01.09.09

RUDOLF SCHOCK ZINGT ANTON BRUCKNER



"Cathedrals of Sound!"


RUDOLF SCHOCK
zingt
ANTON BRUCKNER
(zie ook 'Rudolf Schock zingt Ludwig van Beethoven, deel 2')
Anton Bruckner leeft met name voort als componist van een respectabel aantal monumentale symfonieën en van vier al even monumentale geestelijke werken. In twee van die vier trad Rudolf Schock op. Hij was solist op 6 oktober 1946 in de 'Grosse Messe Nr. 3' en op 11 oktober 1946 in het 'Te Deum'. Van deze uitvoeringen, die door de Berlijnse radio werden uitgezonden, zijn fragmenten (of is er meer?) uit de 'Grosse Messe' bewaard gebleven. Ze documenteren de 31-jarige Rudolf Schock in één van zijn vroegste opnamen.

Anton Bruckner (1824-1896)
heeft tijdens zijn leven ernstig geleden onder een verkeerd imago. Bruckner kwam van het (Oostenrijkse) platteland, kleedde zich dienovereenkomstig en praatte in dialect. Ook al was hij tot 'Domorganist' benoemd in Linz en Wenen en componeerde hij grootse symfonieën, werd hij door de elite van gezaghebbende Weense critici als kunstenaar niet geaccepteerd. In de biografieën, die over hem geschreven zijn, wordt Bruckner telkens weer afgeschilderd als een 'weltfremde' man met weinig zelfvertrouwen. En ik vraag mij af, wat er het eerst was: zijn onzekerheid of de vooroordelen, waaraan hij bloot stond. Daarbij kwam nog, dat Bruckner "de pech" had, dat hij Richard Wagner bewonderde en zijn derde symfonie (1873) aan deze opdroeg. Dit leidde tot een artistieke botsing met Johannes Brahms, die op zijn beurt als componist door Wagner gekleineerd werd.

Inmiddels - en dit is niet de eerste keer, dat zoiets gebeurt - heeft de muzikale wereld een geheel andere kijk op de componist Anton Bruckner gekregen. Zijn imposante symfonieën worden nu theatraal bejubeld als - en ik citeer o.a. uit een lezenswaardig artikel van James McCullough - "kathedralen van klank", als "scheppingen van geheiligde ruimte". Waar Bach's muziek uitdrukking geeft aan het protestantisme, doet Bruckner's muziek dat aan een diepgevoeld rooms-katholicisme. Bruckner's melodische lijnen brengen hem in de buurt van Franz Schubert, maar de overweldigende instrumentatie is geïnspireerd op die van Richard Wagner. Zijn muzikale thema's komen overwegend voort uit de kerkmuziek, maar ook de Oostenrijkse volksmuziek heeft sporen nagelaten.

GROSSE MESSE Nr. 3, F-Moll (1868)
Anton Bruckner vond, dat alles wat hij voor z'n 40ste levensjaar geschreven had, maar "probeersels" waren. Vandaar, dat hij een symfonie uit 1863 het nummer '00' meegaf. Een symfonie uit 1869 kon echter later ook geen genade vinden en ging de geschiedenis in als Symfonie met één nul ('Die Nullte'). Maar gelukkig schreef Bruckner vanaf 1865 nog negen andere symfonieën, waarvan de laatste, 'Dem Lieben Gott gewidmet', onvoltooid bleef. Ontroerend zijn de door hem geschreven woorden, waarmee hij God om genezing van zijn ziekte bidt, zodat hij de negende symfonie nog kan afmaken.



Foto: Andrew Stringer


Wat Bruckner's religieuze werken betreft: Een 'Requiem' uit 1849 en een 'Missa Solemnis' uit 1854 werden door hem afgekeurd.
Alleen de 'Mis in d' (1864), de 'Mis in e' (1866), de 'Grote Mis in f' (1868) en het 'Te Deum' van 1883 kwamen door zijn strenge selectie.

Bruckner: 70 jaar oudJames McCullough - ik noemde hem al - wijst er in zijn artikel 'Anton Bruckner: Spirituality in the Concert Hall' op, dat in Bruckner's 'Grote Mis in f' de Maria-devotie een zeer belangrijke rol speelt. McCullough: "Het lyrische hoogtepunt van de complete Mis is het 'Et incarnatus est' uit het Credo". Bruckner "maakt de Heilige Maagd het hof', wanneer de tenor, begeleid door solo-viool, zingt over de Heilige Geest, die neerdaalt op de Moeder Gods. McCullough noemt deze tenorsolo: "een moment van aangrijpende tederheid binnen de voor het overige uiterst krachtige inleiding van het Credo".



















DE BERLIJNSE OPNAME VAN 6 OKTOBER 1946,
die (nog?) nooit officieel werd gepubliceerd, is niet compleet.
Op een in kleinere kring circulerende, technisch opvallend goede CD staan de delen 'Kyrie (Heer, ontferm U)', 'Gloria', 'Credo' en 'Agnus Dei'. Maar het 'Sanctus' en het 'Benedictus' ontbreken helaas.

CD-label Relief bracht in 2005 overigens wel de tenorsolo 'Et incarnatus est' uit op een al vaak door mij genoemde en geprezen CD-cassette t.g.v. Rudolf Schock's 90ste geboortedag.

(CD:Relief Nr.CR 3001)


















Wat de niet officiële Bruckner-CD betreft:
De mij onbekende Helma Prechter en Ursula Fröhlich beschikken over mooie, heldere stemmen en geven blijk van grote betrokkenheid. Hanns-Heinz Nissen (1905-1969), een veelzijdige bariton, die vanaf 1934 meer dan dertig jaar verbonden was aan het 'Deutsche Opernhaus Berlin', imponeert door een kloek en aangenaam klinkend stemgeluid. Rudolf Schock's vocale solo-met-vioolbegeleiding wordt inderdaad tot het 'moment van aangrijpende tederheid', dat James McCullough beschrijft. Het is een wonderschoon moment van verstilling temidden van de emotionele heftigheid van het complete Credo (begrijpelijk, maar toch jammer is, dat op de Relief-CD het effect van die door Bruckner bedoelde tegenstelling moet sneuvelen: de aanzienlijke lengte van het gehele Credo past nu eenmaal niet bij de opzet van een zangrecital).

Karl Forster dirigeert het 'Rundfunk-Sinfonie-Orchester Berlin', dat opgericht werd in 1923 en nog altijd bestaat. En hij dirigeert zijn eigen 'Chor der St. Hedwigs-Kathedrale Berlin', dat het vocale leeuwendeel van Bruckner's 'Grosse Messe' voor zijn rekening neemt. Koor, orkest, solisten en dirigent musiceren met een hartstocht, die een verpletterende indruk op mij maakt.

KARL FORSTER (1904-1963)
had als 'Priester/Domkapellmeister' zich vooral gespecialiseerd in de Gregoriaanse koorzang, in muziek van de oude Nederlandse kerkcomponisten én in de geestelijke werken van Anton Bruckner. Van 1934 tot aan zijn dood in 1963 leidde Forster het 'Chor der St. Hedwigskathedrale Berlin'. 'Zijn' kerk, die in Oost-Berlijn stond, werd in 1943 verwoest, waardoor Forster en het koor gedwongen waren overal in Berlijn concerten te geven, behalve in de 'thuiskerk' zelf. Na de bouw van de muur (1961) bleven Forster en de meeste koorleden in West-Berlijn en het zou tot in 1975 duren, dat er in de intussen herbouwde kathedraal een tweede St. Hedwigs-Domchor werd opgericht.

In 2003/4 gaven gaven beide koren een gemeenschappelijk concert ter gelegenheid van Karl Forster's 100ste geboortedag. In de jaren na 2004 vond tenslotte de werkelijke hereniging plaats. 'Thuiskerk' van een tiental verschillend gespecialiseerde koren is nu weer als vanouds de 'St. Hedwigs-Kathedrale Berlin'.











Krijn de Lege, 17 september 2009 

Keine Kommentare: