e bedrijf niet te overtreffen zijn...").


    Hierboven waagde ik mij aan de aanname, dat Wieland Wagner in 1959 bewust een parallel heeft willen trekken tussen Walther von Stolzing in de kring van de meesterzangers en Rudolf Schock in die van de Wagnervereerders.
    Daarom vind ik in de opera zeer betekenisvol het moment, waarop Stolzing/Schock reageert op zijn in gang gezette promotie tot meesterzanger: "NICHT MEISTER! NEIN! WILL OHNE MEISTER SELIG SEIN! (Geen meester! Nee! Ik wil zonder meester(s) gelukkig zijn!)":

    
    Rudolf Schock en Josef Greindl
    Bayreuth 1959










    Rudolf Schock zingt de laatste vijf woorden zowel in de studio (1956) als in de Wagnertempel (1959) met zo'n oneindige weemoed, dat het me naar de strot vliegt. Ik ben benieuwd of u die opmerkelijke ervaring ook ondergaat.

    Nog meer in de Schock/Wagner-schatkist:

    * De stereo-opname onder dirigent Franz Konwitschny van 'Der fliegende Holländer' uit 1960 in legendarische zangersbezetting: Dietrich Fischer-Dieskau, Gottlob Frick, Rudolf Schock en Fritz Wunderlich.

    * Even uniek: fragmenten uit een complete radio-opvoering van 'Das Rheingold' uit 1952. Gedenkwaardig: Herbert von Karajan was bij een gedeelte van de opnamen aanwezig.

    

    Rudolf Schock als de god Froh
    in 'Das Rheingold'
    (Duisburg 1936!)
    












    Deze opera is het avondvullende voorspel tot Wagners muziektheater-drieluik: 'Der Ring der Nibelungen'.
    Willem Schüchter dirigeerde, Herbert von Karajan keek toe en luisterde aandachtig en de zangers waren:
    Ferdinand Frantz, Lore Hoffmann, Margot Guilleaume, Rudolf Schock (als de god Froh), Josef Metternich, Wolfgang Windgassen, Gottlob Frick, Josef Greindl e. a.


     
    Ik beveel alle 3 de CD-publicaties van harte bij u aan!

    Krijn de Lege, 2.10.2015

    28.03.15

    RUDOLF SCHOCK sings 'VON APFELBLÜTEN EINEN KRANZ by Lehár/Bethge 'IM FRÜHLINGSGARTEN' by Ebert/Bethge

    Rudolf Schock singt nach 3 Minuten und 13 Sekunden:
    'Von Apfelblüten einen Kranz' 
    (Musik: Franz Lehár, Text: Hans Bethge!).

    Davor singt Rudolf Schock 'Im Frühlingsgarten'  
    (Musik: Hans Ebert, Text: Hans Bethge!).

    Zwei Lieder verschiedener Komponisten also, aber desselben Textdichters!

    Bitte, klicken Sie folgenden LINK zu meinem Blogartikel aus dem Jahre 2010 an:
    "Rudolf Schock singt Hans Ebert/Hans Bethge"


    Damals konnte ich noch wenig über den Komponisten und Dirigenten Hans Ebert (1889-1952) erzählen.
    Das hat sich aber geändert. Neulich habe ich den Artikel denn auch neu bearbeitet.

    Über den Schriftsteller und Dichter Hans Bethge (1876-1946) hatte ich 2010 mehr zu berichten, worunter die für viele überraschende Tatsache, dass Franz Lehár (1870-1948) ein Gedicht Bethges ('Birnbaumblüten') vertonte und in seiner Operette 'Das Land des Lächelns' aufnahm.

    Die 'Birnbaumblüten' wurden zu 'Apfelbaumblüten' und Prinz Sou Chongs 'Von Apfelblüten einen Kranz' zu einem der drei grossen Lehár/Tauber-Erfolge aus dieser "tragischen Operette": Von Apfelblüten einen Kranz'!

    Rudolf Schock als Sou Chong






















    Rudolf Schock sang zwischen 1938 und 1973 die Rolle des chinesischen Prinzen Sou Chongs in 'Das Land des Lächelns' u.a. in Berlin, Wien und den Beneluxstaaten in mindestens 20 verschiedenen Vorstellungen.
    Im Jahre 1962 erlebten die Amerikaner ihn in New York (Carnegie Hall) in einer konzertanten Ausführung mit Anneliese Rothenberger als Lisa.

    Auf Schallplatte und CD kann man 'Von 'Apfelblüten einen Kranz' viele Male hören. 
    Es gibt Aufzeichnungen u.a. aus 1952. 1954, 1955, 1957, 1958(live), 1965 und 1972(live).
    Für YouTube wählte ich die Hamburger Rundfunk-Aufnahme aus 1952 unter Wilhelm Stephan, weil diese weniger bekannt ist.
    Was in allen Aufnahmen - von 1952 bis live in Augsburg 1972 - auffällt, ist die hohe und konstante Qualität von Rudolf Schocks Charakterisierung.

    Sou Chong schildert der verwöhnten, europäischen Lisa in diesem Lied ausführlich dar, wie in China ein Mann einer Frau den Hof macht.

    Die 1. Strophe singt Schock - trotz der Ich-Form - relativ zurückhaltend, was zum Lebensmotto Sou Chongs "immer nur lächeln" im Auftrittslied passt: "wie es (ja) da drinnen aussieht, geht, geht niemand was an".

    In der 2. Strophe, die betont mit "Du" anfängt, droht der schon ernsthaft verliebte Sou Chong jedoch von Leidenschaft - Begehren sogar - hingerissen zu werden.
    Erst beim Wort 'd e m u t s v o l l' findet er sich hörbar wieder.

    In der Schlußstrophe stellt Sou Chong wieder die Selbstbeherrschung zur Schau. Er schliesst das Lied mit träumerisch schwebendem Falsett-Ton ab, wodurch man die mondstille Nacht körperlich empfindet. In einem solchen Augenblick ist Falsett das vokal ideale Instrument, eine(n) zu rühren.


















    'Im Frühlingsgarten'

    Die chinesischen Verse - worunter 'Im Frühlingsgarten' - , die Hans Bethge bearbeitete, stammen aus der Periode der Tang-Dynastie, die nahezu unabgebrochen von 618 bis 907 dauerte und als ein Höhepunkt in der chnesischen Kultur gilt.
    Während der Dynastie erlebten die Künste eine ungeheure Blüte. Einer ihrer legendären Vertreter war der Dichter Li-Bai, der von 701 bis 762 lebte.
    Li-Bai schrieb viele Gedichte, die zusammen mit Poesie einer Anzahl von Zeitgenossen Hans Bethge in die Hände geraten waren. Dieser setzte sich an eine umfangreiche, deutsche Neudichtung, wobei ihm vor allem der Gedichtband 'Die chinesische Flöte' viel Ehre machte.

    Inhalt 'Im Frühlingsgarten':


















    In seinem Frühlingsgarten besingt ein überglücklicher Li-Bai  die Blüten, die ihn umgeben und zum Dichter gemacht haben. Er ist sicher: wenn sie schon längst vergangen sind, werden sie noch immer in der Seele des Dichters blühen. 

    Rudolf Schock nahm 1951 für den Berliner RIAS (Rundfunk im amerikanischen Sektor) fünf chinesische Gesänge von Ebert/Li-Bai/Bethge auf.
    Er wurde am Klavier von Herbert Heinemann begleitet, der Konzertpianist, aber auch Leiter eines Tanzorchesters war.

    Herbert Heinemann
    am Klavier












    Im Jahre 2005 brachte das RELIEF-Label (auf CR 3001) die chinesischen Lieder zum ersten Mal auf den Markt: fünf uralte, bilderreiche Gesänge in eindrucksvoller Darstellung!

    Krijn de Lege, 28.3.2015/13.10.2020   

    RUDOLF SCHOCK sings 'VON APFELBLÜTEN EINEN KRANZ by Lehár/Bethge & 'IM FRÜHLINGSGARTEN' by Ebert/Bethge

    Rudolf Schock zingt na 3 minuten en 13 seconden:
    'Von Apfelblüten einen Kranz'
    (muziek: Franz Lehár, tekst: Hans Bethge!)

    Daarvoor zingt Rudolf Schock:
    'Im Frühlingsgarten' 
    (muziek: Hans Ebert, tekst: Hans Bethge!)


    Twee liederen van verschillende componisten, maar van dezelfde tekstschrijver!!

    Zie mijn blogartikel uit 2010 via de volgende LINK:
    "Rudolf Schock zingt Hans Ebert/Hans Bethge"


    In dat blogartikel kon ik nog weinig vertellen over de componist en dirigent Hans Ebert (1889-1952). Maar dat is veranderd en inmiddels heb ik het artikel aangepast.
    Over de schrijver en dichter Hans Bethge (1876-1946) had ik destijds meer te melden, waaronder het voor menigeen verrassende feit, dat Franz Lehár (1870-1948) een gedicht van Bethge ('Birnbaumblüten = perenboombloesem') op muziek had gezet en opnam in zijn  operette 'Das Land des Lächelns'.

    Von Apfelblüten einen Kranz':
    De perenbloesem veranderde in appelbloesem en prins Sou Chong's
    'Von Apfelblüten einen Kranz' groeide uit tot één van Lehár's drie grote Richard Tauber-successen uit deze "tragische operette".

    Rudolf Schock als Sou Chong





















    Rudolf Schock zong tussen 1938 en 1973 de rol van de Chinese prins Sou Chong in Lehár's 'Das Land des Lächelns' o.a. in Berlijn, Wenen en de Beneluxlanden in minstens 20 verschillende voorstellingen.
    In 1962 trad hij op te New York (Carnegie Hall) in een concertante voorstelling  met Anneliese Rothenberger als Lisa.

    Op grammofoonplaat en CD  is zijn uitvoering van 'Von Apfelblüten einen Kranz' vele malen te beluisteren.
    Er bestaan o.a. opnamen uit 1952, 1954, 1955, 1957,1958(live), 1965 en 1972 (live). 
    Voor mijn link heb ik de minder bekende Hamburgse radio-opname uit 1952 gekozen onder dirigent Wilhelm Stephan.  

    Wat in alle opnamen opvalt - van 1952 tot live in Augsburg 1972 - is de hoge en constante kwaliteit van Rudolf Schock's voordracht.
    Sou Chong legt in dit lied aan de verwende Europese Lisa uit, hoe in China een man een vrouw het hof maakt.
    De eerste strofe zingt Schock - ondanks de ik-vorm - met de afstandelijkheid, die past bij Sou Chongs 'immer nur lächeln (steeds maar glimlachen)' uit het openingslied, want "Wie es da drinnen aussieht, geht niemand was an (Hoe het daar van binnen uitziet, gaat niemand wat aan)".
    Maar in de tweede strofe wordt de hevig verliefde Sou Chong alsnog
    door hartstocht, ja zelfs begeerte overmand om zich tenslotte in het woord "d e m u t s v o l l (deemoedsvol)" terug te vinden en zijn zelfbeheersing te herwinnen.
    In de derde strofe is Sou Chong weer de rust zelve en sluit hij het lied af met een dromerig zwevende falsetklank, waardoor je de maanstille nacht lijfelijk ondervindt. Op zo'n moment is falset het vocaal ideale instrument om te ontroeren.

















    Im Frühlingsgarten'
    De Chinese verzen, waarvan 'Im Frühlingsgarten' deel uit maakt en die Hans Bethge bewerkte, stammen uit de periode van de Tang-dynastie, die vrijwel onafgebroken van 618 tot 907 duurde en als een hoogtepunt van de Chinese cultuur geldt.
    Tijdens die dynastie beleefden de kunsten een grote bloei en één van haar legendarische vertegenwoordigers was de dichter Li-Bai, die leefde van 701 tot 762.
    Li-Bai schreef vele gedichten, die samen met poëzie van een aantal tijdgenoten in handen kwamen van Hans Bethge. Deze begon aan een omvangrijke Duitse 'hertaling', waarbij hij vooral veel eer inlegde met de door hem gekozen Chinese lyriek voor zijn bloemlezing 'Die chinesische Flöte'.

    Inhoud 'Im Frühlingsgarten':


















    In zijn 'Frühlingsgarten (lentetuin)' bezingt een overgelukkige Li-Bai de bloemen, die hem omringen en die hem tot dichter hebben gemaakt. Hij weet zeker: als ze zijn vergaan, zullen ze voor altijd in zijn ziel blijven bloeien.

    Rudolf Schock nam in 1951 voor de Berlinse RIAS (Rundfunk im amerikanischen Sektor) vijf Chinese liederen van Ebert/Li-Bai/Bethge op.
    Hij werd aan de piano begeleid door Herbert Heinemann, die concertpianist, maar ook leider van een dansorkest was.

    Herbert Heinemann
    aan de piano












    In 2005 bracht het RELIEF-label de Chinese liederen voor het eerst op de markt (CR 3001): vijf beeldrijke liederen in indrukwekkende uitvoering!

    Krijn de Lege, 28.3.2015/13.10.2020                    

    24.01.15

    100. GEBURTSTAG RUDOLF SCHOCK: Meine 'Einsame Insel'- Liste Ebbe Føge Bak

    4.9.2015: 100th BIRTHDAY RUDOLF SCHOCK






    Mit Dank an Herrn EBBE FØGE BAK aus Dänemark (Kopenhagen) veröffentliche ich SEINE 25 Favoriten! Er schreibt:

    "Hier ist meine Liste mit 25 Lieblingsaufnahmen mit Rudolf Schock!
    Es gibt so viele wunderbare Aufnahmen mit Schock.
    Diese aber sind für mich wunderschön. 
    
    Die Aufnahmen aus 'Manon Lescaut' und 'Les Pêcheurs de Perles' sind einige von den schönsten Opernaufnahmen mit Schock, die ich je gehört habe.

    Das Lied 'An die Leier' von Schubert habe ich viele Male gehört und ist immer wieder wunderbar.
     
    Einige von den Aufnahmen sind noch nicht veröffentlicht worden, aber ich hoffe, dass zum Beispiel die Gesamtaufnahme von 'Manon Lescaut' (Wien 1956) einmal veröffentlicht wird!"
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     

    Oper:
     
    1. Wie eiskalt ist dies Händchen (Puccini La Boheme - Schock live Berlin 1946)
    2. O du süssestes Mädchen (Puccini La Boheme - Schock/Ekkehard Berlin live 1946)
    3. 4th act, duet: Ach, Geliebte, sieh' meine Tränen (Puccini Manon Lescaut - Schock/Martinis live Wiener Staatsoper 1956)
    4. Freunde vernehmet die Geschichte (Adam Der Postillon von Longjumeau - Schock 1955)
    5. Der Tempel Brahmas strahlt (Bizet Die Perlenfischer - Schock/Metternich 1957)
    6. Zu Strassburg auf der Schanz (Kienzl Der Kuhreigen - Schock 1955)
    7. Jetzt spielen - Hüll dich in Tand nur (Leoncavallo Der Bajazzo - Schock live Braunschweig 1966)
    8. Armida die spietate - Lascia ch'io pianga (Händel Rinaldo - Schock 1966)
    9. Es war einmal am Hofe von Eisenach (Offenbach Hoffmanns Erzählungen - Schock live 1960)
    10. Wohin seid ihr entschwunden (Tschaikowsky Eugen Onegin - Schock 1952)
    11. Winterstürme wichen dem Wonnemond (Wagner Die Walküre - Schock 1978)
     

     Musical/Operette:
     



     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
       
     
    12. Maria (Bernstein West Side Story - Schock 1971)
    13. Ein Walzer muss es sein (Fall Die Rose von Stambul -
           Schock/Hallstein live 1963)
    14. O Bajadere (Kálmán Die Bajadere - Schock 1965)
    15. You are love (Kern Showboat - Schock/Moffo 1971)
    16. Ich träume mit offenen Augen (Künneke Die lockende Flamme -
           Schock live 1960) 
    17. Du bist meine Sonne (Lehár Giuditta - Schock live München 1959)
    18. Auf dem Berge Ida (Offenbach Die schöne Helena - Schock 1955)
     
    Lieder:
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
      
    19.  An die Leier "Ich will von Atreus Söhnen" (Schubert - Schock 1959    
            Stauch)
    20. Erlkönig "Wer reitet so spät..." (Schubert - Schock 1968 Eröd)
    21.  Zueignung "Ja du weisst es, teure Seele" (R.Strauss - Schock 1957
            cond. Schüchter) 
    22. "Ach, wie ist's möglich dann" (Volkslied - Schock 1965
             cond. Eisbrenner) 
    23. Always (I. Berlin - Schock 1949 conductor: Wreege)
    24. Ich liebe die Welt (Stolz - Schock 1967 conductor Stolz)
    25. "Rudolf Schock & his songs" (various composers - Schock live 1958
             cond. Schmidt-Boelcke)
     

    Ebbe Føge Bak (geb.: 1984) sammelt seit dem Anfang des 21. Jhts. unermüdlich CDs, DVDs und Schallplatten mit Rudolf Schock.

    Er scheint mir für die 'Einsame Insel' wie geschaffen zu sein.
    Sicher aber ist, dass er da dank der Insel-Diskothek jahrelang über insgesamt 160 Musik-Titel mit Rudolf Schock verfügen wird.
    Es handelt sich dabei um:

    * 128 Einzeltitel (darunter 7 Video-Registrationen und mehrere Titel in
        verschiedener Ausführung),

    * 8 Liederzyklen und -kollektionen,
    * 5 Operetten-Gesamtaufnahmen,
    * 12 Opern-Gesamtaufnahmen.
    Krijn de Lege, 28.1.2015