RUDOLF SCHOCK: niet alleen 'Fidelio', maar ook 'MISSA SOLEMNIS'!
Dit is en was altijd al onjuist. Maar gelukkig is de waardering voor de bijzondere standaard van zijn opera-opnamen het laatste decennium sterk toegenomen. Schocks vocale eenvoud wordt inmiddels genoemd en geroemd als kenmerk van het OOK ware en vergelijkingen met Tauber en Wunderlich worden genuanceerd gemaakt. Gesteld kan worden, dat anno 2013 - meer dan een kwart eeuw na zijn dood - de tenor Rudolf Schock zelf tot een belangrijk artistiek referentiepunt is geworden.
Schocks veelzijdigheid gaat trouwens verder dan opera en operette: Van 1946 tot aan zijn overlijden in 1986 vult Rudolf Schock met aantoonbaar succes ook nog eens honderden avonden met klassieke liederen, volksliederen, religieuze liederen, en concertaria's (Händel, Scarlatti, Haydn, Mozart enz.). Deze voor de zanger ook wezenlijke kant van zijn kunstenaarsschap is lang onvoldoende belicht gebleven.
Alleen van de volksliederen verschenen in de jaren zestig heel wat LP's, maar daarvan is later relatief weinig op CD terecht gekomen. Schocks activiteiten als oratorium-solist tussen 1946 en 1960 pasten al helemaal niet bij het commerciële imago van de in brede volkslagen populaire zanger.
Toch is zijn - voor zover ik weet - allervroegste solo-opname die van de 'Grote Mis in C-Moll (Kv. 427)' van Mozart.
Rudolf Schock schrijft hierover in zijn autobiografie (blz. 224):
Rudolf Schock schrijft hierover in zijn autobiografie (blz. 224):
"Op 21 september 1946 had ik het geluk in de 'Berliner Kirche am Südstern' een mis te zingen met Erna Berger (de beroemde sopraan, waarmee Schock nog menigmaal zou optreden - KdL). Voor die tijd had ik nog niet in een oratorium gezongen, maar nu kreeg ik de unieke kans mij in de (grote!) c-moll mis van Mozart te presenteren. Na afloop zei Erna Berger tegen me: U zou vaker oratoria moeten zingen, dat is goed voor uw stem en bovendien ligt het u zeer."
Twee weken later (6-10-1946) is Schock in Berlijn te horen in de 'Grote Mis nr. 3 in F-Moll' van Anton Bruckner.
Ook daarvan werden opnamen gemaakt, die voor een deel bewaard zijn gebleven. Op de dubbel-CD 'Rudolf Schock Germany's great lyric tenor' (Relief CR 3001) zingt hij uit Bruckners Grote Mis het prachtige 'Et incarnatus est'.
Een jaar later zingt hij te Hamburg, weer met Erna Berger, in het oratorium 'Die Jahreszeiten' van Joseph Haydn onder dirigent Hans Schmidt-Isserstedt en in 1960 doet hij dat nog eens onder dirigent Robert Wagner, samen met Mimi Coertse en Kieth Engen.
Vervolgens is Schock in 1948 met Margarete Klose in Hamburg te beluisteren in Gustav Mahlers symfonische op Chinese teksten gebaseerde liederencyclus 'Das Lied von der Erde' en in 1951 in Carl Orffs 'Catulli Carmina'.
Ook daarvan werden opnamen gemaakt, die voor een deel bewaard zijn gebleven. Op de dubbel-CD 'Rudolf Schock Germany's great lyric tenor' (Relief CR 3001) zingt hij uit Bruckners Grote Mis het prachtige 'Et incarnatus est'.
Een jaar later zingt hij te Hamburg, weer met Erna Berger, in het oratorium 'Die Jahreszeiten' van Joseph Haydn onder dirigent Hans Schmidt-Isserstedt en in 1960 doet hij dat nog eens onder dirigent Robert Wagner, samen met Mimi Coertse en Kieth Engen.
Vervolgens is Schock in 1948 met Margarete Klose in Hamburg te beluisteren in Gustav Mahlers symfonische op Chinese teksten gebaseerde liederencyclus 'Das Lied von der Erde' en in 1951 in Carl Orffs 'Catulli Carmina'.
Begin 1953 werkt hij in Keulen mee aan een uitvoering van 'Der Messias' van Georg Friedrich Händel samen met Anny Schlemm, Lore Fischer en Kurt Böhme. Hans Schmidt-Isserstedt dirigeert. Van deze uitvoering is op de al genoemde Relief-dubbel-CD een overweldigend gezongen recitatief en aria te vinden ('Der da thronet im Himmel, Du zerschlägst sie!). In 2008 bracht hetzelfde label de complete 'Messias' op de markt (Relief CR 8001).
Voor een intussen niet meer bestaande platenmaatschappij neemt Schock te Wenen in de vroege jaren vijftig met de sopraan Teresa Stich-Randall, de alt Mona Paulee, de bas Gottlob Frick en dirigent Jonathan Sternberg de 'Missa in Angustiis (Nelson-Mis)' van Joseph Haydn op. Een CD-versie hiervan circuleert, maar is wel een kopie van een oude, krakende LP.
De 9e SYMFONIE VAN LUDWIG VAN BEETHOVEN
In 1949 op 25 november treedt Schock in Londen op onder Herbert von Karajan in de grote finale van de 9e Symfonie van BEETHOVEN. De andere solisten zijn Elisabeth Schwarzkopf, Jean Watson en Boris Christoff. Het Philharmonic Orchestra London speelt en de BBC Choral Society zingt.
In Rudolf Schocks biografie is te lezen, dat hij op 22 november het telefonische verzoek krijgt naar Londen te komen om op uiterst korte termijn in te vallen voor de zieke tenor Walther Ludwig. Schock heeft de avond daarvoor een groot Lehár-concert gegeven, zit vast aan allerlei opera-verplichtingen en repeteert ijverig samen met de pianiste Hilde Loewe-Flatter (zie ook: 100th Birthday R. SCHOCK/ Significant Releases in honour of RS) voor een liederenrecital. De tenorpartij in Beethovens Negende Symfonie heeft hij nog nooit gezongen, maar hij weet wel, dat die lastig is. Men maakt hem vanuit Londen duidelijk, dat dirigent Von Karajan in Londen voor het eerst de 9e Symfonie uitvoert en dat Schock eigenlijk niet kan weigeren.
Met frisse tegenzin stemt de zanger in. Hij en Hilde Loewe laten de liederen voor wat ze zijn en storten zich op de Negende. Op 23 november moet hij komen repeteren, op 24 november is de generale repetitie en op 25 november de uitvoering in de Royal Albert Hall plaats.
Met frisse tegenzin stemt de zanger in. Hij en Hilde Loewe laten de liederen voor wat ze zijn en storten zich op de Negende. Op 23 november moet hij komen repeteren, op 24 november is de generale repetitie en op 25 november de uitvoering in de Royal Albert Hall plaats.
Schock repeteert op 23 november, hoewel nog niet alles 'zit', zo goed en kwaad als het gaat van het blad. Von Karajan zal hem wel helpen. Maar deze tikt af en roept Schock toe: "Gaat u maar naar huis. En zorgt u ervoor, dat u die partij echt ként!" Schock voelt zich onrechtvaardig behandeld en verlaat woedend de repeteerruimte. In het hotel oefent hij met Hilde Loewe de gehele nacht door.
Op de dag van de generale zingt Schock de partij (uitdagend?) uit het hoofd en niet - zoals zijn zangcollega's - van het blad. Von Karajan, die graag indruk maakt door zelf uit het hoofd te musiceren, kijkt Schock langdurig onvriendelijk aan...
Eind 1950 zingt Schock in Berlijn onder Wilhem Furtwängler weer in Beethovens 'Negende' en op 9 december 1951 in Parijs nog eens onder de dirigent Carl Schuricht. Over die Parijse uitvoering is in Schocks biografie niets te vinden. Maar het worldwideweb is vol geheimen, die er op wachten ontsluierd te worden: al zoekend ontdek ik twee uitvoeringen op 8 en 9 december 1951 van Beethovens 'Negende' (én de ouverture 'Coriolan') in het Théatre Champs Elysées, waarin de befaamde tenor Peter Anders de tenorpartij zingt ("the tenor announced was Peter Anders").
De andere solisten zijn Lisa della Casa (sopr.), Hélène Bouvier (alt) en Heinz Rehfuss (bas). Carl Schuricht dirigeert het 'Orchestre de la Societé des Concerts du Conservatoire de Paris' en het 'Chorale Élisabeth Brasseur'. Uit de programma-gegevens valt echter op te maken, dat in de 2e uitvoering op 9 december 1951 in plaats van Peter Anders Rudolf Schock de tenorpartij zingt.
En dan de 'Missa Solemnis'
In de bijlage achterin de biografie van Rudolf Schock staan vier live-uitvoeringen van dit werk genoemd: Twee keer in Berlijn in september 1951 onder Carl Schuricht (is er een verband met Schocks optreden van 3 maanden later in Parijs?). Eén keer in Hamburg onder Joseph Keilberth (10-2-1952) en eenmaal in Keulen onder Otto Klemperer (6-6-1955).
Deze laatste uitvoering is in de loop der jaren eerst op LP (van het Italiaanse label 'Movimento Musica') en daarna door verschillende producenten op CD uitgebracht: De allereerste keer in 1985 op het ook Italiaanse label 'Frequenz' en de allerlaatste in 2007 op het Engelse label 'Medici Masters/Arts' in coöperatie met de WDR (Westdeutsche Rundfunk).
Medici Arts MM 015-2
Deze laatste CD-publicatie van de 'Missa Solemnis' en die van 'Der Messias' van Händel op het Zwitserse label 'Relief' beschouw ik als dé muzikale documenten, waarop Rudolf Schocks vocale kwaliteiten ook op het gebied van missen, oratoria e.d. in optima forma te horen zijn!
1955: Missa Solemnis in D-Dur, Opus 123 opgenomen in 'Zaal 1 van het Funkhaus' te Keulen. op 6 juni 1955. Vocale solisten: Annelies Kupper (sopraan), Sieglinde Wagner (alt), Rudolf Schock (tenor), Josef Greindl (bas). Instrumentale solisten: Hans Bachem (orgel) en Helmut Zernick (viool). Verder het Kölner Rundfunkchor + het koor van de Norddeutsche Rundfunk o.l.v. Max Thurn en Bernhard Zimmermann en het Kölner Rundfunk-Sinfonie-Orchester.
DIRIGENT: OTTO KLEMPERER (Label: Medici Arts MM O15-2)
Over de Missa Solemnis
is in naslagwerken en op internet veel te lezen. Ik beperk mij hier tot een paar wetenswaardigheden: Beethoven besluit begin 1818 een mis te componeren voor aartshertog Rudolf (eerst zijn leerling, dan zijn financiëel ondersteuner), omdat deze in maart 1820 het ambt van aartsbisschop zal aanvaarden. Beethovens 'Missa Solemnis'(= 'plechtige mis') moet ter gelegenheid daarvan worden uitgevoerd. Net zoals bij 'Fidelio' vergist de componist zich danig in het tijdpad, dat hij zichzelf gesteld heeft. Pas in 1822 is het werk af en nog eens 2 jaar later (6 april 1824) is in Petersberg de eerste uitvoering. De nu geheel dove Beethoven woont de première niet bij.
In de vier jaren, dat Beethoven met de mis geworsteld heeft, groeit deze uit tot een 'gigantische vijfdelige symfonie' voor vier zangsolisten, twee koren en groot orkest. Het werk is eigenlijk niet inpasbaar in een kerkdienst. Bovendien gelden de geloofsopvattingen van Beethoven (allesbehalve een trouw kerkganger!) als wereldlijk. Zijn eigenzinnige kijk op de in vrijheid handelende, individuele mens is niet die van de kerk. Het maakt de kerkelijke autoriteiten terughoudend in hun omgang met de mis. Ze gaan zelfs over tot censuur:
In Wenen, op 7 mei 1824, hoort een ontroerd publiek voor het eerst de wereldse Negende Symfonie . In die context worden ook drie delen van de 'Missa Solemnis' uitgevoerd ('Kyrie', 'Gloria' en 'Agnus Dei').
Deze moeten - vanwege genoemde censuur - zonder verwijzing naar de complete mis als op zichzelf staande lofzangen ("Hymnen") worden aangekondigd. Beethoven is er nu wel bij. Hij staat naast de dirigent en beleeft die avond 'met de oren van de geest'.
LINK naar fragment speelfilm 'Copying Beethoven' (2006)
Het slot van de 'Missa Solemnis': de woorden 'Dona nobis pacem'
In Wenen, op 7 mei 1824, hoort een ontroerd publiek voor het eerst de wereldse Negende Symfonie . In die context worden ook drie delen van de 'Missa Solemnis' uitgevoerd ('Kyrie', 'Gloria' en 'Agnus Dei').
Deze moeten - vanwege genoemde censuur - zonder verwijzing naar de complete mis als op zichzelf staande lofzangen ("Hymnen") worden aangekondigd. Beethoven is er nu wel bij. Hij staat naast de dirigent en beleeft die avond 'met de oren van de geest'.
LINK naar fragment speelfilm 'Copying Beethoven' (2006)
Het slot van de 'Missa Solemnis': de woorden 'Dona nobis pacem'
Het slot van de Missa (het 'Agnus Dei' en daarvan de woorden 'Dona nobis pacem') geeft aanleiding tot verschillende interpretaties. Op papier en in de concertzaal. Enerzijds eindigt het werk met een 'Pleidooi voor Vrede (Dona nobis pacem)', maar anderzijds zijn de trompetten en trommels van het slachtveld te horen. Dit maakt dat volgens sommige analytici het werk bewust 'tweeduidig' eindigt. Weer anderen vinden dat de mis 'onverzoenlijk' eindigt. Voor de uitvoeringspraktijk betekent dit, dat er knopen moeten worden doorgehakt: De ene dirigent accentueert de 'drumbeats of war', de ander juist niet.
Ik probeer mijn eigen knoop door te hakken en een persoonlijke oplossing te vinden (Die oplossing heeft dan ook geen enkele wetenschappelijke pretentie!):
Beethoven schrijft aan het begin van de partituur het eenvoudige zinnetje:
'Von Herzen möge es wieder zu Herzen gehen' (mijn vertaling: 'Moge deze muziek van mijn hart weer naar andere harten gaan'). Een wens, die het gevoel centraal stelt.
Boven de muziek van het slotdeel (dus het 'Agnus Dei') staat nog een zinnetje: 'Bitte um inneren und äusseren Frieden' (weer mijn vertaling: Bede voor innerlijke vrede én vrede in de wereld buiten ons'.
Dus een pleidooi voor vrede in elk opzicht.
De Engelse criticus Rob Pennock ('The Classical Source' 2007), die de Klemperer-opname van de 'Missa Solemnis' over het geheel genomen veel lof toe zwaait, is van mening, dat de 'trompetten en trommels van de oorlog' bij Klemperer geen gevoel van dreiging en terreur oproepen. Ze blijven op de achtergrond en overtuigen (hem) niet.
Nu repeteer ik de zinnetjes van Beethoven: De gevoelens van het hart en het verlangen naar de vrede in en buiten de mens staan centraal. Is een 'tweeduidig' of 'onverzoenlijk', open einde van deze mis - met deze beide zinnetjes in het hoofd - dan logisch? Is het dan nog aannemelijk, dat hij de dreiging en terreur van oorlogsgeweld muzikaal laat overheersen? Bij Klemperer (en in de bijna opgewonden expressie van de solisten) voel ik veel sterker de intensiteit van het pleidooi voor vrede. Het oorlogsgeweld, dat zeker altijd op de loer ligt, wordt door deze intensiteit overtuigend en blijvend op afstand gehouden. Dit 'Dona nobis pacem' klinkt mij niet fragiel in de oren. Het vecht terug en handhaaft zich met succes. In de 'Negende Symfonie' is het grootse pleidooi voor vrede tussen mensen explicieter, maar tegelijkertijd utopisch. In de 'Missa Solemnis' getuigt de bede voor vrede eerder van realisme.
De opname van 'Medici Arts'
is die van de originele WDR-mastertapes. DE KLANK IS VELE KEREN BETER dan die op vorige CD-uitgaven.Dus al hebt u de mis al: deze uitgave is een hernieuwde aanschaf dubbel en dwars waard!
Solisten, koor en orkest zijn indrukwekkend. De al geciteerde Rob Pennock spreekt van een 'diep doorvoelde performance' door 'excellente' koren en een al even 'excellent' orkest. Hij signaleert de enorme overtuigingskracht, die haar uitwerking op de luisteraar niet mist. Hij prijst Klemperer gelukkig, dat deze meer dan in het verleden over een 'fine quartet of soloists' beschikt: Hun zang is uitstekend op elkaar afgestemd, maar de zangers beschikken (gelukkig) ook over een 'opmerkelijke individualiteit'. Hun 'bezielde intensheid is werkelijk zeer uitzonderlijk'
Op details (er zit een enkele keer een 'rafelig randje' aan de samenzang van de beide koren en de alt Sieglinde Wagner heeft heel af en toe 'problemen met de intonatie') zijn er wel wat aanmerkingen te maken, maar dat soort zaken is bij live-uitvoeringen - nog altijd volgens Pennock - nu eenmaal onvermijdelijk.
Ik denk, dat de kritiek uit 2007 van Rob Pennock voor zichzelf spreekt. Ik gebruik hierboven al het woord 'indrukwekkend', maar dat bedoel ik heel letterlijk. Beethovens muziek maakt grote indruk en er wordt door koren en solisten met overgave gezongen. Annelies Kupper (1906-1987) straalt in de hoge sopraanpartij, Rudolf Schock zingt in oratoria net zo mooi als in opera, Josef Greindl (1912-1993) is een ruige bas en Sieglinde Wagner (1921-2003) - zoals ook al bleek in veel opnamen met Schock uit de jaren vijftig - een prachtig zingende alt.
Josef Greindl |
Otto Klemperer en Rudolf Schock
Met de dirigent Otto Klemperer (1885-1973) was niet gemakkelijk samen te werken. Hij was manisch-depressief en gedroeg zich vaak ongeduldig en onverdraagzaam (Een 2-delige biografie van Peter Heyworth is verschenen bij Cambridge University Press).
Rudolf Schock koestert echter in zijn biografie goede herinneringen aan Klemperer.
Klemperer emigreert in 1933 gedwongen naar de USA, waar hij dirigent wordt van het Philharmonisch orkest van Los Angeles. Tussen 1947 en 1950 pendelt hij van de USA naar Europa en omgekeerd. Ook dirigeert hij in Australië.
Schock wordt eind 1948 na een La Bohème-Première in Londen (met Elisabeth Schwarzkopf als Mimi) door ABC (Australian Broadcasting Commission) uitgenodigd voor een Australië-tournee. ABC ziet Rudolf Schock als een geschikte vervanger voor de gestorven Richard Tauber, die aanvankelijk deze concertreis zal maken.
In 1949 treedt Schock overal in Australië veertig keer op. ABC verzorgt de radio-uitzendingen daarvan. Hij geeft 'Liederabende' met zes verschillende programma's en opera-recitals. Daarnaast werkt hij mee aan grote orkest-concerten. Dirigenten zijn o.a. Rafael Kubelik, Henry Krips én (Schock: "de geweldige en merkwaardige") Otto Klemperer. Rudolf Schock vertelt over de humor van Klemperer en hotelgesprekken met hem, die tot diep in de nacht duren.
Als Rudolf Schock in Bayreuth (1959) op uitnodiging en onder regie van Wieland Wagner (Richard Wagners kleinzoon en jongere broer van Wolfgang)) de rol van Walther von Stolzing in 'Die Meistersinger von Nürnberg' zingt, is het de bedoeling dat Otto Klemperer dirigeert. Het wordt echter Erich Leinsdorf. Schock schrijft, dat Otto Klemperer ('der mir so wohlgesinnt war') wegens ziekte helaas moest afzeggen.
OPUS 48-4: 'DIE HIMMEL RÜHMEN DES EWIGEN EHRE' (SONY 610229-231) und 'Heil'ge Nacht, o gieß du'
In de loop van de jaren zestig neemt Rudolf Schock voor Ariola-Eurodisc - tegen de achtergrond van zijn vele kerkconcerten - enkele LP's op met religieuze (religieus gekleurde) liederen en concert-aria's (o.a. van Händel, Bizet, Tenaglia, Reger, Cornelius, Schubert en Beethoven).
Van deze opnamen is op CD weinig over gebleven. Alleen de kerstliederen uit 1964 (incl. die van Cornelius en Reger) weten zich te handhaven (Sony).
En op de Sony-CD 'Rudolf Schock - Stimme für Millionen' (610229-231) is Beethovens 'Die Himmel rühmen des Ewigen Ehre' nog te vinden (Voor het overige biedt deze CD een bonte verzameling van volksliederen, operette, opera en 'Unterhaltungslieder').
Het gaat bij deze compositie van Beethoven om de verkorte versie (de eerste 2 coupletten), die voorkwam op de gelijknamige LP (Ariola-Eurodisc 86863 KK). Op die LP met 'Liederen voor feestelijke uren' zingt Rudolf Schock met het 'Tölzer Knabenchor' o.l.v. Gerhard Schmidt-Gaden (1937) en wordt hij begeleid door de harpist Horst Ramthor en de organist Hans Tild. De opname is gemaakt in juni 1973 en de (geslaagde) muzikale bewerking en supervisie is van Fried Walter (1907-1996).
Dirigent en komponist Fried Walter werkte vooral vanaf 1960 regelmatig met Rudolf Schock samen.
Fried Walter |
Te memoreren valt, dat Walter rond 1930 o.a. muziekbewerkingen maakte voor de legendarische 'Comedian Harmonists'.
De LP uit 1973 is inderdaad een geschikte plaat voor 'de feestelijke uren'. Schock zingt geconcentreerd en met hartveroverende eenvoud de oude, bekende melodiën en vormt met het betoverend zingende jongenskoor en de sobere, maar adequate muzikale begeleiding een expressief ensemble.
Dit geldt dus ook voor de nog verkrijgbare opname van 'Die Himmel rühmen'
Over dit lied nog het volgende:
De tekst is van de dichter Christian Fürchtegott Gellert (1715-1769) en heeft als ondertitel: 'Die Ehre Gottes aus der Natur'. Beethoven zette het gedicht in 1803 met nog vijf andere religieuze (volks)liederen op muziek onder de titel: 'Sechs Lieder Gellerts am Klavier zu singen'.
'HEIL'GE NACHT O, GIEßE DU'
Deze 'Lofzang op de Nacht' is als lied geen opus van Beethoven. Het is zo ongeveer dezelfde werkwijze als bij Charles Gounod, die een präludium van Johann Sebastian Bach van een Ave Maria-tekst voorzag. Op die manier ontstond het populaire 'Ave Maria' van Bach/Gounod (zie 'RS zingt Charles Gounod')
Bij 'Heil'ge Nacht....' gaat het oorspronkelijk om een tekst van F. von Matthisson (1761-1831), die in handen kwam van "de grote verzamelaar van het volkslied" Friedrich Silcher (1789-1860). Deze zette ergens tussen 1830 en 1840 de tekst op de muziek van het 'Andante con moto' uit Beethovens klaviersonate Opus 57 (bekend onder de naam 'Appassionata'). Silcher deed dat met meer muziek van Beethoven en stelde op die manier een bundel met liederen samen, die hij 'Melodien aus Beethovens Sonaten und Synfonien zu Liedern für Singstimme eingerichtet' noemde.
Dit nachtlied van Beethoven/Silcher (op de LP staat foutief, dat Gellert de tekstdichter was) werd beroemd als lied voor mannenkoor. Er heeft zelfs een mannenkoor bestaan, dat zich 'Heil'ge Nacht' noemde!
Het 'Heil'ge Nacht....' staat ook op bovengenoemde LP met jongenskoor. Het is te hopen, dat ooit nog eens de gehele LP (samen met een tweede LP, waarop Schock met het Tölzer-jongenskoor volksliederen zingt) op CD verschijnt. Alleen al de twee fragmenten uit de 'Deutsche Messe' van Franz Schubert ('Heilig ist der Herr' en 'Wohin soll ich mich wenden'), die er ook op voorkomen, zouden een welkome aanvulling zijn op een door CD-producenten grotendeels verwaarloosde kant van Schocks kunstenaarsschap.
Krijn de Lege, 11.6.2008/19.9.2013