23.01.19

RUDOLF SCHOCK zingt ERICH WOLFGANG KORNGOLD (Nederlands)

Erich Wolfgang Korngold
1897-1957
(Foto: Korngold-Society)

 
 
1897: een MUZIKAAL WONDERKIND wordt geboren!


1903: pianist,
1909: trekt aandacht als componist van een ballet, pianosonate en orkestsuite.
 
Zijn vader Julius Korngold, streng muziekresencent in Wenen, laat Erich op advies van Gustav Mahler muzieklessen volgen bij collega-componist Alexander Zemlinsky. Dit duurt kort, want Zemlinsky kan hem niets meer leren.
Richard Strauss is onder de indruk van Erich's stoutmoedig vernieuwende muziek.
 
1916: geslaagde premières van twee opera-eenakters.
1917: dirigent in Wenen
1920: in Hamburg en Keulen is Korngolds nieuwe opera 'Die Tote Stadt' een succes zonder weerga.
1921: Nog sensationeler is de ontvangst van 'Die Tote Stadt' in Wenen en aan de Metropolitan Opera van New York.
Anno 2019 omschrijft de website 'Operavision' deze opera als "musical psycho thriller"!.
 

De muzikale wereld van Erich Wolfgang Korngold is veelzijdig en groots:
Hij experimenteert met jazz in composities zoals de 'Babyserenade', maar stort zich met geestdrift ook op de bewerking van operettes.
O.a. van Johann Strauss Jr.: 'Das Spitzentuch der Königin' en 'Eine Nacht in Venedig'.
Het eerste werk krijgt van Korngold een nieuwe naam: 'Das Lied der Liebe', dat op CD verkrijgbaar is!
'Eine Nacht in Venedig' verrijkt hij - speciaal voor Richard Tauber - met o.a. 'Sei mir gegrüsst, du holdes Venezia'.
Daarnaast verdedigt hij op muzikale gronden Imre Kálmán tegen kritiek op diens latere operettes.
 
In 1938 verklaren de Nazi's 'Die Tote Stadt' van de Joodse componist Korngold tot "entartete" opera.
Tegelijk echter klopt Hollywood bij hem aan. Korngold bedenkt zich geen moment en vlucht naar de VS.    
Kort daarna geldt Korngold in Hollywood als één van de allereerste "creators of symphonic filmscore". In 1939, 1940 en 1941 beloont de filmwereld hem met een Oscar.
 
Na de oorlog keert Korngold terug naar Europa. Maar dan gebeurt weer wat o.a. ook Paul Abraham en Imre Kálmán overkwam: nieuwe composities, waaronder ook een opera, vinden geen genade bij de muziekcritici. Ze menen nu opeens pompeuze filmmuziek te horen en verouderde klanken uit een voorbije wereld.
Korngold - inmiddels hartpatiënt - toont zich verbitterd, keert terug naar de VS en overlijdt in 1957. 
 
E.W. Korngold 1957
Na 1970 is Korngold's ster weer rijzend. Zijn filmmuziek, maar ook zijn klassiek-instrumentale/vocale composities zijn opnieuw onderwerp van wereldwijde herwaardering.
 
 Die Tote Stadt
is in Korngold's opera de Belgische stad BRUGGE.
De oude stad symboliseert het zelfgekozen isolement van de jonge weduwnaar Paul. Deze lijdt onder het verlies van zijn gestorven vrouw Marie. Hij aanbidt haar portret en gouden vlechten.
 
Op een dag verschijnt aan hem een gesluierd meisje. Zij zingt op Paul's verzoek Marie's lievelingslied:
 
"Geluk, dat mij rest,
Kom bij me, mijn trouwe lief.
Het wordt avond in de tuinen,
Jij bent mijn licht en dag.
Angstig klopt hart tegen hart
Hoop baant zich een weg hemelwaarts..."
 
Paul zingt met haar mee:
 
"Al dreigt groot verdriet,
Kom bij me, mijn trouwe lief.
Vlij je witte gezicht tegen mij aan,
Dood zal ons niet scheiden
En moet je mij ooit verlaten
Geloof: er is een herrijzenis..."
 
Het meisje doet haar sluier af en (b)lijkt voor Paul's geestesoog Marie's evenbeeld te zijn. Paul verkeert nu in een voortdurende droomtoestand, waarin hij gelooft Marie teruggekregen te hebben.
In de tweede akte, die zich buiten in de straten van Brugge afspeelt, blijkt het meisje Mariëtta te heten en als danseres deel uit te maken van een groep kermisartiesten. Ze vernedert Paul temidden van haar vrienden. Als hij bij haar wil blijven, wil zij juist naar zijn eigen huis toe.
 
De derde akte - weer bij Paul thuis - verloopt grotendeels in een droomwereld:
Mariëtta wil, dat Paul haar kust. Hij moet kiezen tussen de dood en het leven. Paul kiest niet, waarna Mariëtta de gouden vlechten van Marie rond haar hals drapeert en verleidelijk begint te dansen. Paul schiet toe en wurgt haar met de vlechten.
Dan ontwaakt Paul uit zijn droom. Mariëtta's lichaam is verdwenen.
 
De gesluierde vrouw verschijnt opnieuw. Het is Mariëtta, die haar paraplu is vergeten. Paul negeert haar, waarna zij - de schouders ophalend - zijn kamer verlaat.
Paul's vriend Frank komt nu de kamer binnen. Paul's slotgezang maakt Frank (en ons) duidelijk, dat hij de dood afschudt en voor het leven kiest.
 
!  Let op de inhoud van de slotzang. Die is totaal tegenovergesteld aan het lied van Marie/Mariëtta uit de eerste akte  !: 
 
"Oh vriend, ik zal haar
 niet terugzien.
Een droom heeft mijn droom verwoest
Een droom van de bittere werkelijkheid
de droom van de fantasie.
De doden zenden zulke dromen,
als we te veel met
en in hen leven.
Hoe ver moet onze rouw gaan,
Hoe ver mag zij dat
zonder ons het houvast te ontnemen?
Trieste tweestrijd van het gevoel!
...........
Weg uit de stad des doods
...........
Geluk, dat mij rest,
Vaarwel, mijn trouwe lief
Leven scheidt ons van de dood
Wreed aan ons opgelegd
Wacht op mij in ijle hoogten
hier is geen herrijzenis"
 
Bruges-la-Morte
is de roman van de Belgische schrijver Georges Rodenbach (1855-1898), waarop Paul Schott het tekstboek voor 'Die Tote Stadt' baseerde.
De naam "Paul Schott" is een speels pseudoniem voor vader en zoon Korngold, die de teksten samen schreven.
"Paul" suggereert m.i., dat Paul's ervaringen in de opera autobiografisch geweest zouden kunnen zijn (wat niet zo is).
"Schott" is de naam van één van de grootste en oudste muziekuitgeverijen van Europa: 'Schott Music' in Mainz, begonnen in 1770.
Misschien, dat de Korngolds de naam "Schott" kozen uit dankbaarheid voor de bereidheid en durf van de vermaarde uitgeverij al in zo'n vroeg stadium een opera van een jeugdige, slechts in kleine kring bekende componist te publiceren.
  
Rodenbach's roman uit 1892 over liefde en dood in een mysterieus universum was in Europa een bestseller, maar in Brugge viel dit werk van de Franstalige auteur niet in goede aarde. Begrijpelijk, als je oude, maar prachtige stad bekend staat als het "Venetië van het Noorden"...
 
Opnamen
In 1975 bracht RCA de tot nu toe enige goede opname van 'Die Tote Stadt' uit.
Dirigent is Erich Leinsdorf, Rene Kollo zingt Paul, Carol Neblett Mariëtta en Hermann Prey Paul's vriend Frank.
 
Een nog jonge Hermann Prey maakte in 1957 - gedirigeerd door Wilhelm Schüchter - een betoverende opname van het melancholieke lied 'Mein Sehnen, mein Wähnen, es träumt sich zurück/Mijn verlangen, mijn waanvoorstellingen, ze dromen terug in de tijd'. Dit lied van Frank uit de 2e akte is thematisch voor de totale opera: leven uitsluitend in het verleden is een keuze voor de dood.  
LINK> UPLOAD van BRENDAN CARROLL uit 2010:
 
Het lied van Marie/Mariëtta uit de 1e akte, aangevuld door Paul bestaat in vele versies.
O. a. Melitta Muszely en Rudolf Schock zongen het 1959 in een solide studio-opname onder dirigent Berislav Klobucar.
Muszely's donker gekleurde stem past goed bij de voorstelling, die ik van Mariëtta heb.

Ook uit 1959 is een live-opname met Erika Köth en Rudolf Schock van een 'Zondagsconcert' uit München onder leiding van Kurt Eichhorn.
Köth - toen vocaal op haar top - zingt de sterren van de hemel. Dat past ook, als je je wilt realiseren, dat Paul feitelijk de stem van de gestorven Marie hoort.
Rudolf Schock IS in beide opnamen Paul en dat zegt voldoende.
 
Rudolf Schock zingt Paul's slotgezang driemaal op CD: 1951 in een radio-opname onder Heinrich Hollreiser, 1959 in een studio-opname onder Berislav Klobucar en 1963 onder Horst Stein live tijdens een opera-recital in - hoe kan het anders - München.
De live uitvoering van 1963 onderga ik als de meest indringende.
Na een lange rij geliefde en daarom des te veeleisender opera-aria's, treft mij de 'Dode Stad'-finale als een mokerslag.
 
Krijn de Lege, 23.1.2019/30.1.2023

Keine Kommentare: