04.11.15

RUDOLF SCHOCK in de film 'Der fröhliche Wanderer/The Happy Wanderer...

Rudolf Schock zingt in de film ´Der fröhliche Wanderer (The happy Wanderer)´ Norbert Schultze, Hilde Loewe, Friedrich Wilhelm Möller, Guiseppe Verdi & Gaetano Donizetti.
































'DER FRÖHLICHE WANDERER, is de titel van een Duitse zangfilm met Rudolf Schock uit 1955.
Verderop heb ik het o.a. over de muziek in de film. Maar eerst nog even dit:

Op Wikipedia wordt de handeling van 'Der fröhliche Wanderer' gedetailleerd verteld en aangevuld met grotendeels nuttige gegevens. Een klein, maar wezenlijk deel ervan is echter gebaseerd op oude, onjuiste informatie.
.
Op het moment dat u dit leest, is de film één dezer dagen voor het eerst uitgekomen op DVD. Dat doet de Schockliefhebber goed, maar helaas herbevestigt de layout van de uitgave die gedeeltelijk verkeerde informatie op Wikipedia.

In het verleden is de film door oppervlakkig rubriceren in het laatje van de 'Heimatfilms' terechtgekomen.
Bepalend daarbij moeten de openingsbeelden van de film zijn geweest: Rudolf Schock wandelt met gitaar vrolijk zingend samen met een stoet kinderen (dochter Dagmar loopt naast hem) door een weids landschap. De groep zingt het oude Duitse volkswijsje "Mein Vater war ein Wandersmann".
Dat filmbeeld verscheen in 1955 op de reclamezuilen en nu - 60 jaar later - weer op de DVD-Cover. Met als misleidende genre-aanduiding "HEIMAT".

2015






















Ik wandel in het spoor van Rudolf Schock verder in de tijd:
Dat plaatje, die beelden en de titel van de film moeten in de jaren 50 al invloed hebben gehad op Schock's imago als operazanger.
Misschien hebben ze zelfs sommige critici argumenten in handen gegeven de na zijn Richard Tauber-film "kometenhaft" beroemd geworden zanger minder serieus te nemen.

In de jaren 60, 70 en 80 werd het beeld van de "altijd opgewekte wandelaar" nagenoeg onuitwisbaar door een aantal van zijn grammofoonplaten en met name zijn tv-uitzendingen met volks- en wandelliederen. 
EMI bracht in het CD-tijdperk (1990) de CD 'Der fröhliche Wanderer' uit met volksliederen en filmmelodieën (CDM 25.1723 2).
1990












In de 21ste eeuw (2008) zette MEMBRAN onder dezelfde titel een dito dubbel-cd (Order No. 224062), aangevuld met operette in de markt.
Prima CD's, die zijn veelzijdigheid demonstreerden, maar onder steeds weer die hardnekkige wandelnoemer.
2008
 












Rond Rudolf Schock's 100ste geboortedag  bespreekt de muziekjournalist Rüdiger Winter pakkend o.a. de in mijn vorige artikel opgevoerde 'drie significante uitgaven t.g.v. Rudolf Schock's 100ste geboortedag'.  
(http://operalounge.de/history/wagner-mozart-lehar) 
Maar hij geeft zijn originele tekst een absoluut onoriginele kop mee: DER FRÖHLICHE WANDERER!
Onder die onbegrijpelijke vlag bespreekt hij Rudolf Schock in Schubert, Mozart en Wagner (buitengewone lof van Winter voor Rudolf Schock in 'Das Rheingold', die "met zijn stralende tenorstem, zo licht gevoerd als de regenboogbrug licht is, het klaarspeelt, precies deze korte scène na het donderend openbreken van het Walhalla tot het hoogtepunt - zo niet HET hoogtepunt van het totale werk te maken. Schock doet dat precies goed").

Rüdiger Winter's montere koptekst slaat op Rudolf Schock's opname van Schubert's 'Schöne Müllerin', die "als in geen andere opname... in de buurt van wandelliederen geraakt. Hij zingt erop los, kan het niet anders. Hij is nu eenmaal zo, het is zijn stijl....".

Relief CR 3006













Hier speelt Rüdiger Winter het beeld van Rudolf Schock als "fröhlicher Wanderer, die hij nu eenmaal is enz" parten. Leg dit waardeoordeel over Schock's "erop loszingen" naast Winter's lofprijzingen t.a.v. Schock's 'Rheingold'-bijdrage en Schock's interpretaties in het theater en op de plaat van tragische helden als Don José, Idomeneo, Des Grieux, Hoffmann, Canio en Pedro (Tiefland). Dan botst dat toch?

De rol van de jonge man, die zijn liefde niet ziet beantwoord, is Schock op de huid geschreven. Het kost de luisteraar geen enkele moeite met de molenaarsjongen mee te leven en zich in hem te verplaatsen. En wat de wandelliederen betreft: alleen het eerste lied van de cyclus is het lied van iemand, die vol levenslust voortstapt. Maar daarna begint - ook in Schock's interpretatie - de twijfel te knagen en voorvoel je de diepe teleurstelling, die hem wacht. Rudolf Schock kan zoiets nu eenmaal, het is zijn stijl:

De film 'DER FRÖHLICHE WANDERER'  
is geen 'Heimatfilm', maar een zangfilm oftewel een 'ZANGER FILM'. Een filmgenre, waarin - met dank aan de opkomende geluidsfilm - tot de jaren 60 van de vorige eeuw een bij een breed publiek geliefde, doorgaans mannelijke opera- of operettetenor de harten stal.

Voor de 2e wereldoorlog deden dat o.a. Richard Tauber, Beniamino Gigli, Jan Kiepura en bariton (!) Nelson Eddy. Daarna opnieuw: Jan Kiepura (met echtgenote Martha Eggerth in 'Das Land des Lächelns'), Mario Lanza (The Great Caruso), Ferruccio Tagliavini ('Non ti Scordar di me'/dt: 'Vergiß mein nicht'), Luis Mariano ('Der Zarewitsch'), Luciano Pavarotti (in vroege operafilms) en Rudolf Schock, die in 1953, twee jaar na de Amerikaanse Lanza/Caruso-film, de rol van Richard Tauber in het Oostenrijkse antwoord daarop speelde ('Du bist die Welt für mich'/ned. titel: 'De levensroman van Richard Tauber').
In de volgende jaren zouden er met Rudolf Schock in een hoofdrol nog zeven bioscoopfilms gemaakt worden. Na 1958 verlieten de tenoren de bioscoop en zongen ze verder op de televisie bij de mensen thuis
(Kort geleden zijn nog uit de jaren 50 twee historisch interessante TV-operafilms met Rudolf Schock opgedoken. "Dahe" komt de eer toe de films door plaatsing op YouTube aan de vergetelheid te hebben ontrukt. Het gaat om 'Cavalleria rusticana' van Pietro Mascagni uit 1954 en 'Die schöne Galathée' van Franz von Suppé uit 1958. De films behoeven wel een passende restauratie).

Zoals gezegd: de plot van 'Der fröhliche Wanderer' staat op Wikipedia. Over muziek uit de film gaat het hieronder:

'Mein Vater war ein Wandersmann!'
is een nu 2 eeuwen oud wandelliedje op een tekst van Fricdrich Sigismund. De muziek is van Friedrich Wilhelm Möller, die hij herschreef op verzoek van zijn zusje Edith. Ze zag er een geschikt liedje in voor haar kinderkoor, de 'Schaumburger Märchensänger'. In 1953 liet Edith Möller de 'sprookjeszangers' deelnemen aan een internationaal korenfestival in Noord-)Wales. Als vrije keuze-lied koos zij 'Mein Vater war....'. Het koor, dat speciaal voor het festival. was ingechreven als het 'Obernkirchen Children's Choir', won de wedstrijd, die door de BBC-radio werd uitgezonden.
De beroemde schrijver Dylan Thomas uit Wales was erbij en hij toonde zich verrukt over de "Pigtailed Angels (engelen met paardenstaarten)". De jongens uit het koor moeten zich miskend gevoeld hebben.

Het label Parlaphone zette het plotseling buitengewoon populaire liedje op de plaat, waarna het in 1954 als "Happy Wanderer - Sung in German" een half jaar lang op plek 2 achter Doris Day's 'Secret Love' in de Britse top 12 stond:



Natuurlijk sloeg dit enorme succes over naar het continent, waar kort daarna - ook in Frankrijk en de Beneluxlanden - de Rudolf Schock-film 'Der fröhliche Wanderer' werd uitgebracht.








En even vanzelfprekend was het, dat de Schaumburger Märchensänger in die film een prominente rol moesten spelen. Alleen koorleidster Edith Möller maakte plaats voor Rudolf Schock als "operatalent en koorleider Axel Wendt":











Rigoletto, L'Elisir d'amore en 'Ach, ich hab' in meinem Herzen' uit 'Schwarzer Peter'

Rudolf Schock was in zijn 4 eerste bioscoopfilms ook als operazanger te horen:
In 'Du bist die Welt für mich' (1953) zong hij Mozart, Offenbach, Meyerbeer, Verdi, Kienzl en Wagner.
In 'König der Manege' (1954): Verdi en Von Flotow
In 'Der fröhliche Wanderer' (1955): Verdi ('Rigoletto'), Donizetti ('L'Elisir d'amore') en Schultze ('Schwarzer Peter').
In 'Die Stimme der Sehnsucht' (1956): Von Flotow en Bizet.

De latere films waren operettefilms (Lehár, Kálmán en Berté). In  'Das Dreimäderlhaus'  van Berté/Schubert(1958) zong hij feitelijk
Schubert.
Op tv waren in de jaren 60 zijn 3 eerste films (1960, 1962 en 1963) weer operafilms met muziek van Adam, Donizetti en 'd Albert.

Uit Norbert Schultze's "opera voor grote en kleine mensen" 'Schwarzer Peter' (1936) zingt Rudolf Schock in de 'Fröhliche Wanderer´ een tenorsolo, die Schultze oorspronkelijk als "duet van de twee koningskinderen" had gecomponeerd. In 1937 had de 22-jarige Rudolf Schock dit duet met de sopraan Margarete Vogel al in een uitvoering van ´Schwarzer Peter´ aan de opera van Braunschweig gezongen. 
Het tot 'tenorsolo met kinderkoor' omgewerkte lied 'Ach, ich hab' in meinem Herzen' overvleugelde uiteindelijk Rudolf Schock's tot dan toe grootste succes 'Du bist die Welt für mich'.
Dirigent van Schock's film- en plaatopname met de Schaumburger Märschensänger is Norbert Schultze zelf.
Deze schreef en dirigeerde ook nog andere aansprekende melodieën voor de film. 












Norbert Schultze (1911-2002) 
componeerde in 1938 de muziek op de woorden van een gedichtje, dat door de soldaat Hans Leip in 1915 was gemaakt aan de vooravond van zijn vertrek naar het slagveld (waar hij overleefde).
Dat lied met als titel 'Lili Marleen' zou wereldroem oogsten, omdat het intens geliefd werd bij de soldaten van vriend én vijand.
De nazi's, Goebbels voorop, waren daar uiterst ongelukkig mee. Ze kwalificeerden het lied als "morbide en depressief makend". Misschien wel daarom droeg Goebbels juist Schultze op oorlogs- en soldatenliederen te gaan schrijven als propaganda voor de eindoverwinning. Schultze in zijn biografie: "Ik was 30 en had de ideale soldatenleeftijd. Het alternatief voor mij was componeren of kreperen". Hij koos het eerste. Na de oorlog kreeg hij het morele
etiket van "meeloper".
Bij testament vermaakte hij aan het Rode Kruis al het geld, dat hij verdiend had en nog zou verdienen aan het werk, dat hij tussen 1933 en 1945 had geschreven. Dat is dus inclusief de opbrengsten van 'Schwarzer Peter' en 'Lili Marleen'.

Das alte Lied
is een chanson, dat Henry Love  in 1927 componeert op een tekst van Fritz Löhner-Beda (zie ook: 'Rudolf Schock zingt Always/Heimweh').
Het is haar(!) eerste chanson en het blijkt een wereldnummer te zijn.
"Henry Love" is het mannelijk pseudoniem voor de Oostenrijkse
concertpianiste HILDE LOEWE (1895-1976), die zich tot voor kort had afgevraagd, of zij genoeg talent had om te kunnen componeren.
Het zal duidelijk zijn, dat ze na het succes van 'Das alte Lied' daar niet meer aan twijfelt.

In 1934 trouwt ze met de kunstschilder Joseph Otto Flatter en nog in datzelfde jaar emigreert het paar naar Londen. De politieke ontwikkelingen in Duitsland en Oostenrijk geven daartoe alle aanleiding. Hilde Loewe-Flatter zet haar muzikale activiteiten in Londen voort, maar verbreekt de banden met Wenen niet. Ze treedt er zelfs tot in 1938 nog op.
Na de oorlog (1947) wordt ze Brits staatsburger en dringt het tot haar door, dat haar 'Alte Lied' werkelijk een internationale evergreen is geworden.
Ze schrijft nieuwe chansons, heeft concerten en begeleidt balletgroepen, koren, instrumentale solisten en zangers, onder wie Rudolf Schock.

Eind november 1949 geven Hilde Loewe-Flatter en Rudolf Schock in de Londense Cowdray Hall een recital met Goethe-liederen van Franz Schubert. Dit ter gelegenheid van Goethe's 200ste geboortedag.

Een fragment uit Schock's biografie (zie 'Rudolf Schock zingt Beethoven/2') sluit hier naadloos bij aan:         

Rudolf Schock krijgt op 22 november 1949 het telefonische verzoek zo spoedig mogelijk naar Londen te komen om in te springen voor de zieke tenor Walther Ludwig.
Hij heeft de avond daarvoor een groot Lehár-concert gegeven, zit vast aan allerlei opera-verplichtingen en repeteert samen met de pianiste Hilde Loewe-Flatter intensief voor een 'Liederabend'.
Het gaat om de tenorpartij in Beethovens Negende Symfonie, die hij nog nooit heeft gezongen, maar waarvan hij weet, dat ze lastig is. Schock wordt duidelijk gemaakt, dat dirigent Herbert von Karajan de 9e Symfonie voor het eerst in Londen uitvoert en dat hij eigenlijk niet kan weigeren.
Met frisse tegenzin stemt de zanger in. Hij en Hilde Loewe laten de liederen voor wat ze zijn en werpen zich op de Negende. Op 23 november (de dag erna al!) is de eerste repetitie, op 24 november de generale repetitie en op 25 november de uitvoering in de Royal Albert Hall.
Herbert von Karajan
Hoewel nog niet alles 'zit', zingt Schock op 23 november zo goed en zo kwaad als dat gaat van het blad. Hij rekent erop, dat de dirigent hem wel zal helpen. Von Karajan tikt echter af en roept Schock toe: "Gaat u maar naar huis. En zorg ervoor, dat u die partij echt ként!"
Schock voelt zich onrechtvaardig behandeld en verlaat beledigd de repeteerruimte. In het hotel oefent hij desondanks met Hilde Loewe de gehele nacht door.

Op de dag van de generale zingt Schock de partij (kleine provocatie?) uit het hoofd en niet - zoals de zangcollega's Elisabeth Schwarzkopf, Jean Watson en Boris Christoff  - van het blad. Von Karajan, die graag indruk maakt door zelf uit het hoofd te musiceren, kijkt Schock langdurig onvriendelijk aan...

Conclusie:

De DVD-uitgave van 'Der fröhliche Wanderer' is op z'n minst om  drie redenen van betekenis:

- De filmplot verwijst uitvoerig en smaakvol naar het media-succes van een Duits kinderkoor en hun Duitse volkslied op Britse bodem al tamelijk snel na de oorlog (1953). In de film wordt die opmerkelijke gebeurtenis met hetzelfde koor nog eens dankbaar over gedaan.

- De film presenteert een aantal kunstenaars, die film- en/of 
muziekgeschiedenis hebben geschreven:
Willy Fritsch (1901-1973) en Paul Hörbiger (1894-1981), charismatische film- en toneelacteurs van weleer,
Norbert Schultze, de begaafde componist,
Hilde Loewe-Flatter, de concertpianiste, die de evergreen 'Das alte Lied' schreef en Rudolf Schock in zijn Londense jaren in belangrijke mate steunde.

- de film laat een Rudolf Schock zien en horen, die op zijn vocale
hoogtepunt was en wiens stem tot zowel fluwelen innigheid als stralend pathos in staat was.


















Ik vond een krantenartikel van een niet te achterhalen, Hamburgse
muziekrecensent, die op 10 oktober 1955 een concert van Rudolf Schock in de 'Große Hamburger Musikhalle' (2025 stoelen!) bijwoonde.
Uit zijn oordeel blijkt, hoe het fenomeen 'Rudolf Schock' meer dan een halve eeuw geleden werd beleefd (let wel: door jong en oud, vrouw en - ik garandeer dat - man!).
Illustratief voor de opmerkingen aan het begin van mijn tekst: de criticus laat terloops merken, dat hij boven films als 'Der fröhliche Wanderer' verheven is. Aan het eind van zijn artikel neemt hij met een vleugje ironie afstand van de bonte taferelen na Schock's optreden:

"Ein großer Tenor! Ein schöner Liederabend
Zelden zijn er nog uitverkochte liederavonden. Rudolf Schock speelt het klaar! En ook nog in de Große Musikhalle!

Het verbazingwekkende daarvan is, dat hier alle superlatieven echt zijn. Zijn glansvolle stem met de gelijkmatig edele totaalkleuring van zowel het lyrische als het 'heldische' houdt stand ten opzichte van de hooggespannen verwachtingen. Zijn natuurlijke charme is overweldigend. Bovendien is de populariteit van de stralende opera- en filmtenor zo groot, dat hij het zich kan veroorloven, het publiek zijn eigen artistieke smaak te dicteren: een hele avond met veeleisende liedblokken van Schubert, Brahms, Wolf en Richard Strauß zonder terug te grijpen op goedkope filmsuccessen (!), zoals die immers nu, tijdens de parallelle looptijd van de 'Fröhlicher Wanderer', maar al te zeer voor de hand zouden hebben gelegen!

Na de eerste Schubertliederen nam de muzikaliteit van zijn interpretatie toe van puur belcanto tot een breed gevoelsscala aan intense beleving, waarin het innig tedere en het smartelijk emotionele de sterkste waarden waren. Het sprak vanzelf, dat na twee meeslepend gezongen opera-aria's (Meyerbeer, Donizetti) de toegiften uit het operette-repertoire moesten komen (50 minuten concertverlenging!).
Slechts met moeite konden de gevierde zanger en zijn geroutineerde begeleider Dr. Adolf Stauch zich een weg naar de vleugel banen, want op het podium verdrong zich een menigte vereersters. die de held van hun dromen met bloemen, verzoeken om handtekeningen, ja zelfs met kussen bestormden..."

Tenslotte:
Het bovenstaande toont aan:

Rudolf Schock zong gedurende zijn gehele loopbaan liederen van Schubert, Schumann, R. Strauß, Brahms, Wolf enz.

Hij zong oratorium, opera, klassieke liederen, operette, volksliederen en -liedjes en de "betere" amusementsliederen (salonliederen/chansons/evergreens).

Hij deed dat een leven lang met hart, ziel én verstand.
De zwaartepunten in zijn zangersbestaan lagen weliswaar bij de opera en operette, het klassieke lied en het volkslied.

Hij kon het allemaal en hij kon het goed.

Krijn de Lege,  4.11.2015

Keine Kommentare: