20.12.12

RUDOLF SCHOCK & CHARLES GOUNOD (2: FAUST et MARGUERITE) Nederlands


'Faust et Marguerite' van Charles Gounod
Ik moet oppassen!
Er is zoveel te vertellen over de magiër FAUST en over diens omzwervingen in Goethe's gelijknamige levenswerk, dat ik mij tot het uiterste moet beheersen, die weg niet in te slaan. Hij zou mij te ver van Charles Gounod en Rudolf Schock voeren.
Dus beperk ik mij tot een kort lijntje, dat loopt van de echte Dr. Faust via Johann Wolfgang von Goethe naar 'Faust et Marguerite' van Charles Gounod.

Johann Georg Faust (+ 1480 - 1541) was een wonderdokter, die zich bezig hield met zwarte kunst en sterrenwichelarij.
In het middeleeuwse 'Volksbuch vom Doktor Faust' wordt hij afschrikwekkend geportretteerd als een geleerde, die te veel wil weten, het bestaan van God ontkent en daarom ziel en zaligheid verspeelt.
In een volks theaterstuk van gelijke strekking treedt hij daarna 'in levenden lijve' op.

Dit stuk wordt omgewerkt tot een pedagogische poppenkastvoorstelling "voor onze kleinen".

Johann Wolfgang von Goethe's theaterstuk 'Faust'

Het is "deze belangwekkende poppenspel-fabel", die Goethe als kind ziet, en die maar in hem "bleef klinken en in alle toonaarden door het hoofd zoemen".

In 1775 - Goethe is dan 26 jaar - verschijnt zijn allereerste theaterversie: de zogeheten 'Urfaust' met het 'Gretchen-verhaal', dat teruggrijpt op een ware gebeurtenis.
In 1806 - hij is 57 - publiceert Goethe de tragedie 'Faust, deel 1' in een filosofisch vele malen gelaagder vorm en in 1831 tenslotte - Goethe zou een jaar later overlijden - breekt 'Faust, deel 2' met alle dramatische conventies.

Beknopte handeling van Goethe's 'Faust 1 en 2':

Goethe's 'zielendrama' laat - globaal gesproken - de beperkte mens zien in zijn onvermoeibare zoektocht naar het geheim van de wereld en het heelal, dat haar omringt:

Heinrich(!) Faust is oud en stelt vertwijfeld vast, dat hij aan het eind van een leven lang studeren en onderzoeken nog net zo weinig weet als toen hij in zijn jeugd daarmee begon.
Als hij naar de gifbeker grijpt, verschijnt aan hem de duivel (Mefisto).
Mefisto spiegelt Faust wereldse schatten als rijkdom, macht en zingenot voor: het grote geluk op aarde, dat de alleen op het hogere gerichte geleerde zijn gehele leven heeft moeten missen.
Maar Mefisto gunt hem een herkansing: Faust kan alsnog dit veelomvattende geluk als jonge man ervaren en het enige, wat Mefisto als tegenprestatie van hem vraagt , is - niet eerder dan na het beleven van al dat moois - "slechts" zijn ziel.
Faust laat zich tot die ruil verleiden bij de aanblik van de beeldschone Gretchennaar wie hij op slag hevig verlangt. Mefisto brengt Faust met het vrome meisje in contact. Faust verleidt haar en wordt aansluitend door metgezel Mefisto op sleeptouw genomen voor een enerverende reis door een complexe wereld.
De zwangere Gretchen blijft ontredderd achter. Ze voelt zich diep zondig, wordt waanzinnig en vermoordt haar pasgeboren kind. In afwachting van de uitvoering van haar doodsvonnis verdwijnt de kindermoordenares achter de tralies.
Zij sterft biddend in haar cel op het moment, dat Faust terugkeert en haar wil bevrijden. Faust - verstrikt in zonde en schuld - lijkt nu definitief in de macht van de duivel.

In deel 2 reist Faust met Mefisto door een hogere, maar niet minder complexe wereld. Daar vindt en aanvaardt Faust de rust van nuttige arbeid voor de gemeenschap. Mefisto verliest zijn greep op hem. Faust richt zijn vertrouwen op God. Als hij sterft, staat niets zijn hemelopneming meer in de weg.


Charles Gounod's opera 'Faust'

De tekstboeken van bijna alle Gounod-opera's - inclusief 'Faust et Marguerite' -werden geschreven door Jules Paul Barbier (1825-1901) en Michel Carré (1819-1872).
Barbier en Carré verbouwen in 'hun' 19e eeuwse jaren iconische werken uit de wereldliteratuur tot oog- en oorstrelend muziektheater.
Hun opvattingen over wat "romantisch" is, moeten comfortabel hebben aangesloten bij die van iemand als Gounod. Een toegankelijke "romantiek", die in de 2e helft van de 19e eeuw veel - zo niet alles - weg had van wat ook nu nog in de wandelgang als "romantisch" wordt gezien.
Gounod moet onder de indruk zijn geweest van de liefdesrelatie tussen de verjongde Faust en het diep gelovige en kuise Greetje: een romance van twee levensovertuigingen op één kussen met de duivel er hinderlijk tussen.
Gounod vindt er meeslepende melodieën bij: nu eens lyrisch en intiem, dan weer hevig dramatisch, al naar gelang de stemmingen van de hoofdpersonen en de situaties, waarin zij verzeild raken.
Maar met Goethe's tragedie uit 1806 ('Faust 1') heeft de handeling van Gounod's 19e eeuws-romantische 'Faust et Marguerite' alleen nog de uiterlijke
handeling gemeen:

Faust is oud en twijfelt aan de zin van het leven. Mephisto (de duivel) biedt hem, in ruil voor zijn ziel, een leven vol rijkdom, geluk een jeugd aan. Faust wordt verliefd op het mooie meisje Marguerite, dat al verloofd is. Faust verwent Marguerite met sieraden en weet haar tenslotte zover te krijgen dat er liefde tussen de twee ontstaat. Het arme meisje weet zich na haar ontrouw geen raad en zoekt troost in de kerk. Mephisto maakt haar het bidden onmogelijk. Valentin, de broer van Marguerite, verneemt dat zijn zus zwanger is en daagt Faust uit voor een duel. Geholpen door Mephisto doorboort Faust zijn tegenstander, die stervend zijn zus vervloekt. De krankzinnigheid slaat bij Marguerite toe. Faust is van nu af aan geketend aan de duivel. Marguerite zit in de gevangenis. Zij heeft haar kind vermoord en wacht op het schavot. Als Faust haar opzoekt, herkent zij hem niet. Hulpeloos smeekt hij zijn geliefde om tot de werkelijkheid terug te keren.

De dan volgende opera-finale is in elk opzicht indrukwekkend:
Mephisto roept triomfantelijk: "Gerichtet (berecht)!".
Maar een koor van engelen weerlegt vanuit de hemel: "Gerettet (gered)!!" Marguerite's ziel vaart ten hemel.
lithografie 1835
'Sie ist gerichtet! Ist gerettet!'
Wilhelm Hensel
1794-1861

















Wat er daarna met Faust gebeurt, laten Barbier, Carré en Gounod over aan de operaregisseur. Meestal kiest die voor een ziedende Mephisto, die Faust richting hel sleept.

De uitvoeringspraktijk

Parijs: 19.3.1859
'FAUST ET MARGUERITE' gaat onder een andere naam dan die van Goethe's drama in première. 
De Franse opera-liefhebbers zijn in eerste instantie niet onverdeeld enthousiast. Ze vinden de opera te "Duits". Toch worden de voorstellingen goed bezocht.

Dresden: 1861
De Duitse première. In een eerste Duitse vertaling. Titel van de opera: 'MARGARET(H)E'!
Die nieuwe naam zet Gounod's opera op meer afstand van Goethe, maar respecteert wel haar oorspronkelijke titel.

Breslau en Wenen: 1862
In Wenen reageert de pers scherp afkeurend: zij noemt de uitvoering van 'Margarethe' "musikalisches Landesverrat" en een "Schändung Goethes (ernstige belediging van Goethe)".
De Weense burgers bejubelen 'Margarethe' echter en de opera beleeft de ene volgeboekte voorstelling na de andere. Het Weense 'Festspielhaus' wordt in de volksmond omgedoopt tot "Faustspielhaus".

Londen en NewYork: 1863
De tot dan toe gesproken dialogen worden vervangen door gezongen recitatieven. 
Behalve in de Duitstalige gebieden wordt de opera in Europa en Amerika voortaan kortweg 'FAUST' genoemd. De opera fascineert nu de gehele wereld: 1864, 1865, 1866 enz.: première in Petersburg, Sidney, Mexico, Warschau, Kopenhagen, Lissabon, Batavia(!), Moskou, Konstantinopel, Kairo enz.

Parijs:1869
In Parijs is 'FAUST' intussen - mede aangestoken door de wereldwijde roem - uitgegroeid tot de allergrootste operasensatie, die de stad ooit heeft gekend.
Het werk ondergaat op 3 maart 1869 een tweede première in de Parijse opera. Nieuw zijn een geprofileerder Valentin met een stevige, eigen aria (2e akte), een krijgshaftiger entourage met soldatenkoor (4e akte) en een paar glanzende balletscènes (waarvan de muziek mogelijk is gecomponeerd door de op dat terrein ervaren componist Léo Delibes (1836-1891).

Vanaf 1875
begint in Parijs en elders Bizet's 'Carmen' de faam van Gounod's 'Faust' te overvleugelen en na de eeuwwisseling loopt de belangstelling voor 'Faust' nog
verder terug. In de jaren 60 van de vorige eeuw is - naar de mening van de Britse muziekcriticus Kenneth Fury ('Opera on Record', Hutchinson & Co 1979) - de Faust-discografie van de Duitsers spraakmakender dan die van de Fransen.
Ook heeft hij het nodige aan te merken op twee EMI-plaatprodukties van de complete 'Faust' uit de jaren vijftig.

In beide gevallen dirigeert André Cluytens en zingen beroemdheden als Victoria de los Angeles, Nicolai Gedda en Boris Christoff de drie hoofdrollen. Op het eerste gezicht een veelbelovende bezetting, maar Fury mist "expressive power" ("Faust is not great literature...or subtle music drama"). Beide opnamen zijn "uninspiring". Dat komt - volgens Fury - door De los Angeles en ook Gedda, wiens dictie zo "correct" is. Verder is Christoff uitgesproken "saai" en Cluytens gewoonweg routineus.

Een onvergetelijke Faust-ervaring in het midden van de jaren zeventig

Tijdens een korte vakantie in Parijs komen mijn vrouw, een bevriend echtpaar en ik) op het idee naar de Parijse Opéra te gaan.
Staand voor het theater gaat het hart sneller kloppen, als we zien, dat 'Faust' van Gounod wordt uitgevoerd.
Nicolai Gedda is Faust, Mirella Freni Marguerite, Nicolai Ghiauroff Mephisto en Tom Krause Valentin. (Sir) Charles Mackerras dirigeert.

De enscenering van de voorstelling is een genoegen. De sterrencast wekt gemengde gevoelens.
Tom Krause (die ik toen nog niet kende) maakt direct indruk, Mirella Freni is een gevoelige Marguerite, Ghiauroff's Mephisto heeft echter merkwaardig weinig dreiging en Gedda toont zich als Faust te weinig betrokken. Zijn grote aria in het 3e bedrijf inclusief de hoge C klinkt goed, maar beklijft niet.

Intussen verheug ik mij op de finale van de opera: het hoogtepunt van de opera met het koor van de engelen (zie hierboven)! Maar als dat moment daar is, ervaar ik een afgronddiepe teleurstelling, de ijs-en-ijskoude douche, de ultieme anti-climax: het verlossende engelenkoor klinkt niet vanuit de hemel, maar - armoedig en metalig - vanaf een geluidsbandje achterin het decor. Blijkbaar stond de koor-CAO niet toe, dat er op de late avond nog live gezongen werd....

1963: Rudolf Schock zingt 'Faust/Margarethe'

Na de Parijse ontnuchtering draai ik thuis onmiddellijk mijn Duitstalige
'Margarethe'-LP:
Hilde Güden
 als Margarethe



Hilde Güden (1917-1988) zingt het tegenovergestelde van een kwijnende Gretchen. Stem en voordracht getuigen van een sterke geest. Knap is, dat zij op sommige momenten erin slaagt de Duitse zangteksten Franse beweeglijkheid mee te geven ('Koning in Thule' en 'Juwelenaria'). 

De rol van Valentin, haar broer, wordt overrompelend gezongen door Hugh Beresford (1925),een Amerikaanse heldenbariton, die tien jaar later als heldentenor (!) in Wenen en Bayreuth zou imponeren.

Gottlob Frick als Mephisto


Gottlob Frick (1906-1994), de "zwartste aller bassen" is grandioos: een baarlijke duivel met bijtende humor.








Rudolf Schock 's Faust is bijzonder expressief. Ik moet mij zo langzamerhand wel herhalen als ik Schock's uiterst zorgvuldige en volkomen natuurlijke omgang met de tekst prijs.
Rudolf Schock
 als Faust

Op Schock's voortreffelijke vertolking van de Faust-aria in een radio-uitzending van 1951 kom ik nog te spreken, maar hier - in 1963 - hoor je de welluidende herinnering daaraan. Wat we in 1963 van Schock evenwel niet krijgen is een - echte - hoge C.
Dat vraagt om toelichting:

Kenneth Fury gaat in 'Opera on Record' (zie hierboven) uitgebreid in op de figuur van Faust in Gounod's opera: "De rol van Faust...vereist uitdrukkingskracht en duidelijke tekstoverdracht... ; puurheid, charme en adembeheersing voor de aria en het duet in de tuin... De aria is verschrikkelijk lastig. Niet vanwege de noten, die - behalve een erin geslopen hoge C, die Gounod niet voorschreef - tot het arsenaal van elke professionele tenor moeten behoren, maar vanwege het absolute gemak, waarmee die noten - zoals Gounod wel eiste - gevormd, met elkaar verbonden en gecontroleerd dienen te worden..... De tenor, die niet tot een lange legato-lijn in staat is.....heeft weinig kans emotioneel te overtuigen...".

Waarom die hoge C erin geslopen is, laat Fury in het midden. Ik denk, dat hij zinspeelt op de veeleisendheid van de hedendaagse muziekliefhebber en/of de dictatuur van media en markt.
Van Richard Tauber weet de muziekwereld, dat hij de hoge C (en B) "niet had". In o.a. de Faust-aria volstaat hij met een kort notensprongetje in de gewenste richting. Maar hij schijnt zich daar niet of nauwelijks om bekommerd te hebben: er bleef immers van zijn superieure zang voor de rest van de aria meer dan genoeg moois over.
In Rudolf Schock's oudere Faust-opnamen is de hoge C er wel (het mooist in 1951). In de biografie merkt Schock op, vertellend over zijn broer Gerd: "Als men Gerd 's nachts wakker maakte en hem zei: "Zing eens de hoge C", kón hij het - letterlijk zo uit zijn slaap" en wat verder: "Totaal tegenovergesteld aan mij. Ik moest hem eerst inzingen". Het lijkt me dan ook volstrekt logisch, dat de ouder wordende en baritonaal getimbreerde Rudolf Schock na de jaren vijftig de hoge C niet meer kon brengen. De geluidstechnici van de
'Margarethe'-opname uit 1963 losten dat op door een 'geluidstransplantatie', die met een goede koptelefoon amper te horen zou zijn geweest, ware het niet, dat Schock na die C de woorden "voll bange Lust" direct - zonder eerst adem te halen - doorzingt. Maar net zoals bij Tauber blijft er in Schock's vertolking voor de rest van de aria meer dan genoeg moois over.
Wilhelm Schüchter
(Electrola-archief)

Wilhelm Schüchter dirigeert solisten, koor en orkest van de 'Deutsche Oper Berlin', dat de vonken eraf vliegen. Het stereo-geluid - restauratie en 'remastering' van 2008 door Yukio Takahashi en Andreas Torkler - is voortreffelijk (luister naar de finale van de opera!!).





2008:
Sony/Eurodisc brengt de 'Margarete'-opname uit 1963 uit op CD (Nr. 88697 30641 2), die inmiddels ook als download beschikbaar is.
De Nederlandse muziekrecensent Klaas A. Postuma was zo enthousiast over de 'Margarethe'-LP, dat hij in de jaren 60 schreef: "Ik zou koor en orkest van de 'Deutsche Oper Berlin' zo over willen nemen voor de 'Nederlandse Opera".


Kenneth Fury (Opera on Record 1979) noemt de opname "certainly more communicative than the excerpt LPs that have come out of France in the sixties" en hij vindt Hilde Güden een "lovely Marguerite".

Werner Bollert (Fonoforum november 1964) vindt, dat Hilde Güden's stem pas in het slotgedeelte een markanter profiel krijgt.
Daarvoor zingt zij - volgens hem - te veel vanuit de routine van de ervaren operazangeres.
Rudolf Schock "daarentegen handhaaft constant een goed niveau, dat artistiek tevreden stemt".
Gottlob Frick zet zijn "niet uitgesproken demonische, maar rijke bas" in voor de rol van Mephisto, Hugh Beresford zingt "met grote stem" en Ursula Schirrmacher (Siebel) is alleen in enkele kleine passages te horen.

Johann Telbenbacher hoort (Amazon.de: 2012) een ontroerende Margarete van Hilde Güden, een demonische Mephisto van Frick en een Rudolf Schock, die "uitstekend bij stem" is.
Schüchter dirigeert "temperamentvol" en is een "geweldige Kapellmeister der alten Schule".
Volgens Ekkehard Pluta (Opernwelt november 2008) draagt Gottlob Frick's Mephisto het masker van de deugdzame burger. Frick's zang stelt in elk opzicht tevreden. De rijpe Hilde Güden treft de toon van het jonge Gretchen overtuigend. Beresford zingt Valentins gebed met krachtige stem en zekere hoogte. Schock's vocale uitdrukkingsvaardigheid wint het van toenemende stroefheid in het hoogste register.

1938:
Rudolf Schock speelde ooit in de opera 'Faust' de rol van Siebel (zie bovenaan). Meestal werd en wordt die rol gezongen door een mezzo-sopraan. Of door een soubrette, een lichte, lyrische sopraan als Ursula Schirrmacher in de zojuist besproken opname van 1963. Op de plaat signaleer ik als Siebel slechts een enkele keer een tenor: in 1967 de licht klinkende, lyrische en beroemde zanger Luigi Alva, die de rol van Faust's jeugdige medeminnaar zingt in een uitvoering onder Georges Prêtre met Mirella Freni als Marguerite en de zwaardere tenor Gianni Raimondi als Faust.
Leo Riemens moest niets hebben van een tenor als Siebel, maar op zich vindt hij het niet onlogisch de rol aan een (jonge) man te geven. Die keuze verlangt dan wel een rijper klinkende Faust.
In elk geval zegt het feit, dat Schock in 1938 Siebel zong, iets over de lyrische klank van zijn stem in die tijd.

1951:
Rudolf Schock zong op de 7e september van dat jaar voor de West Berlijnse radio Faust's aria 'Salut, demeure chaste et pure', zonder recitatief en in het Duits.
Gustav König
Gustav König (1910-2005), die van 1943 tot 1975 als Generalmusikdirektor vooral zijn stempel drukte op het muziekleven in de Duitse stad Essen en zich bijzonder inzette voor het werk van hedendaagse componisten, dirigeerde het RIAS Symphonie Orchester.

De opname komt o.a. voor op Sonia CD 74503 en is een perfecte produktie van het 'Fonoteam GMBH Hamburg' uit 1985.

Verder als één van de bonustracks bij de complete 'Fra Diavolo' op de Relief-cassette CR 1909 (zie ook 'RS zingt Daniel Auber'). Ook de digitalisering is voortreffelijk.

En tenslotte in de al vaak genoemde 10CD-Box van Membran/Documents: 'Rudolf Schock, seine schönsten Lieder aus Oper, Operette und Film' (Order No 232541).

Ik plaats deze opname zonder aarzeling in de lange rij van grote Schockprestaties.
Kenneth Fury kon de opname in 1979 nog niet gehoord hebben, maar hij zou haar - denk ik - ten zeerste geprezen hebben. Ze heeft alles wat Fury voor een ideale uitvoering van de aria noodzakelijk acht: uitdrukkingskracht, tekstverstaanbaarheid, puurheid, charme en adembeheersing. Faust's stem klinkt tegelijk sensueel en beschaamd, vervuld van "bange Lust(angstige begeerte)" en diepe eerbied voor Margarete, voor wie het leven na haar kennismaking met hem een vreselijke wending zal nemen.
Achter Schock's voordracht van tekst en muziek is invoelbaar, wat er in het hart van deze Faust omgaat.

1957:
Op Emi 545-CDM 769474 2 'Rudolf Schock, Opernarien' en op Profil PH08058 (Edition Günter Hänssler) 'Rudolf Schock: Funiculi, Funicula' 
is Schock's 'Gegrüßt sei mir, o heil'ge Stätte' opnieuw in het Duits te horen mét het recitatief:'Welch unbekannter Zauber faßt mich an'.
Wilhelm Schüchter leidt de Berliner Symphoniker.


Na het pakkende recitatief zingt Schock de cavatine zelfverzekerd en met flair. In het midden van de aria accentueert hij verrassend, bijna koortsachtig "híer, ja híer..." en "voll süßer Zauber": De beschaamde Faust van 1951 presenteert zich nu als ervaren man van de wereld.



1978:
Rudolf Schock's - laatste - operarecital, getiteld 'Für meine Freunde' en met Fried Walter als dirigent (Eurodisc-LP 200 090-366), is o.a. interessant, omdat Schock alsnog doet, wat hij in een eerdere fase van zijn leven afwees (zie 'RS: zanger en vertolker'): hij zingt - naast tenoraria's - ook een paar aria's, die voor bariton zijn geschreven.

Schock zegt daarover: "Dit is zelfs voor een lyrisch tenor, die altijd een goeie laagte had, tamelijk ongewoon en als de baritonpartijen op deze plaat niet 'tenoraal' klinken, maar - naar ik denk - geloofwaardig en conform het baritonvak zijn geïnterpreteerd, mag ik daar best een beetje trots op zijn".

Rudolf Schock doet er inderdaad alles aan, zijn stem in Tonio's proloog uit 'I Pagliacci', in Wolfram's 'O du mein holder Abendstern' uit 'Tannhäuser' én  'Valentins Gebet' uit 'Faust/Margarete' donker in te kleuren. Het gevolg is echter, dat zijn gebruikelijke vocale spontaniteit wat achterblijft.
Valentins gebed ("Da ich nun verlassen soll") komt er het beste af: na een ingehouden (en dreigend) begin, krijgt Rudolf Schock allengs zijn vertrouwde grip op het lied en zorgt hij naar het einde toe toch weer voor een gevoelssterke climax.

Deel 1 van Rudolf Schock & Charles Gounod ('Ave Maria' en 'Lentelied'): 
L i n k: Rudolf Schock & Charles Gounod (1: 'Ave Maria', 'Lentelied') 


Krijn de Lege, 20.12.2012/25.2.2020

19.12.12

RUDOLF SCHOCK & CHARLES GOUNOD (1: inleiding, Ave Maria, Chanson de Printemps) Nederlands


In 1938
zingt de 23-jarige Rudolf Schock aan het 'Landestheater' van Braunschweig de kleinere rol van Siebel in een première van Gounod's opera 'Faust'

in 1949
behoort de grote, Franstalig gezongen aria van Faust: 'Salut, demeure chaste et pure' tot het repertoire van Schock tijdens een tournee door Australië (zie ook 'RS sings Sir Arthur Bliss')

uit de 2e helft van de jaren 40 (?)
stamt de radio-opname van een lentelied, dat oorspronkelijk van Gounod is: 'Liebchen, komm in's duft'ge Grün' 

in 1951
neemt Schock onder de dirigent Gustav König voor de 'West-Berlijnse radio-omroep in de Amerikaanse sector (RIAS)' Faust's aria op in het Duits: 'Sei mir gegrüßt, o heil'ge Stätte' 

in 1957  
maakt Electrola met Rudolf Schock en dirigent Wilhelm Schüchter een plaatopname van de Duitse versie van Faust's aria, compleet met recitatief

in 1963
neemt Eurodisc o.l.v. Wilhelm Schüchter hoogtepunten op uit de opera 'Margarethe' oftewel 'Faust' met o.a. Rudolf Schock, Hilde Güden en Gottlob Frick  

in 1978
verschijnt de Eurodisc-LP 'Für meine Freunde'. Op die LP zingt Rudolf Schock ondermeer een aantal bekende aria's voor bariton, waaronder uit 'Faust' de aria van Valentin 'Da ich nun verlassen soll (Avant de quitter ces lieux)'

In 1953, 1955 en 1967 maakt Schock studio-opnamen voor Electrola en Eurodisc van een 'Maria wees gegroet', beter bekend als het 'AVE MARIA van Bach/Gounod'. In 1953 neemt hij voor de film 'Du bist die Welt für mich' nog een tweede 'Ave Maria' op.

Charles Gounod (1818-1893)


Zoon van een gerespecteerd kunstschilder en een getalenteerde pianiste.
Oogst wereldroem vanaf 1859, het jaar waarin te Parijs zijn opera 'Faust' in première gaat.

Wilde eerst priester worden. Maar leerde toen componist en schrijver Hector Berlioz (1803-1869) kennen.
De artistieke relatie met Berlioz leidt tot zijn transformatie naar de operacomponist Charles Gounod


Johann Wolfgang von Goethe
Berlioz' 'concert-opera' uit 1846 'La Damnation (verdoemenis) de Faust' moet hierbij een rol hebben gespeeld. De Faust-stof daarvan sluit naadloos aan bij Gounod's bewondering voor de literaire en wetenschappelijke reus Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832), schrijver van 'Faust', één van de belangrijkste theaterstukken uit de wereldliteratuur.



Na 1850 ontvouwen zich in rap tempo Gounod's muziekdramatische kwaliteiten  met als hoogtepunt zijn opera
 'Faust et Marguerite' (1859).
Ary Scheffer 1795-1858,
 schilder uit Dordrecht:
Faust et Marguerite 






















De Frans-Pruisische oorlog van 1870/1871 is voor Charles Gounod en zijn echtgenote Anna Zimmermann aanleiding naar Engeland uit te wijken. Gounod vestigt zich in Londen als dirigent van een koorgezelschap, dat later de 'Royal Choral Society' zou gaan heten. Kerkmuziek wordt het middelpunt van zijn muzikale activiteiten.

'AVE MARIA'
(van Charles Gounod naar een piano-improvisatie van Johann Sebastian Bach) 

Ave Maria, gratia plena,
Dominus tecum,
Benedicta tu in mulieribus,
et benedictus fructus ventris tui, Iesus.

Sancta Maria, Mater Dei,
ora pro nobis peccatoribus,
nunc et in hora mortis nostrae.
Amen, Amen.

(Wees gegroet, Maria, vol van genade,
de Heer is met u,
Gij zijt de gezegende onder de vrouwen,
En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.

Heilige Maria, Moeder Gods,
Bid voor ons, zondaars,
Nu en in het uur van onze dood.
Amen, Amen)

De oerversie van dit overbekende lied is waarschijnlijk op noten gezet door Joseph-Guillaume Zimmermann, een gevierd pianist én Gounod's schoonvader. Zimmermann schreef eenvoudigweg - en onopgemerkt? -  op, wat zijn schoonzoon Charles hem op de piano voorspeelde: een romantische improvisatie op de 'prélude nr. 1' uit 'Wohltemperiertes Klavier' (1722) van Johann Sebastian Bach (1685-1750).

Op zijn beurt trakteerde Anna Zimmermann's vader in 1853 zijn schoonzoon thuis op een uitvoering, begeleid door piano en viool, van een gezongen: 'Méditation sur le prélude no.1 de Bach'.
In 1859 tenslotte stelde Aurélie Jousset, schoonmoeder van één van de zangleerlingen, Gounod voor, de woorden van de 'Méditation' te vervangen door die van het Latijnse gebed 'Ave Maria (Maria wees gegroet)'. Hij nam dit advies over en zo werd de protestantse Bach de rooms-katholieke kerk binnengesmokkeld. 

Gounod heeft zijn 'Ave Maria' later afgedaan als "een grapje". 
Het volk - of beter gezegd - de volkeren en hun nakomelingen dachten er echter anders over: van een voor de 19e eeuw karakteristiek salonlied groeide het 'Ave Maria van Bach/Gounod' uit tot een wereldwijd geliefd verzoeknummer bij zowel huwelijken als begrafenissen. Vrijwel alle zangeressen en zangers van naam hebben het lied gezongen en op de plaat gezet, van Barbra Streisand tot Cecilia Bartoli, van Mario Lanza tot Juan Diego Florez.

Rudolf Schock zingt Bach/Gounod's 'Ave Maria'

In de Oostenrijkse film 'Du bist die Welt für mich' (Nederlandse titel: 'De Levensroman van Richard Tauber') uit 1953 is Schock's 'Ave Maria' de finale van de film.

Richard Tauber (Rudolf Schock) zingt het lied aan het graf van Christine (Annemarie Düringer), die aan een hartkwaal is gestorven en 'de wereld voor hem betekende'.
De plot is fictie en volgens menig filmrecensent "oersentimenteel". 
Waarom eigenlijk? Iedereen raakt in zijn of haar leven meer dan eens ontredderd door de dood van iemand, waarvan hij of zij houdt. Daar mag een film over gaan en zeker als dat - zoals in Ernst Marischka's film - op zo'n indringende wijze gebeurt.
Annemarie Düringer en Rudolf Schock














Schock's opnamen van 'Ave Maria':
De Oostenrijkse opname voor de film wordt met de Wiener Symphoniker gemaakt in de zomer van 1953 en de eerste Berlijnse plaatopname van Electrola/EMI een half jaar later. Wilhelm Schüchter dirigeert zowel in Wenen als in Berlijn.
De Electrola-opname presenteert feitelijk een duet van Schock met de violist Helmut Heller. Op de achtergrond klinkt een koor-zonder-naam. Rudolf Schock's zang is verre van zalvend. In de regel 'Nu en in het uur van onze dood (nunc et in hora mortis nostrae)' klinken emotie en moed door.

Profil-Edition Günter Hänssler biedt de opname aan op CD nr. PH08058. Op deze CD zijn o.a. scènes uit opera's (waaronder Gounod's 'Faust'), operettes en salonliederen te horen.

De 3e 'Ave Maria'-opname van januari 1955 komt uit de Rudolf Oetker Halle te Bielefeld.
Wilhelm Schüchter leidt de Nordwestdeutsche Philharmonie en het Bielefelder Kinderchor zorgt voor de stemmige omlijsting. De harp komt nu in de plaats van de viool. Schock zingt meer op de voorgrond en is wat dramatischer dan in 1953, maar hij sentimentaliseert niet.

In elk geval op CD 2 van de eerste Schock-10CD-set van Membran is dit 'Ave Maria' te horen.  

Rudolf Schock maakte met het Bielefelder Kinderchor van Friedrich Oberschelp (1895-1986) vorige eeuw een aantal bijzonder succesvolle opnamen voor Electrola. De welluidende, eerlijke klank van zowel kinderkoor als tenor zegeviert over de sentimentaliteit, die bij een dergelijke combinatie al gauw op de loer ligt. Ik vond het plezierig te lezen, dat het koor nog altijd bestaat.

De stereo Eurodisc-opname van 21 juni 1967 
is die van de eenvoud.
Schock's klankkader is: harp, orkest en een terughoudend Günther-Arndt-koor.
De nuanceringen in Schock's voordracht geven er blijk van, dat zijn omgang met teksten in de jaren zestig nóg sterker is geworden. Vocaal is hij voortreffelijk in vorm. Tenslotte: alle lof voor het arrangement van dirigent Werner Eisbrenner. Van Schock's vier Ave Maria's is dit voor mij de mooiste.












De opname staat op de CD 'Die grossen Erfolge: Rudolf Schock Stimme für Millionen' nr. 610229-231 van Sony/Ariola en is als download verkrijgbaar. 

"Lenteliedje" van Charles Gounod!
Op Rob van Brink's Schock-website verzorgde Schockspecialist Ludwig Stumpff (1937-2017) o.a. overzichten van opnamen en leverbare CD's van Rudolf Schock.
Al menig keer ontving ik van hem een bijzondere tip.
Zo refereerde hij n.a.v. mijn artikel over Charles Gounod aan een oud geluidsbandje, waarop een jonge Rudolf Schock een lied van Gounod zingt.
De radio-opname zou eind jaren veertig gemaakt zijn. 
De titel van het figuurlijk en letterlijk meeslepende liedje:
'Liebchen, komm mit in's duft'ge Grün (Liefje, kom mee in het geurige groen)'.
Speurwerk op internet leidde tot de volgende conclusies:

Van oorsprong is het een 'Chanson de Printemps (Lentelied)', een salonlied, dat Gounod in het midden van de 19e eeuw schreef.
Een journalist (initialen B.N.) schrijft in 1894 in het tijdschrift: 'Deutsche Wacht' (politiek orgaan voor behartiging v.d. geestelijke en culturele belangen van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije) een uit het Frans vertaald artikel met als titel: 'Gounods Frühlingslied':
Het artikel neemt de nostalgische lezer mee naar het hart van de 19e eeuw, waarin Gounod's liedcomposities erg populair waren:

"... Er klonk een oud lied in mijn oor ... ik was in een café chantant, dat - in tegenstelling tot andere etablissementen, die op noviteiten jagen - oude, lieve bekenden opdiept ... 
Nu, daar verscheen een jonge vrouw en zij zong een tientallen jaren oud lied van Gounod: 'Liebchen, komm' mit in's duft'ge Grün'... 
De zangeres bekommerde zich noch om de tekst, noch om de muziek, ze zong met frisse stem luide tonen en riep bij mij een wereld van herinneringen op.

Ik had het lied voor het eerst gehoord in een kleine stad ... ik zag de verlaten straten, waar tussen de stenen het gras groeide ... de langzaam stromende beek, die zijn spel met de waterplanten speelt ... het beeld van mijn eerste jeugd ... van schuchter verlangen, van bloeiende dromen.

Opnieuw drong het verleden zich aan mij op:
Ik zat in een schamel ingerichte salon en een jong meisje van 20 jaar stond bij de vleugel, Gounod's lied zingend.
Er waren rieten fauteuils en tussen de beide ramen, waarvan de halfgesloten luiken nauwelijks een zonnestraal toelieten, bevond zich de vleugel en daarvoor de zangeres in een lichte jurk, met krullend haar ... het meisje heette Eveline, ze was bleek en tenger en had een trotse, hoogmoedige blik. 
Haar kwijnende verschijning, haar afstandelijk optreden vervulden mij met bewondering, ze verscheen mij als een engel, die zich boven het stof der aarde verheft, ik beminde haar en een stem in mijn innerlijk riep haar toe:
"Liebchen, komm' mit in's duft'ge Grün ..."

Na Gounod's overlijden in 1893 koopt en bewerkt Eduard Strauss (1835-1916), een jongere broer van Johann Strauss Jr., de muziek van dit lentelied.
De Franse tekst wordt vertaald (of HERtaald) in het Duits en vanaf dat moment staat het 'Frühlingslied' op naam van Eduard Strauss, weliswaar met de toevoeging: "naar Charles Gounod".
Vervolgens spelen "Componist und Hofballmusik-Director Eduard Strauss" en zijn "Kapelle" het tot Weens operette-walsje getransformeerde lied tijdens concertreizen door Europa en Noord-Amerika (Moet u ook ineens aan André Rieu denken?).

Op de geluidsband van Ludwig Stumpff zingt Rudolf Schock in een radio-uitzending het 'Lentelied van Gounod/Strauss' (zie en luister bovenaan).
Hij doet dat zo aanstekelijk, dat aan het eind de luisteraar mét het orkest nog een tijdje natolt!

Naar deel 2 van 'Rudolf Schock & Charles Gounod' met de opera 'Faust':
Link: Rudolf Schock & Charles Gounod (2: Faust)

 Krijn de Lege, 19.12.2012/25.2.2020