'Jeder Knabe kann mein Schwert mir entreissen' (Niun mi tema s'anco armato mi vede, Let no one fear me though he see me armed, Niemand behoeft mij te vrezen, al ziet hij dat ik ben gewapend.
E N G L I S H
Rudolf Schock recorded 'Otello's death' on September 13, 1957: the last final part of Verdi's opera, in which Otello kills himself in great guilt.
Electrola released the studio recording in the late 1950s. Never again after that. She was not planned on September 13, 1957, but the solution to a problem. Josef Metternich suddenly had to cancel due to a throat infection. Rudolf Schock, conductor Wilhelm Schüchter and the orchestra were already in the studio, but could not record what was planned. Possibly it was the Otello/Jago's revenge duet, which was recorded not long afterwards on December 1, 1957. This may explain the availability on September 13, 1957 of the music for 'Otello's death'.
In any case, Rudolf Schock saved the situation by offering to capture that scene on gramophone record after a brief preparation break.
Years later he spoke about that recording in an interview for radio station Deutsche Welle: "When I heard it again later, I actually didn't think it was bad. But I am not an Otello by nature" (LINK: Klaus-Richard St's 'Rudolf Schock spricht': https://www.youtube.com/watch?v=7x7n8XYsS5Q).
NB: Please compare the end of Otello's death scene with the end of the 'Love duet': LINK: https://www.youtube.com/watch?=QBCnQN8SnIQ. You hear the same melody!
Rudolf Schock hat am 13. September 1957 auch 'Otellos Tod' aufgenommen: den letzten Teil von Verdis Oper, in dem Otello sich in großer Schuld umbringt.
Dieses Fragment wurde Ende der Fünfziger veröffentlicht, verschwand dann aber aus dem Blickfeld. Die Aufnahme war eine Art von Gelegenheitslösung: Josef Metternich musste plötzlich wegen einer Halsentzündung absagen. Schock, Dirigent Schüchter und das Orchester standen im Studio bereit, konnten aber nicht aufnehmen, was geplant war. Möglicherweise war es jenes Otello/Jagos Rache-Duett, das nicht lange danach am 1. Dezember 1957 festgelegt wurde. Das könnte die Verfügbarkeit der Partitur von 'Otellos Tod' am 13. September 1957 erklären.
Auf jeden Fall rettete Rudolf Schock die Situation, indem er anbot, diese Szene nach kurzer Vorbereitungspause für die Schallplatte aufzunehmen. Jahre später sagte er in einem Interview für den Radiosender Deutsche Welle über diese Aufnahme: "Als ich sie später noch einmal hörte, fand ich sie eigentlich nicht schlecht. Aber ich bin von Natur aus kein Otello" (LINK: Klaus-Richard St's 'Rudolf Schock spricht': https://www.youtube.com/watch?v=7x7n8XYsS5Q)
NB: Bitte, vergleichen Sie die Schlussmusik der Todesszene mit der im Liebesduett: LINK: https://www.youtube.com/watch?v=QBCnQN8SnIQ. Sie hören dieselbe Melodie!
N E D E R L A N D S
Rudolf Schock nam op 13 september 1957 ook 'Otello's dood' op: het laatste finaledeel van Verdi's opera, waarin Otello in groot schuldbesef de hand aan zichzelf slaat.
Dat fragment is destijds wel uitgebracht, maar daarna uit het zicht verdwenen. Het was een soort gelegenheidsopname: Josef Metternich moest zich plotseling afmelden vanwege een keelontsteking. Schock, dirigent Schüchter en zijn orkest stonden klaar in de studio, maar konden niet opnemen wat was gepland. Mogelijk was dat Otello/Jago's wraakduet, dat niet lang daarna op 1 december 1957 werd opgenomen. Dat kan dan een verklaring zijn voor de beschikbaarheid op 13 september 1957 van de muziek van 'Otello's dood'.
In elk geval redde Rudolf Schock de situatie door aan te bieden die scène na een korte inleefpauze voor de grammofoonplaat vast te leggen. Jaren later zei hij over die opname in een interview voor radiozender Deutsche Welle: "Toen ik het later nog eens hoorde, vond ik het eigenlijk niet slecht. Maar een Otello ben ik van nature niet". (LINK: Klaus-Richard St's 'Rudolf Schock spricht: https://www.youtube.com/watch?v=7x7n8XYsS5Q.)
NB: Vergelijkt u de slotmuziek van Otello's sterfscène met die van het liefdesduet: LINK: https://www.youtube.com/watch?v=QBCnQN8SnIQ. U hoort dezelfde melodie!
Krijn de Lege, 15.03.2021/28.03.2021
