'z i l v e r e n' operette (L I N K: 'Rudolf Schock zingt Nico Dostal').
Rudolf Schock zong 40 jaar lang operettemelodieën van Franz Lehár en Imre Kálmán op de plaat, in films, op radio/tv en live tijdens concerten.
Oda Troll, Lilli Schubert, Otto Falvay en de 32-jarige Rudolf Schock zingen.
Paul Hühn dirigeert koor en orkest van het Berlijnse 'Metropoltheater'.
Rudolf Schock zingt o.a. zijn allereerste 'Komm Zigane':
Tijdens Rudolf Schock's laatste 'Abend-in-Wien' concerten in Nederland (1985) zingt hij samen met Christina Deutekom en Marco Bakker ruim een kwartier muziek uit 'Die Csárdásfürstin' en 'Gräfin Mariza' van Imre Kálmán.
De 70-jarige Rudolf Schock gaat tot op de bodem van zijn dan nog resterende vocale mogelijkheden.
Zijn allerlaatste op cd/video vastgelegde voordracht van Tassilo's opzwepende 'Komm Zigane' fascineert:
Drie dagen voor Rudolf Schock's plotselinge overlijden op 12 november 1986 sluit hij zijn allerlaatste koorconcert af met een operette-blokje.
Daarin zingt hij van Imre Kálmán 'Tanzen möcht' ich' uit de 'Csárdásfürstin' en 'Komm Zigany' uit 'Gräfin Mariza'.
Tussen 1948 en 1985 zingt Rudolf Schock op de grammofoonplaat vele malen muziek van Imre Kálmán in:
1953, 1954, 1956, 1958, 1962, 1965, 1966, 1967 en 1971.
In de bioscoop en op TV circuleren met Rudolf Schock v.a. 1958 de operette-verfilming van 'Gräfin Mariza' en Imre Kálmán's biopic 'Der Csárdáskönig'.
Op de Duitse radio zijn met Schock resp. v.a. 1953 & 1958 complete uitvoeringen van Kálmán's beroemdste operettes 'Die Csárdásfürstin' en 'Gräfin Mariza' te horen.
Op TV zendt het ZDF in 1968 een filmproduktie uit van Kálmán's 'Die Zirkusprinzessin' met Ingeborg Hallstein en Rudolf Schock.
Ook met Schock staan in datzelfde jaar Kálmán en Lehár centraal in de operette-show 'Auf ins Metropol'.
In 1978 wordt herinnerd aan het feit, dat Kálmán 25 jaar eerder overleed.
De titel van het grote operette-programma luidt: 'Ganz ohne UNGARN geht die Chose nicht! (Helemaal zonder Hongarije lukt het niet!)', wat wil zeggen, dat het operette-genre zonder de Hongaar Imre Kálmán ondenkbaar zou zijn geweest.
***********************************************************************
Rudolf Schock trad live nooit op in een theateruitvoering van een Kálmán-operette.
Wat het operette-genre betreft, was hij op het toneel alleen te zien in:
- Lehár's 'Die lustige Witwe', 'Der Graf von Luxemburg', 'Das Land des Lächelns';
- J. Strauss Jr's 'Der Zigeunerbaron'. 'Eine Nacht in Venedig', 'Die Fledermaus';
- Berté's 'Das Dreimäderlhaus' (naar Schubert) in de jaren 70;
- Ziehrer's 'Die Landstreicher' en Millöcker's 'Der Bettelstudent' in de jaren 30, Schock's beginnersjaren.
***********************************************************************
Imre (Emmerich) Kálmán (1882 - 1953)
Imre Kálmán was werkelijk wereldberoemd.
Het is nog niet zo lang geleden, dat componisten als Johann Strauss jr, Franz Lehár, Imre Kálmán e.a. in de muzikale wereld een enorme status hadden.
Het is nog niet zo lang geleden, dat componisten als Johann Strauss jr, Franz Lehár, Imre Kálmán e.a. in de muzikale wereld een enorme status hadden.
Sinds de jaren 60 van de vorige eeuw bladderde die status af en raakte zij bekneld tussen aan de ene kant de sterk opkomende pop(ulaire) cultuur van de jongeren en aan de andere kant een zich naar binnen kerende elite, voor wie populariteit en serieuze kunst onverenigbaar waren
De populair-klassieke operette viel uit de tijd en wereldwijd werd haar plaats ingenomen door de musical comedy.
De populair-klassieke operette viel uit de tijd en wereldwijd werd haar plaats ingenomen door de musical comedy.
Kálmán's kwalitatief belangrijkste operettes waren in 1912 'Der Zigeunerprimas', in 1915 'Die Csárdásfürstin', in 1924 'Gräfin Mariza', in 1926 'Die Zirkusprinzessin' en in 1930 'Das Veilchen von Montmartre'.
Dominant in zijn werk is de Hongaarse puszta/zigeuner-folklore.
Hierin gingen Johann Strauss jr, Georg Jarno en Franz Lehár hem voor in resp. 'Der Zigeunerbaron' (1885), 'Die Försterchristl' (1907) en 'Zigeunerliebe' (1910).
Maar Kálmán gaat verder dan zijn voorgangers!
Hij zet de ongebreidelde folklore van zijn zigeuners uitdagend af tegen de ingeperkte en aangeharkte standenmaatschappij.
In een compositorisch perfect vuurwerk van zang en dans baant zich het vrije, ongebonden leven van de uitgestrekte Hongaarse steppe een weg naar buiten. Daar appelleert het aan het menselijk verlangen naar een volledige vrijheid.
Ook in het circus en de Parijse kunstenaarswereld (de "bohème") meent Kálmán die mechanismen te zien, wat hem brengt tot het componeren van de 'Zirkusprinzessin' en het 'Viooltje van Montmartre'.
Uiterlijk gedraagt Imre Kálmán zich in het 'normale' leven verre van "ongebreideld", "uitdagend" en "ongebonden".
Hij is ernstig, bescheiden en lijkt soms een beetje triest.
In de aanloop naar de 2e wereldoorlog doen de Nazi's een poging Imre Kálmán, die Joods is, voor Duitsland zo te positioneren, dat hij ongestoord verder zou kunnen componeren.
Maar Kálmán verhuist bijtijds naar Parijs.
Daarna reist hij door naar de VS (Californië), waar hij verschillende muzikale activiteiten met succes voortzet.
Na de oorlog vestigt hij zich uiteindelijk weer in Parijs, waar hij in 1953 overlijdt.
Kálmán's eerste belangrijke operette:
Der Zigeunerprimas (1912)
waarin een botsing van generaties:
Dominant in zijn werk is de Hongaarse puszta/zigeuner-folklore.
Hierin gingen Johann Strauss jr, Georg Jarno en Franz Lehár hem voor in resp. 'Der Zigeunerbaron' (1885), 'Die Försterchristl' (1907) en 'Zigeunerliebe' (1910).
Affiche voor de 'Zigeunerbaron' van Johann Strauss Jr. |
Maar Kálmán gaat verder dan zijn voorgangers!
Hij zet de ongebreidelde folklore van zijn zigeuners uitdagend af tegen de ingeperkte en aangeharkte standenmaatschappij.
In een compositorisch perfect vuurwerk van zang en dans baant zich het vrije, ongebonden leven van de uitgestrekte Hongaarse steppe een weg naar buiten. Daar appelleert het aan het menselijk verlangen naar een volledige vrijheid.
'De drie Zigeuners' Schilderij van Alois Friedrich Schönn 1859 |
Ook in het circus en de Parijse kunstenaarswereld (de "bohème") meent Kálmán die mechanismen te zien, wat hem brengt tot het componeren van de 'Zirkusprinzessin' en het 'Viooltje van Montmartre'.
Uiterlijk gedraagt Imre Kálmán zich in het 'normale' leven verre van "ongebreideld", "uitdagend" en "ongebonden".
Hij is ernstig, bescheiden en lijkt soms een beetje triest.
In de aanloop naar de 2e wereldoorlog doen de Nazi's een poging Imre Kálmán, die Joods is, voor Duitsland zo te positioneren, dat hij ongestoord verder zou kunnen componeren.
Maar Kálmán verhuist bijtijds naar Parijs.
Daarna reist hij door naar de VS (Californië), waar hij verschillende muzikale activiteiten met succes voortzet.
Na de oorlog vestigt hij zich uiteindelijk weer in Parijs, waar hij in 1953 overlijdt.
Kálmán's eerste belangrijke operette:
Der Zigeunerprimas (1912)
waarin een botsing van generaties:
Rácz Páli, vioolvirtuoos in een zigeunerkapel wordt oud.
Zijn zoon Láczi, een minstens zo virtuoos vioolsolist, dreigt hem te overvleugelen.
Aan het eind van de handeling beseft Páli, dat dit nu eenmaal de loop der dingen is....
De 'Zigeunerprimas' had groot succes in de VS en in Europa werd de operette alom bejubeld.
Maar Kálmán's 'Chárdásfürstin' was 3 jaar later zo'n sensatie, dat zij de 'Zigeunerprimas' voor altijd naar de achtergrond verwees.
De hier nauwelijks bekende Estlandse bariton GEORG OTS (1920-1975) zingt tijdens zijn laatste concert (1975) de Hongaarse versie van Páli's 'Mein alter Stradivari' uit 'Der Zigeunerprimas' van Imre Kálmán:
Een 34-jarige JOSEF METTERNICH zingt hetzelfde lied op YouTube. In de oorspronkelijk Duitse tekst van Grünbaum & Wilhelm: Groots van stem, maar nog te jong om de wijze weemoed van Georg Ots te laten horen (LINK: Josef Metternich zingt 'Mein alter Stradivari' 1949).
De opname is van onderstaande CD, waarop Franz Marszalek de complete 'Zigeunerprimas' dirigeert. Behalve Josef Metternich is ook zijn vrouw Liselotte Losch soliste.
Zijn zoon Láczi, een minstens zo virtuoos vioolsolist, dreigt hem te overvleugelen.
Aan het eind van de handeling beseft Páli, dat dit nu eenmaal de loop der dingen is....
Maar Kálmán's 'Chárdásfürstin' was 3 jaar later zo'n sensatie, dat zij de 'Zigeunerprimas' voor altijd naar de achtergrond verwees.
De hier nauwelijks bekende Estlandse bariton GEORG OTS (1920-1975) zingt tijdens zijn laatste concert (1975) de Hongaarse versie van Páli's 'Mein alter Stradivari' uit 'Der Zigeunerprimas' van Imre Kálmán:
De opname is van onderstaande CD, waarop Franz Marszalek de complete 'Zigeunerprimas' dirigeert. Behalve Josef Metternich is ook zijn vrouw Liselotte Losch soliste.
Krijn de Lege, 30.6.2017
Keine Kommentare:
Kommentar veröffentlichen