26.01.12

RUDOLF SCHOCK ZINGT GLINKA EN DARGOMYSCHSKI

Rudolf Schock zingt Michail Glinka en Alexander Dargomyschski
Rudolf Schock als Lenski in Tschaikowsky's
Eugen Onegin 1947
(Quelle: Acanta 2LP 4023550)
"In 1985 produceert Acanta (Fonoteam GmbH, Hamburg) t.g.v. Schock's 70e verjaardag onder de titel 'Collection Rudolf Schock' een groot aantal LP-premières van radio-opnamen uit de periode 1946 - 1956. Daarbij gaat het om opera, operette en acht Russische liederen. Die liederen beslaan een plaatkant van de dubbel-LP 'Russische Opern, Lieder, Romanzen' (Acanta 40.23 550), waarop Schock muziek zingt van Mussorgsky, Tschaikowsky, Dargomyschski, Rimski-Korsakow, Glinka en Balakirew".
  
************
"Mili Alexejewitsch Balakirew (1837-1910) en - iets eerder - Alexander Dargomyschski (1813-1869) worden voor de muziek ontdekt door Michail Glinka (1804-1857), de eerste Russische componist, die een nationale, jongrussische muziekcultuur van de grond weet te krijgen. In diens kielzog verzamelt de energieke Balakirew rond 1865 een groepje componisten om zich heen, dat probeert de westelijke (opera-)invloeden vanuit Italië en Frankrijk te verbinden met de eigen volksmuziek. Dit groepje, dat zichzelf 'De Vijf' noemt en door anderen ironisch als het 'Machtige Clubje' wordt aangeduid, bestaat uit ........".

************

"Rudolf Schock pendelt (tussen 1947 en 1950 - kdl) al zingend en zo politiek neutraal als maar mogelijk is van oost naar west en omgekeerd. O.a. in Oost-Berlijn treedt hij op in de Russische opera 'Sadko'van Rimski-Korsakow.....de Sovjets nodigen hem uit in hun Oost-Berlijnse radiostudio op te treden......"
Tot zover een paar citaten uit 'Rudolf Schock zingt Balakirew' van maart 2011 als inleiding op wat volgt.
Michail Glinka, geschilderd door Ilija Repin (1844-1930)










Michail Glinka (1804-1857)
is de zelfbewuste 'godfather' van wat later zou worden genoemd de "grote periode van de Russische muziek". In de aanloop naar zijn opera 'Schisn sa zarja Iwan Sussanin' (Een leven voor Tsaar Iwan Sussanin)' schrijft Glinka: "Ik denk ons theater een werk te kunnen geven, waarvan het onderwerp in elk geval door en door nationaal zal zijn. Maar niet alleen het onderwerp, ook de muziek. Ik wil, dat mijn landgenoten zich in het theater net zo op hun gemak voelen als thuis".

Voor Glinka's muziek is de Russische volksmuziek de belangrijkste inspiratiebron en breed opgezette koren en balletten dragen visueel en auditief krachtig bij aan een ervaring, die als 'typisch Russisch' wordt omschreven.
Voor de solo's van zijn opera-karakters put Glinka dankbaar uit de rijke bron van de West-Europese operatraditie, maar daarnaast toont hij zich een "geniale avantgardist op het gebied van de instrumentatiekunst" (Die Zeit: 'Der grosse Kulturführer'-2008). Zijn invloed op Mussorgsky, Rimski-Korsakow en Strawinsky is onmiskenbaar.

De grandioze première van de eerste Russische volksopera 'Een leven voor Tsaar Iwan Sussanin' vindt in 1836 plaats in St. Petersburg en wordt bijgewoond door tsaar Nicolaas I. Maar omdat Glinka daarna begint te werken aan 'Ruslan i Ljudmila', op revolutionaire teksten van de politiek omstreden dichter Alexander Puschkin (1799-1837), botst hij met de censuur van het tsaristische regime.

Alexander Sergejewitsch Puschkin (1799-1837)
A. Puschkin in 1827, geschilderd door V. Tropinin (1776-1857)
'De grote periode van de Russische muziek' ontwikkelt zich vanuit die van de moderne Russische literatuur. Die krijgt voor het eerst volmaakt vorm en inhoud in de poëzie en het lyrische, realistische proza van de grote Alexander Puschkin. Verbluffend is het aantal Russische opera's, waarvoor het werk van Puschkin model stond. Zomaar een greep:
Glinka's 'Ruslan i Ljudmila',
Dargomyschski's 'Russalka' en 'De stenen Gast',
Tschaikowsky's 'Eugen Onegin' en 'Pique Dame',
Rimski-Korsakow's 'Mozart en Salieri' en 'De gouden Haan', 
Mussorgsky's 'Boris Godunow'
Rachmaninow's 'Aleko' etc.

Tsaar Nicolaas 1
Alexander Puschkin werkt korte tijd als volksdichter in dienst van de tsaar, maar zijn liberale gedichten vallen niet in de smaak bij de reactionaire regering. Puschkin wordt verbannen in 1820, het jaar, waarin het versepos 'Ruslan i Ljudmilla' verschijnt. Rehabilitatie volgt in 1826, waarna Puschkin in St.Petersburg het - door de staat bespioneerde - middelpunt wordt van een groep van dichters en musici, waartoe Glinka behoort. Januari 1837 overlijdt Puschkin aan de verwondingen ten gevolge van een duel, waarvan wordt aangenomen, dat het mede te maken had met de "onverbloemd getoonde belangstelling van tsaar Nicolaas I voor Puschkins echtgenote"('Die Zeit: Der grosse Kulturführer'- 2008)        

'Ruslan i Ljudmila' (1842)
Michail Glinka zit in een zeer lastig parket: aan de ene kant moet hij als dirigent van het koninklijk orkest de tsaar trouw blijven, maar aan de andere kant wil hij de door hem bewonderde Alexander Puschkin niet laten vallen. Het gevolg is, dat hij een riskant kat-en-muisspelletje speelt met de censuur:
Glinka en Puschkin waren aanvankelijk overeengekomen, dat de laatste op basis van zijn eigen heldendicht 'Ruslan i Ljudmila' een libretto voor Glinka's gelijknamige opera zou schrijven. In 1837 laat Puschkin zich echter tot het fatale duel verleiden.
Glinka wendt zich vervolgens tot de dichter Walerjan F. Schirkow en samen met hem werkt hij aan het definitieve tekstboek. Maar als in 1842 de opera in première gaat, blijken opeens ZES tekstschrijvers voor het libretto te tekenen!
Nog laat in de 20e eeuw werd aangenomen, dat dit 'dynamische groepsproces' zich werkelijk voltrokken had (zie b.v. 'Schallplattenführer für Opernfreunde' - Friedrich Herzfeld 1962).Tot nauwkeuriger onderzoek uitwees, dat  alleen de samenwerking tussen Glinka en Schirkow historisch geloofwaardig was. De onderzoekers stelden bovendien kritisch vast, dat ook in de tijd na voltooiing van de 'groepstekst' nog van alles moet zijn weggecensureerd. Dat maakt begrijpelijk, waarom de première van 'Ruslan en Ljudmila' pas in 1842 plaatsvond en vorm en inhoud van het operalibretto het hoge niveau van Puschkins oorspronkelijke tekst niet haalt.

Het fantastische verhaal van 'Ruslan en Ljudmila'
speelt zich af in "Rusland, in een sprookjesachtige tijd" (Nicolai Rimski-Korsakow neemt jaren later die plaats en tijd graag over in zijn opera's 'Sadko' uit 1898 en 'De gouden Haan' uit 1909).
Ridder Ruslan (bariton) en Ljudmila (sopraan), dochter van de grootvorst van Kiew, vieren hun huwelijksfeest. Onder de gasten zijn de afgewezen minnaars Ratmir (alt) en Farlaf (bas) én de wijze dichter/zanger Bajan (tenor). Deze maant tot ernst. Hij kijkt in zijn grote optreden-met-koor terug op het verleden en werpt een onheilszwangere blik op de toekomst. Maar hij voorspelt ook, dat alles uiteindelijk  goed zal komen, wat het koor met jubelende massazang bevestigt.
Ruslan i Ljudmila (tekening van R. Ramazanow) met rechtsboven Bajan

Plotseling gaat het licht uit en wordt Ljudmila door monsters weggesleept. De grootvorst heeft er heel veel voor over, dat zijn dochter weer thuis komt: wie haar terugbrengt, krijgt haar hand. Ruslan laat zien, waarom hij een held is, slikt zijn teleurstelling manmoedig in en zet samen met Ratmir en Farlaf onder het motto 'nieuwe ronde, nieuwe kansen' de achtervolging in. Het drietal strijdt met boze tovenaars, verleidelijke tovenaressen en zelfs met een pratend hoofd. Dit laatste is op zich heel normaal, maar het wordt wat anders, als dat hoofd een in oeroude tijden afgeslagen reuzenhoofd is. In de vijfde akte komt het allemaal goed: Ruslan verbreekt met een toverring de ban, waarin de diep slapende Ljudmila zich bevindt. Zij komt weer tot leven en wordt met Ruslan herenigd.

Bajan's optreden met koor 
in de 1e akte van 'Ruslan i Ljudmilla' vraagt om speciale aandacht. Een doctoraalscriptie van magister-in-de filosofie Svenja Ingensand, getiteld 'Russische Opern nach Vorlagen von A.S. Puschkin (Russische opera's naar teksten van A.S. Puschkin)' (Universiteit van Wenen 2010), is mij daarbij behulpzaam.

In de scriptie wijst Svenja Ingensand erop, dat Bajan in wisselwerking met het koor (de bruiloftsgasten op het feest) feitelijk twee liederen zingt, waarvan het tweede bij de première in 1842 niet uitgevoerd mocht worden (De componist publiceerde dit verboden lied overigens al een paar jaar eerder, niet toevallig kort na Puschkin's dood).
Glinka giet beide liederen in de vorm van de 'epische (= verhalende) ballade' uit de toenmalige, moderne Franse muziekpraktijk. Het begindeel van de 2e ballade past bv. naadloos in de sfeer van de westeuropese salonliederen uit de 19e eeuw. De daaruit voortvloeiende, eenvoudige begeleiding voor hoofdzakelijk harp en piano onderscheidt zich opmerkelijk van de grootse, symfonische orkestklank in de andere scènes uit de opera.

Een verboden lied
Waarom het 2e lied verboden werd, wordt direct duidelijk bij het beluisteren van de bijzondere Berlijnse radio-opname met Rudolf Schock van 'Dort gen Mitternacht' uit 1949:

De dichter/zanger Bajan herinnert aan een nachtelijk en ver, woest en ledig land, waar nauwelijks een zonnestraal kan doordringen.
Maar zie: er komt een tijd, waarin een zanger in dát land op zal staan, die "bevlogen over de roem van zijn vaderland zingt" en die Ruslan en Ljudmila aan de vergetelheid zal ontrukken en weer thuis zal brengen.
Helaas was die zanger geen lang verblijf op deze aarde gegund, maar Bajan besluit zijn lied met de regel: "Alle (en uitsluitend - kdl) onsterfelijken zijn in het hemelrijk!". En dan barsten orkest en koor Russisch los in een hymne op het vaderland.

De tsaar en zijn regering konden onmogelijk over het hoofd zien om welk droevig land en welke onsterfelijke zanger het hier ging. Glinka's hommage aan Puschkin had de transparantie, waarover men vandaag de dag zo graag spreekt.
Standbeeld van Alexander Puschkin in St. Petersburg







Rudolf Schock zingt Michail Glinka
Het zal de Sovjets in 1949, enkele maanden voor de oprichting van de DDR, daarentegen geen enkele moeite hebben gekost, dit eerbetoon aan een revolutionaire dichter, die zich verzet tegen een reactionair bewind, speciaal op te nemen en uit te zenden.
Rudolf Schock zingt de ballade - in Duitse vertaling - met een mooie mengeling van lyriek en nauwelijks te bedwingen heroïek. Een heroïek, die zich aansluitend in de - overigens vrijwel onverstaanbare - koorscène ongeremd mag manifesteren. Artur Rother (1885-1972) dirigeert het koor van de 'Städtischen Oper Berlin' en het 'Symfonieorkest van de Berlijnse radio'. De opname werd op 2 maart 1949 gemaakt in de Russische sector van Berlijn.

Behalve als download en op de bovenaan genoemde Acanta-LP's (Acanta 40.23.550) is de tamelijk onopgemerkt gebleven, maar bijzondere opname van 'Dort gen Mitternacht' toch nog tweemaal op CD verkrijgbaar:

- bij Membran/Documents onder nr. 231.838 op de dubbel-CD 'Das Schönste aus der Welt der Oper' met goed gemasterde radio-opnamen uit Oosteuropese opera's.

Vanaf eind april 2012 ook in een gloednieuwe 10CD-box: 'Rudolf Schock, Nachklang einer geliebten Stimme'!

- bij het label 'Artone' van Membran/Documents onder ordernummer: 222609-354.
De tweetalige Artone-uitgave (Duits/Engels) combineert in boekvorm 20 blz. tekst en 4 CD's met opera/operette-opnamen uit Schock's radioperiode van 1946 tot 1958. De geluidskwaliteit van deze CD's is ook ruimschoots voldoende.
Als toegift zingt Rudolf Schock op de 4e CD twee Russische liederen: één van Rimski-Korsakow en één van Dargomyschski.

Alexander Dargomyschski (1813-1869)
Dargomyschski begon zijn werkend leven niet als kunstenaar, maar als ambtenaar. In zijn vrije tijd componeerde hij liederen en muziek voor het instrument, waarop hij thuis graag speelde: de piano.
Alexander Dargomyschski, geschilderd door  K. Makovski (1839-1915)
Michail Glinka ontmoet hem in de winter van 1833/34 en ontdekt, dat de jonge Dargomyschski veel muzikaal talent heeft. Glinka vraagt hem de organisatie van concerten op zich te nemen en stelt voor, samen met Dargomyschski als piano-duo op te treden. Ik vermoed, dat Dargomyschski een bedachtzaam mens was, want pas 10 jaar later waagt hij het, ontslag uit staatsdienst te nemen.

Vooralsnog orienteert Dargomyschski zich op de grote, historische opera's van Franse componisten als Meyerbeer en Auber. Het is dan ook logisch, dat een historische roman ('Notre-Dame de Paris' van Victor Hugo) de stof levert voor zijn eerste opera. De première van die opera in Moskou (1847) wordt weliswaar geen succes, maar in St. Petersburg oogst 'Esmeralda' meer bewonderaars. Intussen ziet ook Dargomyschski het nationalistische licht. Hij treedt in de sporen van Glinka, verdiept zich in de Russische volksmuziek en poneert, dat de Russen het beste volk van de wereld zijn.
In 1855 gaat zijn tweede opera 'Rus(s)alka' in première naar een toneelstuk van - hoe kan het ook anders - Alexander Puschkin. Enkele jaren voor zijn dood begint Dargomyschski met het componeren van een Russische 'Don Giovanni', de opera 'Kamennyi gost (De stenen Gast)' Wederom staat een werk van Puschkin model. Maar dit keer is het plan uiterst ambitieus: Dargomyschski wil - woord voor woord de complete, letterlijke tekst van Puschkins verzen-epos 'De stenen Gast' in operamuziek omzetten. Maar hij redt het niet: in 1869 sterft Dargomyschki. Nicolai Rimski-Korsakow en César Cui springen voor hem in en voltooien de opera. In 1872 beleeft 'Kamennyi gost' haar eerste uitvoering. 
  Uitvoering van 'De stenen Gast' door het Bolshoi-theater

Rudolf Schock zingt twee liederen van Alexander Dargomyschski

Naast balletmuziek en opera's schreef Dargomyschski veel liederen voor de salons in St. Petersburg. Twee ervan nam Rudolf Schock in 1947 in Oost-Berlijn op. Zoals zo vaak werd hij daarbij op de piano begeleid door Dr. Adolf Stauch (1903-1981, zie ook: 'RS zingt Bizet' en 'RS zingt Brahms') .
Beide liederen vertederen door een eenvoud, die Rudolf Schock op het lijf is geschreven.
De teksten van 'Bald wirst du an mich nicht mehr denken (Je zult al vlug niet meer aan me denken)' en 'Bezaubere mich (Betover mij)' zijn - waarschijnlijk - van respectievelijk Schadowskaja en Schadowski. Het eerste lied verscheen in 1846, het tweede in 1861.

Vrolijk zijn de liederen niet:
'Bald wirst du an mich nicht mehr denken' is de voorspelling van een verlaten minnaar/minnares, die eenzaam treurt over het feit, dat zijn/haar geliefde een nieuw leven tegemoet gaat, waarin zij/hij anderen zal beminnen. En 'hoe ik ook lief heb en hoe ik ook lijd, dat krijgt aan het eind alleen maar mijn graf te horen'
In 'Bezaubere mich' gloort er heel misschien (maar ik denk van niet - kdl) nog hoop: Het is voor de verlegen minnaar een 'geheime vreugde' stil naar het lieve meisje te kijken en te luisteren. Maar hij wil wel, dat zij het initiatief neemt, naar hém toekomt, hém aanspreekt en hém betovert.
Rudolf Schock en Adolf Stauch
De Dargomyschski-opnamen van Rudolf Schock/Adolf Stauch staan op de 4 CD-set 'Kammersänger Rudolf Schock' van Gala (GL 100.672), tussen liederen van o.a. Schubert, Schumann, Brahms, Wolf, (Richard) Strauss, Pepping, Ebert, Balakirew,Tschaikowsky en is ook als download verkrijgbaar.
In het verleden heb ik mij negatief uitgelaten over de teleurstellende geluidskwaliteit van de set (zie: RS op CD). Vooral de vele, ooit stereo opgenomen liederen van EMI horen we hier in dof mono met weggefilterde, hoge tonen. Alleen de 4e CD met o.a. de Dargomyschski-liederen is in orde, waarbij niet stoort, dat de band van de oude radio-opnamen uit 1947 wat 'bejaard' klinkt. Er is nu eenmaal geen betere bron dan de oude Acanta-LP's.

Het lied 'Bald wirst du an mich nicht mehr denken' is ook te vinden op de onder Glinka beschreven CD-boekset van Artone/Membran/Documents onder nr. 222609-354. De digitalisering is nog net iets beter geslaagd dan die op Gala.

Krijn de Lege, 4 februari 2012
De volgende keer: 'Rudolf Schock zingt Christoph Willibald Gluck (1714-1787)'