EUGEN D'ALBERT (1864 - 1932)
wordt 1864 in Schotland geboren uit een Engelse moeder en een Frans/Italiaanse vader. Hij krijgt pianoles van niemand minder dan Franz Liszt en lessen compositieleer van Arthur Sullivan (1842-1900), die samen met tekstschrijver William Gilbert beroemd is geworden als componist van Engelse operettes zoals 'The Mikado', 'Patience', 'The Gondoliers', 'H.M.S. Pinafore' én van het lied 'Onward Christian Soldiers'.
wordt 1864 in Schotland geboren uit een Engelse moeder en een Frans/Italiaanse vader. Hij krijgt pianoles van niemand minder dan Franz Liszt en lessen compositieleer van Arthur Sullivan (1842-1900), die samen met tekstschrijver William Gilbert beroemd is geworden als componist van Engelse operettes zoals 'The Mikado', 'Patience', 'The Gondoliers', 'H.M.S. Pinafore' én van het lied 'Onward Christian Soldiers'.
Het valt op, dat Sullivan zijn leerling Eugène d'Albert al op 17-jarige leeftijd uitnodigt één van zijn ''musical-comedies' om te werken voor piano en omgekeerd de ouverture van zijn 'Patience' (lievelingsoperette van Koningin Victoria!) speelklaar te maken voor orkest. Het is maar dat u het weet, als u deze Sullivan-ouverture op CD/DVD hoort of ziet!
Eugène d'Albert wordt wereldberoemd als concertpianist (Beethoven-specialist!). Later geeft hij echter de voorkeur aan zijn activiteiten als componist. Bovendien laat hij zich tot Duitser naturaliseren en verandert hij zijn voornaam in Eugen.
Hij schrijft zo'n 20 opera's, waarvan 'TIEFLAND' tot de dag van vandaag stevig repertoire heeft gehouden. Van zijn andere theaterwerk komen alleen zo nu en dan 'Die toten Augen' en de eenakter 'Die Abreise' nog tot live-uitvoering en/of CD-opname.
TIEFLAND (1903)
én 'Der Evangelimann' van Wilhelm Kienzl zijn de enige belangrijke muzikale werken van het Duitse verisme ('Realismus'), dat rond 1900 in Duitsland het literaire proza domineert.
Zoals ik bij Adolphe Adam al beknopt aangaf, houdt het verisme (it.:'verismo') zich bezig met mensen in de onverschillige realiteit van het leven. Een veelal onbarmhartige realiteit, waaraan de mens met huid en haar is overgeleverd. Nog niet met als begrijpelijk volgende stap de sociale opstand, die het grote geluk voor iedereen dichterbij zou moeten brengen. In het 'poëtisch realisme' (het toegevoegde bijvoeglijk naamwoord kan als late echo van de Duitse romantiek worden gezien) volstaat echter zoiets als klein geluk, dat soms in het een of andere isolement bereikbaar is.
Bizets 'Carmen' van 1875 ('reality' in de sigarettenfabriek, het leger, de arena en tussen de smokkelaars) ondergaat al invloeden van deze stroming. Later staan in Italië 'Cavalleria Rusticana' (zich afspelend op het platteland van Sicilië) en 'I Pagliacci' (over het wel en vooral wee van een rondtrekkende komediantengroep) overduidelijk model voor het ware leven.Vervolgens geldt dat ook voor de opera's van Puccini, Giordano en Ciléa en in Duitsland zijn 'Tiefland' , maar ook 'Der Evangelimann' waardige representanten:
Aan de Spaanse kant van de Pyranese bergen (de operahandeling is gebaseerd op een Spaans toneelstuk) woont het geluk van de herders Pedro en Nando met hun schapen. In het laag gelegen dal (het 'Tiefland') woont het ongeluk van Marta, die vanaf 13-jarige leeftijd is misbruikt door de grootgrondbezitter Sebastiano.
Sebastiano raakt in ernstig-financiële problemen. Hem valt echter de eenmalige gelegenheid in de schoot een rijke vrouw te trouwen. Omdat hij Marta niet kwijt wil, krijgt hij de creatieve gedachte haar in een leegstaande molen te parkeren samen met de naïeve Pedro. Hij arrangeert daartoe zelfs in grote haast een huwelijk tussen beiden. In het middelpunt van de opera staat dan de liefdesnacht, waarin Pedro door Marta naar een andere kamer wordt gestuurd en Sebastiano zijn opwachting maakt. De opera eindigt optimistisch. Sebastiano wordt door Pedro uitgeschakeld en Marta (die intussen intens van Pedro is gaan houden) laat het laagland definitief achter zich en trekt met Pedro de gelukkige eenzaamheid van het hooggebergte in.
Wat het imago van deze opera veel kwaad heeft gedaan (en nog altijd doet) is het feit, dat zij bekend staat als "lievelingsopera van Adolf Hitler". (Wel is het zo, dat ik ook eens las, dat 'Lohengrin' de "lievelingsopera van Hitler" was en 'Die lustige Witwe' zijn "lievelingsoperette"). Het gevolg is, dat 'Tiefland' als "muzikale favoriet" van Hitler "besmet" is verklaard. De toon, waarop over deze muziek wordt geschreven of gesproken, is niet zelden schamper en minachtend. Op internet las ik bv. een bijdrage uit 2007 van iemand, die naar aanleiding van een toenmalige Tiefland-première aan de Weense Volksopera boos schrijft, dat hij "aan deze Blut und Boden-rommel op nationaal-socialistische grondslag" geen enkele behoefte heeft.
Daar komt nog bij, dat de getalenteerde, maar in en na de 2e wereldoorlog moreel omstreden Duitse cineaste Leni Riefenstahl een film maakte, die op de opera 'Tiefland' gebaseerd was. De eerste opnamen werden in 1934 op locatie in Spanje gedraaid en vervolgens sleepte het project zich gedurende twee decennia voort. In 1941 mocht Riefenstahl voor de figuratie gebruik maken van zigeuners uit het gevangenenkamp Maxglan als 'bewoners van het Tiefland', maar na de oorlog werd zeer waarschijnlijk geacht, dat een deel van deze figuranten kort na de filmopnamen naar Auschwitz waren getransporteerd. Een proces hierover in 1949 liep voor Leni Riefenstahl formeel positief af, maar in het veel meer invloed hebbende informele circuit werd zij voor altijd gezien als 'gevallen engel'. Dit was dan ook de titel van een Nederlandstalige Riefenstahl-monografie uit 2000, waarin filmpublicist Thomas Leeflang 'leven en werk van Leni Riefenstahl' bespreekt en op blz. 132 opmerkt, dat Riefenstahl altijd al belangstelling voor 'die schemerige opera van Eugen d'Albert' had.
In 1954 ging 'Tiefland' eindelijk in première en - wat te verwachten viel - de film werd door de kritiek met de grond gelijk gemaakt.
Terug naar "die schemerige opera" uit 1903:
Muzikaal en dramaturgisch is 'Tiefland' een volkomen helder en meeslepend werk, dat vele dramatisch uiterst effectieve scenes kent. Luister naar de treurmuziek tijdens de onheilspellende gang van Pedro en Marta naar de kerk voor hun gemanipuleerde huwelijksinzegening, naar Pedro's 'Wolfserzählung' en het daarop aansluitende duet in de schokkende huwelijksnacht. Naar de ensembles met de treiterende vrouwen en daar scherp mee in tegenstelling de argeloosheid van het meisje Nuri, dat door Marta in bescherming wordt genomen, omdat zij haar eigen jeugd in die van het kind herkent. Naar de muzikale schildering van de verschillen tussen het geluk van de goede bergen en de leugenachtige mentaliteit van het ongelukkige 'dorp in het laagland' (metafoor voor de wereld) en naar de karakterisering van het schuldig-schuldloze middelpunt Marta, die, als zij uiteindelijk toch verliefd is geworden op Pedro, jaloers wordt op Nuri, omdat Pedro doodgewoon aardig voor het meisje is.
Zonder voorbehoud kan ik zeggen, dat deze opera in de loop der jaren één van míjn lievelingsopera's is geworden.
DE OPNAMEN MET RUDOLF SCHOCK
Achterin de kleine Schock-biografie, die Friedrich Herzfeld in 1962 publiceert, somt Schocks platenmaatschappij Electrola zijn toenmalige operaopnamen op, waaronder 'Die toten Augen' van d'Albert. Ik ben deze opname nooit tegen gekomen en twijfel er dan ook aan, of zij bestaat. (Er worden in het lijstje trouwens nog twee opera's vermeld, waarvan ik nooit iets met Schock heb kunnen vinden: 'Rusalka' van Dvorák en 'Nabucco' van Verdi).
Van de opera 'Tiefland' zijn er evenwel twee complete opnamen.
Allereerst een studio-opname van Eurodisc (op LP en daarna CD en later nog eens op CD uitgebracht door RCA/BMG). Ten tweede een - alleen in privé-bezit bestaande - amateur-opname van de live-première aan de Weense Volksopera in 1967.
1963: Studio-opname van 'TIEFLAND' (Eurodisc/RCA/BMG) met Isabell Strauss (Marta), Gerd Feldhoff (Sebastiano), Angelika Fischer (Nuri), Ivan Sardi (Tommaso), Ernst Krukowski (Moruccio), Margarete Klose, Martha Musial, Alice Oelke (dorpsvrouwen), Karl-Ernst Mercker (Nando) en HANS ZANOTELLI (Dir.)
Deze uitstekend klinkende opname diende in 1963/1964 als geluidsband voor een ZDF-TV-opvoering, die op YouTube is te zien. Maar, geacht SONY, herpublicatie in CD-geluidskwaliteit is dringend gewenst!
Bij de rolbezetting is met succes gestreefd naar een zo realistisch mogelijke enscenering.
Voor de rol van het jonge meisje Nuri (gezongen en gespeeld door Angelika Fischer) is gekozen voor een jonge, weliswaar beperkt geschoolde, maar hartveroverende sopraan (Muziekcriticus Michael Oliver vindt in 'Gramophone 2/1989', dat Fischer als een meisje van hooguit 12 jaar klinkt). Angelika Fischer is als jong meisje verbluffend geloofwaardig en ik herinner me, dat de
Nederlandse operacriticus Leo Riemens in 1963, toen de opname verscheen, laaiend enthousiast over haar was.
Angelika Fischer |
De vrouwen uit het dorp zijn niet jong meer en dat is goed te horen. De vooral als Wagneralt vermaarde Margarete Klose (1902-1968) en de al even bekende Martha Musial (1908-1995) zingen flakkerend, maar het effect is wel, dat we de dorpsvrouwen in levenden lijve voor ons zien.
Ernst Krukowski (geb. 1918) als Moruccio, de dorpeling die het duivelse draaiboek van Sebastiano van het begin af aan doorziet, is niet bekend geworden door zijn buitengewoon mooie stem, maar wel door zijn loepzuivere uitbeelding van allerlei typen en karakters.
Isabell Strauss (1928 - 1973) zingt evenals Feldhoff met emotionele gloed. Op geen enkel moment glijdt zij af naar sentimentaliteit. Ze meent wat ze zingt (Michael Oliver: "Strauss zingt met een eerlijkheid, die ontroert").
Isabell Strauß |
Het schokt mij, dat er op internet bijna niets over haar te vinden is, maar uit besprekingen van de Tieflandopname in het verleden en de tekst over haar in het Sängerlexikon 'Unvergängliche Stimmen' (Kutsch/Riemens 2e oplage 1982) blijkt, dat gerust mag worden aangenomen, dat zij na succesvolle optredens in Keulen, München, Bern, Amsterdam en Brussel voorbestemd was uit te groeien tot een ideale zangeres van Wagnerrollen zoals Isolde en Brünnhilde. Zo ver kwam het echter niet. In 1973 pleegde zij na een opvoering van Wagners 'Götterdämmerung', samen met de dirigent van die avond Fritz Janota, in een bos bij Oldenburg zelfmoord.
En dan Rudolf Schock: Er is eens geschreven, dat hij op sommige 'heldische' momenten van zijn rol tegen vocale grenzen oploopt. Dit is begrijpelijk, als we voor ogen houden, dat de rol van Pedro eigenlijk is bedoeld voor een (jugendlicher) heldentenor. Bovendien is Schock op het moment van de opname al aardig op weg naar de vijftig. Ik vermoed, dat als Schock deze opera (ook hij beschouwde deze opera als één van zijn lievelingsopera's) zo'n zes jaar eerder had kunnen opnemen, die grenzen nauwelijks of niet in beeld zouden zijn gekomen.
Maar Schock overschrijdt in deze rol van zijn leven (Riemens: "Misschien wel het allerbeste van hem op de grammofoonplaat!!!") op volkomen natuurlijke wijze de grens tussen opera en toneel. In feite heft hij die grens op.
Weer is het de unieke vereenzelviging van de zanger/vertolker Rudolf Schock met de te zingen en te spelen rol, die ons bij het beluisteren de adem doet inhouden. In de 'Wolfserzählung' maakt Schock het gevecht met de wolf zo invoelbaar als maar mogelijk is: nu eens razend verbeten, dan weer zwelgend in de poëzie van de sterren boven en het drup-pe-len-de ijswater achter hem. In het thrillerduet (Finale 1e akte) is het 'gesprek' tussen Marta en Pedro ongelooflijk spannend. Schock slaagt erin elke fase van de gemoedstoestand, die de misleide bruidegom moet doorlopen, voor de luisteraar invoelbaar te maken: na zijn plastische verhaal over het doden van de wolf beleven we achtereenvolgens de niet begrijpende verbijstering, als hij van Marta opdracht krijgt naar een andere kamer te verhuizen, de wanhoop over het al even onbegrijpelijke feit, dat zij hem ''slecht en schaamteloos" noemt en de verontwaardiging, dat hij verondersteld wordt alles te weten, terwijl niemand hem iets gezegd heeft en zijn oprecht goede bedoelingen worden miskend.
Maar Schock overschrijdt in deze rol van zijn leven (Riemens: "Misschien wel het allerbeste van hem op de grammofoonplaat!!!") op volkomen natuurlijke wijze de grens tussen opera en toneel. In feite heft hij die grens op.
Weer is het de unieke vereenzelviging van de zanger/vertolker Rudolf Schock met de te zingen en te spelen rol, die ons bij het beluisteren de adem doet inhouden. In de 'Wolfserzählung' maakt Schock het gevecht met de wolf zo invoelbaar als maar mogelijk is: nu eens razend verbeten, dan weer zwelgend in de poëzie van de sterren boven en het drup-pe-len-de ijswater achter hem. In het thrillerduet (Finale 1e akte) is het 'gesprek' tussen Marta en Pedro ongelooflijk spannend. Schock slaagt erin elke fase van de gemoedstoestand, die de misleide bruidegom moet doorlopen, voor de luisteraar invoelbaar te maken: na zijn plastische verhaal over het doden van de wolf beleven we achtereenvolgens de niet begrijpende verbijstering, als hij van Marta opdracht krijgt naar een andere kamer te verhuizen, de wanhoop over het al even onbegrijpelijke feit, dat zij hem ''slecht en schaamteloos" noemt en de verontwaardiging, dat hij verondersteld wordt alles te weten, terwijl niemand hem iets gezegd heeft en zijn oprecht goede bedoelingen worden miskend.
Tenslotte - als Sebastiano in Marta's kamer naast het vertek, waarin Marta en Pedro zijn, heel even een lamp aansteekt - is daar de ijle, ijzingwekkende muziek, waarin Pedro tegen Marta intens geschokt met halve zangstem (mezza voce op z'n effectiefst!)) angstig fluistert, dat hij een licht in de andere kamer meent te hebben gezien. Marta antwoordt bewogen, dat hij heeft gedroomd, waarna een zekere berusting in zijn lot en dankbaarheid voor de vrouw, 'die de hemel hem gegeven heeft', de overhand krijgen. Hij slaapt in met de woorden: 'De wolf komt nu niet.....". Michael Oliver schrijf in 'Gramophone 1989': "Schock is in splendid form". Hij prijst Schocks charme, goudeerlijke zang en stijlzekerheid. Andere critici spreken van 'een geloofwaardig, pakkend portret van de herder, die van zijn onschuld wordt beroofd' en van 'een vertolking, die psychologisch diepgravend is en buiten de kaders van het normale treedt".
De Tiefland-opname van april 1963 wordt gedirigeerd door de op dat moment nog tamelijk jonge dirigent Hans Zanotelli (1927-1993).
Michael Oliver van Gramophone ("no weak link in this recording") zegt over Zanotelli, dat hij de muziek laat klinken alsof hij gedurende zijn gehele leven 'Tiefland' bewonderd en gedirigeerd heeft. Ik weet niet of dat zo is, maar Zanotelli laat de Berliner Symphoniker in elk geval vitaal en met grote aandacht voor details musiceren.
Michael Oliver van Gramophone ("no weak link in this recording") zegt over Zanotelli, dat hij de muziek laat klinken alsof hij gedurende zijn gehele leven 'Tiefland' bewonderd en gedirigeerd heeft. Ik weet niet of dat zo is, maar Zanotelli laat de Berliner Symphoniker in elk geval vitaal en met grote aandacht voor details musiceren.
Ten tijde van de opname had Zanotelli een gastverdrag met de 'Deutsche Oper Berlin'. Daarnaast en daarvoor dirigeerde hij in Augsburg, Bonn, Düsseldorf en Hamburg. Zijn artistieke loopbaan begon als koor- en operettedirigent en hij stond aan het hoofd van de opera-opleiding aan het 'Bergische Landeskonservatorium'.
1967: LIVE-uitvoering a/d WIENER VOLKSOPER van 'TIEFLAND' met Christiane Sorell (Marta), Ernst Gutstein (Sebastiano), Monique Lobasa (Nuri), Jens Flottau (Tommaso), Heinz Holecek (Moruccio), Else Liebesberg, Elisabeth Sobota, Henny Herze (dorpsmeisjes), Adolf Dallapozza (Nando) en DIETFRIED BERNET (Dir.) - amateuropname.
Rudolf Schock zong in 1967 en 1968 de rol van Pedro behalve in Wenen ook in Aken, Wiesbaden en Osnabruck.Op 26 januari 1967 vond de 'Tiefland'-première in de Weense Volksopera plaats.
Naar verluidt was Schock die avond verkouden. Nog in 2007 lees ik, dat iemand de nieuwe Volksoper-première van 'Tiefland' 40 jaar later met enthousiasme begroet (dit in scherp contrast met de mijnheer of mevrouw, die beslist geen kaartjes heeft gekocht en over wie ik het eerder in deze tekst had) en dat deze 'Tiefland'-liefhebber de herinnering aan het "sensationele succes" van 1967 met "een grandioze Rudolf Schock" nog altijd koestert.
De technische kwaliteit van de live-opname is beperkt. Je krijgt de indruk, dat de recorder aan één kant van de Bühne bij het zo nu en dan meemompelende toneelpersoneel heeft gestaan. Het gevolg is, dat het geluid af en toe zwak wordt en dat het orkest bij gesloten doek gesmoord klinkt. Maar belangrijk is het document wel! (LINK https://www.youtube.com/watch?v=OgnTZlOtIeE&t=3067s: Live-fragment Tiefland in de film 'RS: I sing that too'!)
Rudolf Schock lijkt inderdaad verkouden en de toen 51-jarige zanger ziet de grenzen van zijn vocale middelen mogelijk nog wat eerder opdoemen, maar voor het overige gebeurt het zelfde als bij de studio-opname: hij zingt en speelt die grenzen gewoon omver! Op details zijn er verschillen met de Zanotelli-opname (Bernet neemt de tempi nu eens wat langzamer en dan weer wat sneller dan Zanotelli), maar het grote effect is er weer helemaal. Je hoort Schock in de veeleisende 'Wolfserzählung' al zingend in sneltreinvaart over het toneel rennen. Verkouden of niet verkouden: hij ontziet zichzelf geen moment. Tijdens het opnieuw enerverende duet voel je de spanning, die in de zaal hangt: Er is nog nauwelijks iemand van het publiek, die hoest....
De andere rollen worden bezet door gerenommeerde, vooral Oostenrijkse solisten:
Marta wordt voortreffelijk gezongen door (Kammersängerin) Christiane Sorell (1933-2015).
Een enkele keer (de Bühne is daarvoor een verleidelijker plaats dan de koelere studio) is haar smart sterk aangezet, maar het kost geen moeite in deze Marta te geloven.
Marta wordt voortreffelijk gezongen door (Kammersängerin) Christiane Sorell (1933-2015).
Een enkele keer (de Bühne is daarvoor een verleidelijker plaats dan de koelere studio) is haar smart sterk aangezet, maar het kost geen moeite in deze Marta te geloven.
Christiane Sorell |
Ernst Gutstein |
Ernst Gutstein (1924 -1998), een zanger, die over de gehele wereld (waaronder de Metropolitan Opera in NewYork) gezongen heeft, is over het geheel genomen een goede Sebastiano. In de finale van de 2e akte staat zijn stem onder druk en hij roept niet de angstaanjagende sfeer van zijn collega Georg Feldhoff uit de studio-opname op.
Monique Lobasa (geb. 1941)
zet haar wél geschoolde sopraanstem (Vgl. Angelika Fischer in 1963) met overtuigend resultaat in voor de rol van de jonge Nuri. Ze bewijst, dat het op deze manier ook kan.
De drie dorpsvrouwen zijn duidelijk jonger dan die van 1963 en dat levert een wat operette-achtiger sfeer op.
Adolf Dallapozza (geb. 1940), een bekende tenor, heeft een prachtige stem, maar Karl-Ernst Mercker doet in de opname onder Zanotelli meer met zijn Nando-tekst.
zet haar wél geschoolde sopraanstem (Vgl. Angelika Fischer in 1963) met overtuigend resultaat in voor de rol van de jonge Nuri. Ze bewijst, dat het op deze manier ook kan.
De drie dorpsvrouwen zijn duidelijk jonger dan die van 1963 en dat levert een wat operette-achtiger sfeer op.
Adolf Dallapozza (geb. 1940), een bekende tenor, heeft een prachtige stem, maar Karl-Ernst Mercker doet in de opname onder Zanotelli meer met zijn Nando-tekst.
Heinz Holecek |
Heinz Holecek (1938-2012) was allround-kunstenaar. Populair als (Kammer)sänger (o.a. als Papageno in de 'Zauberflöte'), als cabaretier, als toneelspeler en als theaterregisseur. Zijn Moruccio doet wat overgeacteerd aan, maar ik mag niet vergeten, dat een live-opvoering andere eisen stelt dan een studio-opname.
Dirigent Dietfried Bernet |
De orkestdirectie van Dietfried Bernet (1940-2011) is to the point en sfeervol.
Afsluitend vat ik voor u samen de genuanceerde kritiek van een ooggetuige op de gehele uitvoering (met dank aan de heer Ludwig Stumpff, die zo vriendelijk was mij de tekst toe te zenden! Helaas weet ik niet de naam van de ooggetuige. Mocht die naam bekend worden, voeg ik hem graag alsnog toe!):
"TIEFLAND....Wenen, Januari 1967...realistisch werk, dat het op de Bühne goed doet...aantrekkelijke muziek...de drie belangrijkste karakters zijn mensen van vlees en bloed....geen oppervlakkige conflictsituaties....met belcanto is hier niet veel te bereiken...De zangers zijn goed gekozen en effectief....de uitvoering wordt nooit plat en sentimenteel, maar is bitter en direct...
Rudolf Schock: intelligentie, grote muzikaliteit en speeltalent...intussen vaak hese borststem door verkoudheid en juist daarom verbluft de controle, die hij over zijn vocale middelen heeft...Net denk je, dat een hoge noot hem zal ontglippen, een onbedoeld vibrato een in het hogere middenregister gezongen frase zal ontsieren, of hij heeft het gevaar al weer bezworen. Hij houdt de bedreigde toon met kracht aan, zingt er met ijzeren wilskracht overheen... Spelen kan men de Pedro-rol niet beter...een kinderlijke en tegelijk mannelijke figuur, bijna op Siegfried-niveau.
Christiane Sorell:.....gezond theatertemperament....Ernst Gutstein: aanvaardbaar, middenregister aangenaam, smalle hoogte..Monique Lobasa: bekoorlijk en sympathiek...Van de overige rollen slaat vooral Heinz Holecek als Moruccio een goed figuur.
......de bijval na afloop van de voorstelling is langdurig en wat lengte en intensiteit betreft boven het volksopera-gemiddelde gedurende vele jaren...."
Krijn de Lege, 30.1.2008, geactualiseerd op 26.8.2016
Keine Kommentare:
Kommentar veröffentlichen