29.05.09

RUDOLF SCHOCK ZINGT JOHANNES BRAHMS


RUDOLF SCHOCK:
Zanger van klassieke liederen

 
(LINK naar Brahms: 'In stiller Nacht')


Hij begon met Brahms. Daarna kwamen Schumann, Wolf en (Richard) Strauß. Na de pauze eerst Schubert, dan twee opera-aria's en pas na  één uur en drie kwartier vervulde hij wensen van het publiek.

Adolf Stauch en Rudolf Schock 1959

















Zo ging dat tijdens het concert, dat ik als 15-jarige in Rotterdam meemaakte en zo deed Rudolf Schock dat vanaf de jaren vijftig vrijwel altijd. Klassieke liederen ('Kunstlieder') hoorden bij zijn vaste repertoire, zoals gebruikelijk binnen de traditie van de Duitse klassieke zangkunst.
Veel zalen, waarin hij zong (bijv. de Wiener Musikvereinssaal, van waaruit jaarlijks het nieuwjaarsconcert tot ons komt), waren eigenlijk te kolossaal voor de intimiteit van het klassieke lied. Maar dat kon niet anders. Een groot publiek wilde Schock nu eenmaal dolgraag horen en dat kreeg je alleen voor elkaar als je in grote zalen en hallen optrad. Van begeleiding door een orkest was er bij dit soort concerten meestal geen sprake. Een pianist achter een vleugel volstond.


Op deze manier bracht Rudolf Schock duizenden en nog eens duizenden mensen uit alle lagen van de bevolking - vaak voor het eerst in hun leven - in aanraking met het klassieke lied. Onder hen waren veel jongeren. Zij waren naar Schock komen luisteren, omdat zij hem kenden van zijn films. Dikwijls hadden ze grammofoonplaten met 'liedjes' uit die films, maar tijdens zijn concerten kregen ze ook opera-aria's geserveerd. En - alsof dat de gewoonste zaak van de wereld was - liederen van Brahms, Schumann, Schubert en Richard Strauß. Een effectievere muzikale opvoeding en 'verheffing des volks' kan ik mij niet voorstellen.

Bescheiden geschat heeft Rudolf Schock gedurende zijn leven naast alle opera- en operetteactiviteiten meer dan 300 'Liederabende' in ca 130 steden verzorgd. Hij zong ruim 200 'Kunstlieder' op de plaat, waarvan diverse liederen tweemaal. Dat gebeurde o.a. met Robert Schumanns liederencyclus 'Dichterliebe'. Van Franz Schubert nam Schock in 1958 'Die schöne Müllerin' op (met de vermaarde pianist Gerald Moore als begeleider) en later in zijn loopbaan 'Winterreise'. Het accent van Schock's lied-opnamen ligt op Schubert (zo'n 80 liederen), Schumann, R. Strauß, Wolf, Loewe en Brahms, maar ook komen we Mozart, Cornelius, Dvorák, Tschaikowsky, Grieg e.a. tegen. Schock's registratie uit 1975 van 20 'Deutsche Volkslieder' van Johannes Brahms verbindt zijn 'Kunstlied'-repertoire op logische wijze met dat van 200 'Volkslieder', die hij eveneens opnam.

'Volkslied' of 'Kunstlied'?

Volgens Rudolf Schock ontwikkelde het 'Kunstlied' zich uit het 'Volkslied'. Je kunt dat zeker zo zeggen. In eerdere teksten merkte ik al op, dat je bij een te strikte indeling in soorten muziek heel vaak vastloopt. Een scherpe grens tussen 'opera' en 'operette' is eigenlijk niet te trekken. Een exacte grens tussen 'opéra comique' en 'opéra seria' is niet af te bakenen. Een preciese grens tussen "ernstige" of "zware" (een eigenaardige aanduiding) en "lichte" of "amusements"-muziek - ik waag mij in een cultureel mijnenveld - is niet aan te geven, laat staan een sluitende formulering van het verschil tussen "lagere" en "hogere" kunst. Beter uit de voeten kan ik met het woord "klassiek", tenminste als je "klassiek" opvat als "van blijvende waarde". Jazzmuziek is om die reden "klassiek" geworden, maar dat kan zeker ook gezegd worden van menige evergreen uit het amusementsgenre.


Terug naar het 'Volks- of Kunstlied'. Opnieuw is het ondoenlijk een grens te bepalen. Het vaak genoemde verschil, dat het volkslied anoniem is en het kunstlied produkt van de samenwerking tussen een componist en een dichter gaat niet op. Muziek en tekst van de oude volksliederen en -liedjes zijn net zo goed door mensen gemaakt. Alleen weten we niet meer van wie die melodieën en teksten zijn. Tekst en melodie werden immers veelal mondeling doorgegeven of - beter - doorgezóngen en ondergingen daardoor nogal wat veranderingen. Wel kwam het voor, dat volksliedjes alsnog kunstliedstatus kregen (bv. de 'Deutsche Volkslieder' van Brahms) en omgekeerd, dat kunstliederen van bijv. componist Franz Schubert en dichter Wilhelm Müller tot het volksliederen-repertoire gingen behoren ('Am Brunnen vor dem Tore', 'Das Wandern ist des Müllers Lust' enz.). Ook kwam het voor, dat ze in operettes opdoken (zie: 'RS zingt Berté/Schubert') .

Bekijken we het van de inhoudelijke kant, komen we er ook niet uit. Van beide genres verschillen de onderwerpen nauwelijks:
Het 'Volkslied' wortelt in algemeen-menselijke ervaringen: 'jij en ik' oftewel liefdesgeluk en -verdriet, de schoonheid van de natuur, de wisseling van de seizoenen, je geboortegrond tegenover het verre onbekende, kindervreugde en -leed, God en de wereld.
Het 'Kunstlied' doet dat ook, maar van de componist en tekstschrijver zijn de namen bekend. Verder zijn muziek en tekst van veel kunstliederen gecompliceerder en daarom ontoegankelijker. Vooral dit laatste kan ertoe geleid hebben, dat 'DAS KUNSTLIED' in de uitvoeringspraktijk het 'eigendom' is geworden van een selecte kring van kenners.
Actrice Barbara Sukowa vertelt in muziektijdschrift 'Fono Forum'(2009/4) over een CD met Schumann- en Schubertliederen, die zij samen met het Schönberg-Ensemble en componist/dirigent Reindert de Leeuw "als een'normaal' mens" had opgenomen. Ze spreekt over haar aanvankelijke "angst voor de liederen, die zij een beetje moest verliezen, omdat men die met beroemde stemmen verbindt ... Mocht iemand zoals zij die liederen wel zingen? Sukowa en De Leeuw kwamen tot de slotsom: "De liederen zouden moeten worden gezongen, zoals dat vroeger bij Schubert thuis gebeurde ... aan de piano voor vrienden..".

Rudolf Schock heeft zich gelukkig nooit afgevraagd of hij wel 'Kunstlieder' mocht zingen. Maar er waren door de decennia heen kunstliedkenners, die zich dat wél afvroegen. Ze konden en/of wilden Schock als 'Lied-Sänger' niet objectief tegemoet treden. De gevolgen daarvan zijn tot op de dag van vandaag merkbaar.

'Lied-Sänger' Rudolf Schock en de muziekkritiek

Schock en Stauch in 1957 (Oostende)
















Friedrich Herzfeld, muziekrecensent van 'Fono Forum', bespreekt eind jaren VIJFTIG Schocks stereo-opname van Schuberts 'Schöne Müllerin' en de eerste van een tweetal 'Liederabend'-LP's op het Electrola (het latere EMI)-label. Herzfeld opent zijn artikel met de kritische vaststelling, dat "Rudolf Schock soms niet geheel serieus wordt genomen". Hij zoekt de oorzaak in "onze gestructureerde wereld", waarin wij alleen nog "specialisten" kunnen gebruiken. "Dat iemand meer kan dan alleen dat ene, houden wij voor onmogelijk. We willen geen veelzijdigheid".

Herzfeld veroordeelt "deze vooringenomenheid" als "onrechtvaardig en niet passend. Rudolf Schock dient als 'Lied-Sänger' volstrekt serieus te worden genomen en de nieuwe opnamen bewijzen dat". Schock's voordracht wordt - volgens Herzfeld - in wezen gekenmerkt door optimisme: "De nacht is bij Schock nooit helemaal zwart ... het tragische nooit zonder stille troost". De zanger beschikt over een "uitstekende ademtechniek", die hem in staat stelt de tekstonderdelen (frasen) van langere passages in één adem te zingen (wat het al horend begrijpen van de liedinhoud vergemakkelijkt - kdl). Rudolf Schock "biedt alles, wat muziekvrienden in onze klassieke meesters bewonderen". Zijn stem heeft "in de middenligging precies het ideale vibrato, dat de volle en ronde klank voortbrengt"..."Geen wens blijft onvervuld. Rudolf Schock zal met deze opnamen nieuwe vrienden vinden...".

Herzfeld noemt nog een reden voor de onevenwichtige acceptatie van Schock als 'Lied-Sänger': "Hij zingt zich (volgens de negatieve critici - kdl) te vleierig in het hoofd en hart van zijn aanhangers, nog meer: van zijn aanhangSTers. De herinnering aan zijn filmdeuntjes wil maar niet wijken".
Herzfeld raakt hier een kern. Wat en hoe Schock ook presteerde: zijn films en de nogal snel als "hysterisch" gekwalificeerde taferelen in de zalen stonden voor een aantal critici een eerlijke beoordeling van zijn kwaliteiten in de weg. Maar wie niet horen wil, kan nu eenmaal niet voelen. Schock's succes en populariteit kwamen niet overeen met de gewenste attitude van een serieus zanger. Zijn publiek hield zich bovendien niet aan de normen, die voor een klassiek concert passend werden geacht. Schock pleegde in feite een vorm van 'heiligschennis'.






















Zelfs in andere wél positieve krantenreacties van de jaren VIJFTIG steken zo nu en dan bedenkingen met betrekking tot het fenomeen Schock de kop op. Maar al snel laten deze critici zich opgelucht meeslepen door Schock's prestaties en de jubel om hen heen:

Stuttgarter Nachrichten - 2-11-1955: "..geen concessies aan de goede smaak...artistiek onberispelijk programma met o.a. Händel, Schubert, Brahms en Richard Strauss... presenteert zich niet als een verwende 'Star'....superieure beheersing van de registers...kopstem en 'mezza voce' voor een sublieme dynamische nuancering...deed de voor het romantisch-intieme lied ongunstige akoustiek van de grote zaal vergeten".

Österreichische Neue Tageszeitung - 13-12-1956: "meer dan een charmante cavalier...voordat hij een toon gezongen heeft, sluit iedereen hem al in het hart...ondanks zijn jeugd (!) al een 'Liedsänger' van niveau, die alles, wat hij zingt , goed doordenkt en gevoelvol veredelt. Met zijn welluidende, lyrische tenor lukt het hem, een hele avond lang, de mensen in vervoering te brengen, gelukkig te maken, hen vanuit de angst en gejaagdheid van onze tijd naar hogere, lichtere sferen te tillen...".

Hamburger Anzeiger - 19-10-1957: "..de zo geliefde en gevierde tenor zag af van goedkoop succes en bewaarde een in elk opzicht voorbeeldige attitude. In de mooie samenwerking met zijn fijngevoelige pianopartner Dr. Adolf Stauch presenteerde hij een overwegend ernstig en weemoedig programma met liederen van Pergolesi, Gluck, Tenaglia, Mozart, Schubert en Brahms.....Ook in het uitgebreide toegiften-gedeelte liet hij zich van het lied niet weglokken. Het inzicht werd bevestigd, dat men ook het grote publiek niet hoeft te onderschatten...".

Österreichische Neue Tageszeitung - 18-5-1961: " Rudolf Schock: het geheim van fascinatie is tijdloos...liedzangers, die de grote 'Wiener Musikvereinssaal' vol kunnen krijgen, zijn zeldzaam...en hij is in staat de grootte van deze voor de liedkunst te immense prachtruimte ook nog eens te doen vergeten: iedereen gelooft dat de zanger alleen voor hem - en vooral alleen voor haar - zingt...de oorzaak hiervan was natuurlijk die stem met dat wondermooie, lyrische timbre. Als Schock Haydns 'Sympathie' of 'Treue' zingt, straalt haar milde glans in de ruimte, stelt men vast, dat er niets is, wat Schock technisch niet volmaakt aan zou kunnen..door de eenvoud is zijn uitdrukkingsvermogen overweldigend..niet slechts uiterste intelligentie, maar boven alles: hart! Het gebouw aan de Karlsplatz beefde letterlijk onder de stormen van applaus en toejuichingen voor de zanger en zijn geweldige begeleider Robert Wallenborn"

Passauer Neue Presse - 20-4-1967: "Zijn bijzonder smaakvolle programma omvatte in meerderheid minder bekende liederen, waarvan hij tekst en melodie met voorname ingetogenheid, maar waar nodig ook impulsief, met groot kunstenaarsinzicht volmaakt tot hun recht wist te doen komen.."













Rudolf Schock's veranderende vocale mogelijkheden worden in de loop van de jaren ZESTIG ruimschoots gecompenseerd door een verdere groei als uitvoerend kunstenaar.

In Friedrich Herzfeld's kleine Schock-biografie uit 1962 (zie: 'RS, zanger & vertolker, deel 3') merkt de schrijver nog op, dat je bij Schocks interpretatie van de meer bittere liederen voelt, dat de zanger "uiteindelijk zijn leed zal overwinnen". "Maar - zegt Herzfeld - bv. de 'Müllerin'-liederen zijn nog geen 'Winterreise', die Schock met verstandige zelfkennis ook niet zingt".
Acht jaar later - 1970 - neemt Schock echter Schubert's 'Winterreise' op en zingt hij de cyclus in de concertzaal. Van een al dan niet vermeend optimisme in Schock's interpretatie is dan geen sprake meer.
In 1965 begroet opera- en zangexpert Leo Riemens enthousiast Schock's nieuwe Schubert- en Schumann-opnamen op het toentertijd nieuwe platenlabel 'Eurodisc'. Riemens vindt, dat Rudolf Schock's liedinterpretatie meer diepgang heeft gekregen: Hij kleurt de liederen nu gedifferentieerder in.
Ook Riemens prijst Schock's adembeheersing, die zo belangrijk is voor het begrijpelijk overbrengen van een tekstinhoud op de toehoorder. Schock slaagt - volgens Riemens - er als eerste zanger in, bepaalde lied-frasen "op één (lange) adem" te zingen.

Schock's liedopnamen van LP naar CD
Lange tijd werden maar een paar (kunst)liederen, gezongen door Rudolf Schock, op CD aangeboden.
Belangrijkste oorzaak was het imago-probleem, dat de zanger een groot deel van zijn leven heeft achtervolgd: het aantoonbaar foute imago van de "alleen maar operette-zanger". Bij zo'n imago ligt 'opera' al lastig, laat staan liederen van Schubert, Schumann enz. Producenten zien daar geen brood in.

Het is voor de reputatie van Rudolf Schock dan ook buitengewoon goed geweest, dat vanaf 2000 de radio-archieven zijn opengegaan en muziekliefhebbers over de gehele wereld opnieuw kennis hebben kunnen maken met de grote, veelzijdige zanger, die de tenor Schock in de jaren 40, 50 en 60 van de vorige eeuw was.
Kleine CD-maatschappijen produceerden ineens voor een nog bestaand, maar ook nieuw publiek met veel succes interessante en kwalitatief goede radio-opnamen met Rudolf Schock. Veel opera en operette - compleet en losse fragmenten -, maar ook werken als Händel's 'Messias' en Beethoven's 'Missa Solemnis'.   
EMI (nu WARNER) bracht bijna haar gehele Schock-repertoire - op de liederen na (!) - op de CD-markt en SONY (toen BMG/EURODISC) probeerde (en probeert) graantjes mee te pikken, waarbij zij tamelijk onhandig op de Schock-revival inspeelde.

Daarna waren het weer kleine CD-producenten, die aan Schock's liedrepertoire op EMI herinnerden!
In 2008 wijdde CD-Label 'Membran' uit haar Schock-10CD-box (Membran/Documents-Order No: PC 232541 321) één CD grotendeels aan de 'Lied-Sänger Rudolf Schock' (voor meer informatie zie: 'RS op CD'). De technische kwaliteit van de kopieën is wisselend, maar over het geheel genomen ruim voldoende (o.a. vier stereo-opnamen van Richard Strauß-liederen!).

CD-Label 'Gala' zette 2009 een grotere stap: Gala verzamelde 'oude platen en bandjes' en stelt daarmee een 4CD-box samen met o.a. vrijwel alle kunstliederen van Schock's EMI-repertoire (GL 100.672). Mijn vreugde over deze uitgave werd echter ernstig getemperd door de doffe geluidskwaliteit van de digitale remastering. Ook werden notabene de stereo-opnamen in mono omgezet (zie ook 'RS op CD').

In 2012 verscheen bij 'Membran/Documents' een 2e Schock-10CD-box, waarin o.a. nog eens zijn opnamen voor EMI ('Nachklang einer geliebten Stimme', order nr: 233518) 
Helaas bleek ook deze uitgave nog niet de definitieve opname van Rudolf Schock's EMI-'Kunstlied'-verzameling.
Dat is jammer, want door de bank genomen is de geluidskwaliteit passabel: we horen dit keer gelukkig vrijwel alle hoge tonen en bv. 'Die schöne Müllerin' is nu eindelijk op respectabale wijze gedocumenteerd.
Maar het meeste materiaal is mono, terwijl EMI vrijwel alles - op de 'Dichterliebe' van jan. 1957 na - stereo opnam.
De digitalisering van Schumann's 'Dichterliebe' is matig gelukt: of de gebruikte plaat/tape was te versleten, of de remastering had beter gekund: er zijn veel bijgeluiden en Schock's stem klinkt in de zachte, tere passages ongeprofileerd en diffuus. Merkwaardig is, dat Membran in de Schock-box van 2008 vier liederen uit de 'Dichterliebe' liet horen, die wél acceptabel klonken!

Het wachten is nu nog op die ene, definitieve, geluidstechnisch perfecte publicatie van Schock's EMI-liedopnamen op CD!

Rudolf Schock's 'KUNSTLIEDER' ook op 'YOUTUBE'!

"Schockvereerders" en muziekliefhebbers in het algemeen plaatsten sinds 2007 vele opnamen van Rudolf Schock op 'YouTube', waaronder zelfs complete opera's, operettes, bioscoopfilms, maar OOK een groot gedeelte van Schock's 'Kunstlieder'-repertoire. Van Franz Schubert tot Robert Schumann en van Richard Strauß tot Hugo Wolf!
(NB: In de meeste  gevallen gaat het hier wel om uploads van de hiervoor genoemde genoemde lied-CD's.)
 
Het is verhelderend, de positieve reacties van YouTube-bezoekers te lezen, die nog nooit van Rudolf Schock gehoord hadden.
De Fonoforum-recensie van Friedrich Herzfeld eind jaren 50 blijkt weer actueel: "Geen wens blijft onvervuld. Rudolf Schock zal nieuwe vrienden vinden".
Zoals bijvoorbeeld YouTube-bezoeker 'Libro07' (32 jr) uit Canada: 'These are very strong performances...superb lyrical line here...spinto (= indrukwekkend dramatische kwaliteiten) intensity...perfect dynamics...excellent taste...one of the greatest tenors of the 20th century...he is far too little known internationally'.
Of de 25-jarige 'White Profundo': 'Neben Fritz Wunderlich der beste deutsche Tenor...prachtvolles Gefühl...grandios-beschwingtes Vibrato...diese Liebe zur Musik...wahrhaft ein Genuß'.
Een 45-jarige man of vrouw uit Australië bekent: 'Hatte Risse in meinen Augen(is ontroerd) hörend auf das', waarmee het Straußlied 'Morgen' wordt bedoeld.

Ook elders op internet is 'Lied-Sänger Rudolf Schock' onderwerp van gesprek: Fischer-Dieskau-fan Ralph Kickinger vindt van alle Schubert-stemmen de uitdrukkingskracht en dynamiek van Dietrich Fischer-Dieskau de mooiste, "misschien Rudolf Schock uitgezonderd". En iemand onder de schuilnaam 'Siegfried' verklaart: "Gefühlvoller kenne ich die Müller-Lieder nicht als von Rudolf Schock gesungen".

Samenvattend
durf ik de stelling aan, dat Rudolf Schock een interessante, misschien wel uitzonderlijke plaats inneemt in de uitvoeringspraktijk van de liedkunst.

Zoals 'Die Zeit' schreef: "Schock benadert elke soort muziek op een volledig open manier en met onbevangen natuurlijkheid".
Benjamin Künzel (Magazin.klassik.com) formuleert op 28 maart 2007 in een 'Zauberflöte'-kritiek: ".. Rudolf Schock heeft een feilloos gevoel voor de theatrale werkzaamheid van de vocale interpretatie. Hij articuleert niet alleen uitnemend, hij meent ook, wat hij zingt. Schock verstaat de kunst, een onverbrekelijke en duidelijk waarneembare eenheid van muziek en tekst te realiseren..".
Vervolgens zegt Künzel, dat dit vermogen Schock's latere loopbaan in het amusementsgenre en als vertolker van 'Volkslieder' begrijpelijk maakt.
Graag voeg ik daaraan toe, dat dit vermogen gedurende Rudolf Schocks hele zangersleven ook zijn unieke niveau als 'Kunstliedsänger' heeft bepaald.

Voortreffelijke pianopartners

Rudolf Schock en Adolf Stauch



































In de gebonden uitgave van Rudolf Schock's biografie staan uitvoerige lijsten van Schock's immense repertoire op 'Bühne', podium en grammofoonplaat. Volgens een Franse criticus laten die lijsten zich lezen "als een 'complete muziek-encyclopedie". In de biografie worden in een tussentekst negen piano-partners van Schock genoemd: Hertha Klust, Werner Baer, Dr. F.W. Donat, Ivan Eröd, Prof. Victor Graef, Hellmut Hidegéthi, Dr. Adolf Stauch, Robert Wallenborn en Günther Weissenborn. De opsomming is niet compleet: ik mis bv. de namen van Gerald Moore ('Die schöne Müllerin' van Schubert), Erhard Michel (liederen van Tschaikowsky) en Herbert Heinemann ('Fünf Chinesische Gesänge' van Hans Ebert).

Schock trad tussen 1947 en 1960 het meest op met Dr. Adolf Stauch (1903-1981). Vanaf eind 1962 begon de samenwerking met de toen 26-jarige Ivan Eröd (1936).

Eröd en Schock

















Na 1974 musiceerde Schock vaak met Hellmut Hidégethi. Het merendeel van zijn lied-opnamen voor de grammofoonplaat maakte Rudolf Schock met Adolf Stauch en Ivan Eröd. Over Adolf Stauch, die al vanaf 1937 in Schock's leven een hoofdrol vervult, staan artikelen op Rob van Brink's Rudolf Schock-site: http://www.rudolfschock.nl.
Informatie over componist en pianist Ivan Eröd is te vinden op diens site http://www.ivan-eroed.at en in deze blog onder: 'RS s(z)ingt Alban Berg'.


Hidégethi en Schock
















Met de concertpianist Hellmut Hidegéthi, die Schock op de plaat begeleidt in de 'Deutsche Volkslieder'-cyclus van Brahms, maakte Rudolf Schock in 1974 kennis via de pianolessen van dochter Dagmar Schock.

Johannes Brahms (1833 - 1897)





















Als tienjarig - Hamburgs - wonderkind treedt hij al op als pianist.
Een paar jaar later speelt hij in havenkroegjes.
Dan maakt hij concertreizen, vaak als piano-begeleider van de Hongaarse violist Reményi.
Hij ontmoet Liszt en Schumann, wordt actief als koordirigent en begint te componeren. De piano is daarbij zijn uitgangspunt.























Als componist raakt Johannes Brahms in een artistiek isolement: Collega-componisten als Anton Bruckner en Richard Wagner hebben kritiek op zijn werk en ook Franz Liszt ziet er niet zoveel in. Brahms voelt zich weliswaar thuis bij traditionele muziekvormen, maar slaat desondanks een andere richting in. Ritmisch wijkt hij af van het vertrouwde en de door hem gekozen verschillen in hoogte tussen gelijktijdig of direct na elkaar gezongen of gespeelde tonen (intervallen) klinken velen vreemd in de oren.
Bruckner, Wagner en Liszt onderkennen echter niet, dat Brahms zijn tijd vooruit is! Hij wordt een voorbeeld voor jonge componisten en blijkt richtinggevend voor de nieuwe muziek van de twintigste eeuw.














Rudolf Schock zingt Johannes Brahms

Mijn Brahms/Schock-collectie telt 34 van LP naar CD gecopieerde Brahms-liederen: 12 'Kunstlieder', 20 'Volkslieder' en 2 'Volks-Kinderlieder'.
Rudolf Schock zong de liederen op drie momenten in zijn loopbaan:

In 1959 met Adolf Stauch als begeleider; in 1965/1966 met Ivan Eröd en in 1975 met Hellmut Hidegéthi.



















Veranderingen in de stem zijn door de jaren heen onvermijdelijk:
In 1959 zingt Schock het korte, overrompelende lied 'Heimkehr' met volle, krachtige stem in overeenstemming met het wereldbestormende karakter ervan: alles moet wijken om weer bij de geliefde te zijn.
In de jaren 60 ontkomen we niet aan een enkele geforceerde toon en in 1975 niet aan een afnemende vocale flexibiliteit van de dan 60-jarige zanger.
Maar deze opmerkingen doen aan het bewonderenswaardige eindresultaat niets af. Je maakt ze voor het geval. dat iemand niet wil/kan horen, hoe ideaal  eigenlijk Rudolf Schock bv. de 'Deutsche Volkslieder' in 1975 uitvoert. Je zegt dat dan volledigheidshalve om niet 'selectief doof' te lijken.


















Over de 'Deutsche Volkslieder' (1893/1894)

Brahms laat de oude liederen onaangetast en hun dialect ongemoeid: "Ik ben gek op 'plattdeutsch'. Dat is voor mij geen taal, maar het hart, dat spreekt"!

De toegevoegde waarde van de volksliederen zijn de piano-arrangementen van Johannes Brahms. Die arrangementen zijn de factor, die - samen met de solostem - losse liederen tot een nieuwe muzikale eenheid smeedt. Binnen die eenheid lijkt het nogal zwaarmoedige karakter van veel liederen te worden geaccentueerd.
Na enkele keren Schock's keuze van 20 'Deutsche Volkslieder' beluisterd te hebben, kreeg ik steeds sterker het gevoel, dat ik eigenlijk naar een tragisch aflopende liefdesgeschiedenis had geluisterd.
In het begin gaan de liederen over verliefdheden en de liefde met al haar voorspelbare hoogte- en dieptepunten. Plotseling echter 'speelt er' in het weemoedige 'Da unten im Tale' 'ook wel een beetje bedrog mee'. De zanger lijkt te gaan twijfelen: 'ik wil...zo vrolijk zijn, ik hoop dat me dat zal lukken'. Hij wil zijn vrijheid behouden, maar is bang bedrogen te worden. Opeens 'haat' hij het meisje, dat nu eens van de één en dan weer van de ander houdt en 'daarom wel uit Vlaanderen (?) moet zijn'. De voorlaatste twee liederen gaan weer over onbetrouwbaarheid, waarvoor men moet oppassen ('Hüt' du dich') en over de natuur, die hem op alle mogelijke manieren terzijde staat, als hij klaagt over het meisje, dat 'hij verloren heeft'.

In het laatste lied: 'In stiller Nacht, zur ersten Wacht' blijft de wanhopige minnaar in smartelijke eenzaamheid achter: 'de maan wil ondergaan, de vogels zwijgen en nergens is meer enige vreugde. Alleen de sterren "wollen mit mir weinen" en de wilde dieren "mit mir trauern" temidden van stenen en ravijnen'.
Het slotlied van de cyclus ervaar ik als zo aangrijpend, dat ik ertoe neig, een vergelijking te maken met dat andere lied, waarmee Franz Schubert zijn 'Winterreise' afsluit.
De oorsprong van het volkslied 'In stiller Nacht' is een religieus 'Trauer-Gesang von der noth Christi am Oelberg in dem Garten'.
Die klaagzang over de eenzaam lijdende Jezus op de helling van de Olijfberg in de hof van Gethsémane is niet anoniem gebleven. Van de tekst is inmiddels zeker, dat hij werd geschreven door priester/dichter Friedrich Spee von Langenfeld (1591-1635). De muziek is misschien ook van hem. Een sluitend bewijs daarvoor ontbreekt echter.
Van 'Volkslied' naar 'Kunstlied': het hoeft maar een heel klein stapje te zijn.

Krijn de Lege, 1 juli 2009/21 april 2014